登録は簡単!. 無料です
または 登録 あなたのEメールアドレスで登録
RECHT により Mind Map: RECHT

1. Algemene Inleiding

1.1. Geheel van normatieve geldende regels

1.1.1. Objectief Recht

1.1.1.1. algemeen geldende normatieve regels

1.1.1.2. bekrachtigd door de staat

1.1.1.3. naleving is afdwingbaar

1.1.1.4. ordening van maatschappelijk leven

1.1.2. RECHT

1.1.2.1. geheel van regels

1.1.2.2. zaak van alle burgers

1.1.2.3. **niet gelijk aan** moraal

1.1.2.4. **niet gelijk aan** godsdienstige regels

1.1.3. Regels

1.1.3.1. regels: bevelen, verbieden, laten een handelswijze toe

1.1.3.2. Organieke regels

1.1.3.2.1. **niets met ** gedrag

1.1.3.2.2. **wel met** organiseren

1.1.3.3. normen stelsel van de staat (enkel dit, want staat is soeverein)

1.1.3.4. Gecreërd door de rechtspraak

1.1.3.4.1. Rechterlijke macht op haar terrein openbare macht uitoefent

1.1.4. Dwingbare bepalingen

1.1.4.1. regels die moeten nageleefd worden door iedereen

1.1.4.2. Openbare orde

1.1.4.2.1. essentiële belangen van de staat

1.1.4.2.2. gemeenschap raakt

1.1.4.2.3. privaatrecht de jurdische grondslagen bepaalt

1.2. Door de staat opgelegde of bekrachtende normen

1.2.1. Staat

1.2.1.1. etniteit die beschikt over de bevolking, gebieden en een regering die gezag uitoefent en onafhankelijk is

1.2.1.1.1. Federale Regering

1.2.1.1.2. Vlaams Gewest

1.2.1.1.3. ...

1.2.2. Normen

1.2.2.1. **Onstaan soms door gewoonten** - wet is onvolledig - algemene regel kritiseren

1.2.2.1.1. Gewoonte

1.2.2.2. Afdwingbare normen

1.2.2.2.1. Doel

1.2.2.2.2. Naleving

1.3. Normen die de ordening van het maatschappelijke leven beogen

1.3.1. Mens

1.3.1.1. Individueel

1.3.1.1.1. Zoveel mogelijk eigen materiële en geestelijke inspiraties proberen te bereiken

1.3.1.2. Sociaal

1.3.1.2.1. Bereiken van zijn zelfontwikkeling

2. Inleiding van het recht

2.1. Objectief VS Subjectief

2.1.1. Objectief recht

2.1.1.1. regels die recht toekennen en plichten opleggen

2.1.2. Subjectief recht

2.1.2.1. geeft aan hoe de naleving van materiële recht kan verzekerd worden

2.2. Publieksrecht

2.2.1. Regelt inrichting, organisatie en werking van de staat

2.2.2. Openbaarbaar gezag

2.2.3. Bevat verschillende soorten recht

2.2.3.1. grondwettelijk recht (constitutioneel recht)

2.2.3.1.1. hoofdzakelijk de Grondwet

2.2.3.1.2. regels bevatten de structuur en uitoefening van soevereine gezag

2.2.3.1.3. inrichting van staatsmachten, onderlinge verhoudingen en de grondrecht die aan de burgers zijn toegekend

2.2.3.2. administratief recht (bestuursrecht)

2.2.3.2.1. regels over inrichting en werking van de organen

2.2.3.3. strafrecht

2.2.3.3.1. materiële strafrecht

2.2.3.3.2. formeel strafrecht

2.2.3.4. fiscaal recht

2.2.3.4.1. geheel van regels betreffende het heffen en innen van belastingen

2.3. Privaatrecht

2.3.1. betrekking op private belangen

2.3.2. ordent rechtsverhouding tussen burgers

2.3.3. Bevat verschillende soorten recht

2.3.3.1. Burgerlijk recht (gemeen privaatrecht)

2.3.3.1.1. gemeenschappelijk voor alle burgers (zonder onderscheid)

2.3.3.1.2. hoofdzakelijk neergeschreven in Burgerlijk Wetboek

2.3.3.1.3. regelt courant verhouding tussen mensen

2.3.3.1.4. nu: volle evolutie

2.3.3.1.5. verschillende rechtstakken als onderdeel van Burgelijk Recht

2.3.3.2. Internationaal Privaatrecht

2.3.3.2.1. regelt welke rechters een zaak mogen behandelen

2.3.3.2.2. welk recht van toepassing is

2.3.3.2.3. bv: conflict in België van 2 mensen in het buitenland

2.4. Gemengde takken

2.4.1. sommige takken van objectief recht vertonen de kenmerken van beide categoriën

