Erfelijkheid en evolutie

1. Door variatie verschilt het fenotype en genotype van een broer en een zus

2. tumor

2.1. het onstaat door mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling

3. kanker

3.1. een kwaadaardige tumor

4. albino

4.1. Bij een albino is het lichaam niet in staat op pigment te maken

5. mutatie

5.1. een plotselinge verandering van het genotype heet een mutatie

6. variatie in genotypen

7. meiose

7.1. Bij meiose krijgt iedere doctercel 1 chromosoom van elk paar

8. geslachtschromosomen

8.1. Een geslachtscel van een mens heeft niet 46 chromosomen maar 23 chromosomen

9. de genen in 1 celkern bevatten samen alle informatie voor je erfelijke eigenschappen. Deze verzameling noem je het genotype.

10. Een vrouw heeft XX-chromosomen. Een man heeft XY-chromosomen

11. geslachtschromosomen

12. paren

12.1. Je hebt 23 paren chromosomen in een celkern

12.2. Een gen bestaat uit verschillende stukjes DNA die samen de informatie bevatten voor een eigenschap

13. DNA

13.1. in het DNA is de informatie opgeslagen voor je erfelijke eigenschappen.

14. celdeling

14.1. Bij elke celdeling worden eerst de chromosomen gekopieerd. Daarna deelt de cel zich

15. gen

16. genotype

17. fenotype

17.1. alle eigenschappen van een organisme noem je het fenotype

18. chromosomen

18.1. Elke lichaamscel bevat 46 chromosomen. Chromosomen zijn lange dunne draden in de celkern