
1. late middeleeuwen
1.1. ca.1000 - ca. 1450
1.2. stijging van de opbrengsten
1.2.1. meer geschikte landbouwgrond
1.2.1.1. bossen werden gerooid
1.2.1.2. inpoldering
1.2.2. gunstiger klimaat
1.2.2.1. warmer
1.2.3. nieuwe landbouwtechnieken
1.2.3.1. keerploeg
1.2.3.2. haam
1.2.3.3. drieslagstelsel
1.2.3.3.1. land werd verdeeld in drie slagen
1.2.3.3.2. verfijning tweeslagstelsel
1.2.3.3.3. afwisseling: wintergraan - zomergraan - braakland
1.2.3.4. karrenploeg
1.2.3.5. bemesting
1.2.4. gevolg
1.2.4.1. meer eten
1.2.4.2. ontstaan van de steden
2. vroege middeleeuwen
2.1. ca.500 - ca.1000
2.2. weinig opbrengsten
2.2.1. weinig geschikte landbouwgrond
2.2.1.1. bossen en wouden
2.2.1.2. moerassen
2.2.2. ongunstig klimaat
2.2.2.1. te koud
2.2.3. primitieve landbouwtechnieken
2.2.3.1. haakploeg
2.2.3.2. slechte bespanning lastdieren
2.2.3.3. tweeslagstelsel
2.2.3.3.1. land werd verdeeld in twee stukken; afwisselend: één bebouwd , één braakland
2.2.3.3.2. doel: grond minder snel uitputten
2.2.3.4. landbouwwerktuigen vaak nog uit hout gemaakt
3. Het domaniaal stelsel
3.1. omschrijft de organisatie van een middeleeuws domein
3.1.1. vroonhof
3.1.1.1. eigendom van de landheer
3.1.2. mansi
3.1.2.1. kleine boerderijen
3.1.2.2. bewoond door pachters
3.1.3. gemeenschappelijke gronden
3.1.3.1. bv. dries
3.1.3.1.1. driehoekig perceel grond
3.1.3.1.2. omringd door bomen
3.1.3.1.3. drinkpoel
3.1.4. bossen, weideland, steengroeves, kleiputten
3.1.4.1. het domein was zelfvoorzienend
3.1.4.1.1. autarkie