1. Motieven
1.1. Geloof in God
1.1.1. Karel luistert naar de engel
1.1.2. Voert opdracht van God uit
1.1.3. Tijdens gevecht bid Karel en breekt daarna het zwaard van Elegast
1.1.4. Karel bid om de gene die de waarheid spreekt het gevecht te winnen tussen Elegast en Eggeric
1.2. Bijgeloof
1.2.1. Karel denkt dat de ridden in het bos de duivel is.
1.2.1.1. Omdat de ridder en zijn paard beide zwart zijn.
1.2.2. Elegast gebruikt toverkruid waarmee hij dieren kan horen praten.
1.3. Ridderlijk
1.3.1. Tijdens het gevecht van Karel en de ridder brak het zwaard van de ridder (Elegast). Karel besloot hem niet te doden omdat dit als ‘laf’ wordt gezien.
1.3.2. Elegast steelt alleen van rijken en niet van de armen.
1.3.3. Toen Eggeric van zijn paard viel tijdens het gevecht met Elegast, liet Elegast hem terug op zijn paard stappen en ging toen pas verder met het gevecht.
2. Personages
2.1. Koning Karel de Grote
2.1.1. Grote vorst
2.1.2. Dure/ mooie kleding
2.1.3. Machtig
2.1.4. Rijk
2.1.5. Goede vechter
2.1.6. Dapper
2.1.7. Streng gelovig
2.2. Elegast
2.2.1. Goede vechter
2.2.2. Ridderlijk
2.2.3. Streng gelovig
2.2.4. Dapper
2.2.5. Dief
2.2.5.1. Steelt van rijken maar niet van armen
2.2.6. Leenman van koning Karel de Grote
2.2.6.1. Wordt verbannen door Karel wegens diefstal.
2.2.6.1.1. Karel heeft spijt van het straffen tegen Elegast.
2.3. Eggeric van Eggermonde
2.3.1. Wilt koning Karel vermoorden
2.3.2. Leenheer en zwager van Karel
2.3.2.1. Getrouwd met Karel’s zus
2.3.3. Wilt macht hebben
2.3.4. Onbetrouwbaar
2.3.5. Geen respect tegenover zijn vrouw
2.4. Ridder
2.4.1. Steelt van Karel
2.4.2. Vecht met Karel
2.4.3. Karel doet zich voor als Adelbrecht r
2.4.4. Blijkt Elegast te zijn
3. Tijd en ruimte
3.1. Middeleeuwen
3.2. Verhaal begint in de nacht
3.3. Verhaal eindigt de avond erna
3.4. Duur: een nacht en een dag
3.5. Kasteel van Karel
3.6. Bos
3.6.1. Gezien als onveilig