Comienza Ya. Es Gratis
ó regístrate con tu dirección de correo electrónico
par 2.1 por Mind Map: par 2.1

1. het wonder van de nijl

1.1. Hoe?

1.1.1. overvloedige regenval in Ethiopie

1.1.2. de egyptenaren dachten dat de goden het deden

1.2. Wat?

1.2.1. In de zomer steeg het waterpeil zo hoog dat de oevers overstroomden. Dan lag het een paar maanden onderwater. En als het daalde bleef er vruchtbare modder genaamt slib

1.2.1.1. slib

1.2.1.1.1. boeren zaaiden hun graan en andere gewassen in slib

1.2.1.1.2. ieder zomer kwam er nieuw slib

2. Ambachten

2.1. huis opgegraven

2.1.1. 1978

2.1.2. van een pottenbakker

2.1.2.1. kookpotten maken voor klanten uit de buurt

2.1.2.2. merkte zijn potten met zijn duimafdruk in de natte klei

2.1.3. bewoond rond 3600 V.C

2.2. landbouwoverschot

2.2.1. door de gunstige natuurlijke omstandigheden

2.3. meer ambachten

2.3.1. er kwamen werkplaatsen voor de nieuwe ambachten

2.3.1.1. alles werd met de hand gemaakt

2.3.2. bakken van potten

2.3.3. maken van kleren

2.3.4. het bewerken van metaal

3. Wonen en werken in de steden

3.1. Egypte had een goeie economie

3.1.1. de boeren maakten altijd genoeg eten

3.1.2. er was veel werk voor ambachtslieden

3.1.3. handelaren hadden heel veel om te verhandelen

3.1.4. hierdoor groeide de bevolking

3.1.5. steeds meer mensen gingen leven van ambachten en handel

3.1.5.1. verschillende dorpen groeiden rond 3000 V.C uit tot steden

3.1.5.1.1. er ontstond een landbouwstedelijke samenleving

4. herodotus was een belangrijke griekse bron

5. Leven bij de rivier

5.1. Nijl

5.1.1. geprezen door de egyptenaren

5.1.2. belangrijke landbouw plek

5.1.3. stroomt vanuit het zuiden

5.1.3.1. in het noorden word het moeras, in de vorm van een driehoek

5.1.3.1.1. Delta

5.1.3.1.2. beneden egypte

5.1.4. in de Nijlvallei is in 5500 v.c een landbouw samenleving ontstaan

6. irrigatie van het land

6.1. verzorgen

6.1.1. veel dammen, vijvers en kanalen aangelegd.

6.1.2. water scheppen op de akkers

6.1.2.1. sjadoef (een soort waterschep)

6.2. plantages

6.2.1. verbouwen van graan, gerst en vlas

6.2.2. hoger gelegen tuinen

6.2.2.1. groenten

6.2.2.1.1. uien

6.2.2.1.2. asperges

6.2.2.1.3. kool

6.2.2.1.4. prei

6.2.2.1.5. sla

6.2.2.2. fruit

6.2.2.2.1. meloenen

6.2.2.2.2. appels

6.2.3. wijngaarden

6.2.3.1. druiven

6.2.4. langs de Nijl

6.2.4.1. papyrus

6.2.4.1.1. soort van riet

6.2.4.1.2. matten

6.2.4.1.3. sandalen

6.2.4.1.4. papier

7. Handel

7.1. markt

7.1.1. niet met geld betaal maar ruilen

7.1.2. munten bestonden nog niet

7.1.3. ontstonden aan de oevers van de Nijl

7.2. vervoer

7.2.1. spullen in roei en zeilboten de rivier af laten drijven

7.2.2. over land werden ezels gebruikt, die over smalle zand paadjes liepen

7.3. ruilhandel

7.3.1. er kwam een groep mensen die zich specialiseerde in de ruilhandel

7.3.1.1. er werd gehandeld op grotere afstand met ander volk in een ander gebied

7.3.1.2. in het zuiden haalden ze ivoor, ebbenhout en wierook

7.3.1.3. uit landen aan de oostkust van de middellandse zee haalden ze hout en tin

7.3.1.4. er was handel met Griekenland