登録は簡単!. 無料です
または 登録 あなたのEメールアドレスで登録
WPO Maike Heinst により Mind Map: WPO Maike Heinst

1. PEDAGOGISCHE BEKWAAMHEID

1.1. Doelen en vaardigheden

1.1.1. Doelen stageschool: - De leerlingen zijn in staat om zelfstandig hulp te vragen wanneer een activiteit niet lukt. - De leerlingen zijn in staat om samen met andere leerlingen een activiteit goed uit te voeren door mekaar te helpen.

1.1.1.1. - Kunnen samenwerken - Zelfstandig zijn

1.1.2. Eigen doelen

1.1.2.1. Motorisch: De leerlingen kunnen na hun schoolperiode deelnemen aan de bewegingscultuur op hun niveau. --> Verbreding beweegvaardigheden

1.1.2.2. Sociaal-emotioneel: De leerlingen zijn in staat om om te kunnen gaan met winst en verlies. --> omgaan met emoties

1.1.2.3. Cognitief: De leerlingen zijn in staat om zelfstandig om hulp te vragen aan mede leerlingen of aan de docent. --> zelfregulatie

1.2. Kerndoelen

1.2.1. Boek (Stegeman, Brouwer , & Mooij, Onderwijs in bewegen, 2011)

1.2.1.1. Voor normaal lerenden

1.2.1.2. Meervoudig beperkten

1.2.1.2.1. - voortbewegen, balanceren, springen, klimmen en zwaaien. - mikken, jongleren, doelspelen, tikspelen en stoeispelen. - zwemmen en gevaarlijke situaties herkennen - omgaan met emoties, spanning en vermoeidheid. - oriënteren op buitenschoolse sport- en spelactiviteiten

1.2.2. Overheid (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2014)

1.2.2.1. - Activiteiten uit verschillende bewegingsgebieden - Spelvormen en sportactiviteiten. - Vormen van bewegen op muziek. - Zelfstandig reguleren - Positief beleven - Waarde van bewegen voor gezondheid en welzijn - Oriënteren op sport - en bewegingsmogelijkheden in zijn omgeving

1.3. Self efficacy (Zelfeffectiviteit) (van Heeringen, 2019)

1.3.1. *iemands geloof in zijn/haar eigen kunnen om succesvol te zijn in bepaalde situaties

1.3.2. zelfvertrouwen meer doelt op het ‘gevoel’ over jezelf, doelt self-efficacy meer op het doe

1.3.3. Verschijningsvormen helpen bij het verhogen van de zelfeffectiviteit bij leerlingen.

1.4. Motivatie

1.4.1. Participatiemotivatie

1.4.1.1. Ik vind het belangrijker dat leerlingen goed meedoen, dan dat zij uitstekend presteren.

1.4.2. Prestatiemotivatie

2. VAKDIDACTISCHEBEKWAAMHEID

2.1. Trendsporten (Brouwer, van Berkel, van Mossel, & Swinkels , 2015)

2.1.1. Individualisering

2.1.1.1. - Eigen verantwoordelijkheid - Minder gebonden aan sportclubs - Betrokken bij invulling van les

