Woordenschat

1. Netwerken

1.1. Betekenis

1.2. Vorm

1.3. Categorie

2. Viertakt

2.1. 1 woorden aanbieden in een betekenisvolle context --> voorbewerken

2.2. 2 betekenissen verduidelijken --> semantiseren

2.2.1. Uitleggen

2.2.2. Uitbeelden

2.2.3. Uitbreiden

2.3. 3 consolideren

2.3.1. Herhalen en oefenen

2.4. 4 controleren

2.4.1. Actief of passief onthouden

2.4.2. Toetsen

2.4.3. Observeren

3. Streeflijsten

3.1. Elk kind kent deze woorden

3.2. BAK lijst --> Kleuters

3.3. WAK lijst --> oudere kinderen

3.4. TAK lijst --> alle kinderen

4. 1 voorbewerken

4.1. Stimuleren

4.2. Begin situatie creëren

4.3. Voorkennis activeren

4.4. Concreet

5. Diepere woordenschat

5.1. Lezen

5.2. Schrijven

5.3. Mondelinge communicatie

5.4. Interactief taalonderwijs

6. Woordgeheugen

6.1. Lange termijn geheugen

7. Betekenisvolle context

7.1. oefenen op verschillende momenten

7.2. doelgericht

7.3. Thema gericht

8. woordstrategie

8.1. Vanaf groep 4