2.1.2. Internationalisering

2.1.2.1. - Invloeden buitenland - Trends - Youtube

2.1.3. Informalisering

2.1.3.1. - Gezagsverhoudingen minder

2.1.4. Informatisering

2.1.4.1. - Digitaal data uitwisselen - Leerlingvolgsysteem

2.1.5. Intensivering

2.1.5.1. - Beleving - Urban sports

2.2. Ontwikkelingen SBO

2.2.1. Verschijningsvormen

2.2.2. Urban Sports

2.2.3. LO-2/BSM

2.2.4. Leerlingvolgsysteem

2.2.5. Sportklassen

2.2.6. Diversiteit

2.3. Nederlandse Beweegcultuur

2.3.1. Versporting

2.3.1.1. - Traditionele sport - Prestatiegericht

2.3.2. Ontsporting

2.3.2.1. - Minder prestatie - Plezier en beleving

2.3.2.1.1. Crum: verschijningsvormen

2.3.3. Hybridisering

2.3.3.1. - kitesurfen - duatlon - waterpolo

2.4. LEREN (Impliciet leren, wat is het en hoe doe je dat?, 2020)

2.4.1. Impliciet

2.4.1.1. Onbewust leren

2.4.2. Expliciet

2.4.2.1. Bewust leren - ideaalplaatje - beweging staat centraal - direct resultaat zien

2.4.2.2. Wordt het meest toegepast

2.5. Motorische leertheoriën

2.5.1. Bernstein

2.5.1.1. - Vrijheidsgraden - Beweging bevriezen

2.5.2. Fitts & Posner

2.5.2.1. - Deel – deel – totaal methode

2.5.3. Dynamische systeemtheorie

2.5.3.1. - Exploreren van bewegingen

2.5.4. Engram

2.5.4.1. - Sensorisch engram - Oefenfase - Motorische beheersing

2.5.5. Schmidt

2.5.5.1. - Oproepschema - Herkenningsschema

2.5.6. Athletic Skills Model (ASM)

2.5.6.1. - Allround bewegen - Plezier hebben - Coördinatieve vermogens

2.5.6.1.1. - Aanpassingsvermogen - Evenwichtsvermogen - Koppelingsvermogen - Kinetisch differentiatievermogen - Ruimtelijk oriëntatievermogen - Complex reactievermogen - Ritmisch vermogen

3. VAKINHOUDELIJKE BEKWAAMHEID

3.1. Vakconcept (Stegeman, Brouwer , & Mooij, Onderwijs in bewegen, 2011): - Biologisch georiënteerde lichaamsoefeningenconcept - Vormingstheoretische lichamelijke-opvoedingsconcept - Personalistische bewegingsonderwijsconcept - Conformistische sportsocialisatieconcept - Kritisch-constructieve bewegingssocialisatieconcept

3.1.1. Eigen visie: - Personalistische bewegingsonderwijsconcept - Kritisch-constructieve bewegingssocialisatie concept

3.2. Legitimering (Stegeman, Belang van bewegingsonderwijs, 2001): - Innerschulisch - Ausserschulisch ~ übersportlich ~ innersportlich

3.2.1. Eigen visie: - Ausserschulisch ~ übersportlich

3.3. Beoordelen/evalueren (van Bochove , sd): - Summatief beoordelen - Formatief evalueren

3.3.1. Eigen visie summatief beoordelen: - Slecht --> weinig vertrouwen, geen feed up, alleen product beoordelen

3.3.2. Eigen visie formatief beoordelen: - Goed --> wel feed up, succeservaring, motiverend

3.3.2.1. Feedback Feed up Feed forward

3.3.2.2. 'Self Determination Theory'

3.3.2.2.1. Autonomie, Verbondenheid, Competenties (ABC) - meer intrinsieke motivatie --> betere prestatie

3.3.2.3. Rubrics - inzicht in ontwikkeling en prestatie - zowel proces als product - Feedback, Feed up, Feed forward

3.3.2.3.1. Belangrijke voordelen: - valide en betrouwbaar

3.4. 4 D'S

3.4.1. Validiteit (Dekkend)

3.4.1.1. WAT meet ik?

3.4.2. Betrouwbaarheid (Docent afhankelijk)

3.4.2.1. HOE meet ik?

3.4.3. Hanteerbaarheid (te Doen)

3.4.4. Transparant (Doorzichting)

3.5. Sport en Bewegen als DOEL/MIDDEL

3.5.1. DOEL

3.5.1.1. - Bewegen verbeteren - Motorische doelen

3.5.2. MIDDEL

3.5.2.1. - Bewegen heeft een andere betekenis - Andere vaardigheden ontwikkelen

3.6. Bewegen (Bax, 2008)

3.6.1. Dualisme

3.6.1.1. Bewegen als verplaatsen van lichaamsdelen t.o.v. de ruimte.

3.6.2. Realisme

3.6.2.1. Bewegen als contact maken met de omgeving

3.6.2.1.1. Proces is belangrijk, daarom mijn voorkeur.