2.4.1.1. Ondernemings- en economisch recht

2.4.1.1.1. economisch recht

2.4.1.1.2. ondernemingsrecht

2.4.1.2. Vennootschapsrecht

2.4.1.2.1. afzondelijke rechtspraak

2.4.1.2.2. oprichtig, structuur, werking en verantwoordelijkheden van vennootschappen en hun organen

2.4.1.3. Burgerlijk Procesrecht

2.4.1.3.1. Publiek

2.4.1.3.2. Privaat

2.4.1.4. Sociaal Recht

2.4.1.4.1. Arbeidsrecht

2.4.1.4.2. Sociaal Zekerheidsrecht

2.5. Supranationaal vs nationaal recht

2.5.1. Supranationaal

2.5.1.1. regels die de grenzen van de saat overschrijden

2.5.1.2. Volkenrecht

2.5.1.2.1. regelt hoe landen met elkaar en met internationale organisaties omgaan.

2.5.1.3. Organisaties

2.5.1.3.1. UNO, NATO, EU

2.5.2. Nationaal

2.5.2.1. Regels die tot stand komen door de federale overheid, gemeenschappen, gewesten...

2.6. Rechtmisbruik

2.6.1. Bezit **niet gelijk aan** onbeperkt gebruik

2.6.1.1. Je mag niet zomaar alles doen met je rechten

2.6.2. Rechtsmisbruik = begrenzing

2.6.2.1. De wet beperkt misbruik van rechten

2.6.3. Opgenomen in de wet

2.6.3.1. Burgerlijke Wetboek

2.6.4. Norm: voorzichtig en redelijk persoon

2.6.4.1. Als je je recht anders gebruikt dan een normaal voorzichtig en redelijk persoon, is er sprake van misbruik

2.7. Materieel vs Formeel Recht

2.7.1. Materiaal recht

2.7.1.1. regels die rechten en plichten opleggen

2.7.1.2. bv: regels die bepalen wie welk deel van een erfenis krijgt (materieel erfrecht)

2.7.2. Formeel Recht

2.7.2.1. hoe de naleving van materiaal recht kan worden nageleefd

2.7.2.2. Regels die bepalen wat er gebeurt als iemand de wet niet volgt

3. Bronnen van het recht

3.1. Materiële rechtsbronnen

3.1.1. inspiratiebron die de inhoud van rechtsregels bepaalt

3.1.2. Factoren met invloed

3.1.2.1. Uitwendige factoren

3.1.2.1.1. Biologische, geografische, klimatologisch... gegevens

3.1.2.2. Rationele & Intellectuele factoren

3.1.2.2.1. zeden, godsdiensten en opvattingen van de bevolking

3.1.2.3. Gewoonten & gebruiken

3.1.2.3.1. een rechtsnorm kan een reeds bestaande gewoonte overnemen

3.1.2.4. Juridische inspiratiebron

3.1.2.4.1. rechtsleer, rechtspraak, rechtgeschiedenis en de rechtsvergelijking

3.1.2.5. Ideologisch wil van degene die de norm vormen

3.2. Formele rechtsbronnen

3.2.1. reden waarom regels als rechtsregels beschouwd worden

3.2.2. Verschillende vormen

3.2.2.1. gewoonte

3.2.2.2. wet

3.2.2.3. rechtspraak

3.2.2.4. rechtsleer

3.3. Wetgeving Sensu Lato

3.3.1. Onderscheid tussen formeel & materieel

3.3.1.1. Formele wet

3.3.1.1.1. Uitgevaardigd door

3.3.1.1.2. Vormd is bepalend

3.3.1.2. Materiële wet

3.3.1.2.1. Algemeen bindende regels

3.3.1.2.2. Uitgevaardigd door

3.3.1.2.3. Opgesteld door

3.4. Internationaal Recht

3.4.1. Internationale Verdragen

3.4.1.1. Afgesloten door België en andere landen

3.4.1.2. Kunnen rechtstreeks gelden in België

3.4.2. Soorten EU-regelgeving

3.4.2.1. Verordening

3.4.2.1.1. rechtstreekse werking in elke lidstaat, volledig bindend

3.4.2.2. Richtlijn

3.4.2.2.1. bindend qua resultaat, maar lidstaat beslist hoe ze het uitvoert

3.4.2.3. Besluit

3.4.2.3.1. bindend voor wie het specifiek aanbelangt

3.4.3. Voorbeelden van vedragen

3.4.3.1. UVRM

3.4.3.1.1. Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

3.4.3.2. Klimaatakkoorden

3.4.3.3. Dubbelbelastingsverdragen

3.5. Internationaal Gewoonterecht

3.5.1. Ongeschreven regels tussen staten, op basis van langdurige praktijk én rechtsovertuiging

3.5.2. Wordt toegepast als het breed aanvaard is

3.5.3. voorbeeld: verbod op agressie tussen staten

3.6. Grondwet

3.6.1. regelt inrichting van machten binnen de staat

3.6.1.1. waarborgt fundamentele rechten en vrijheden van burgers

3.6.2. oorspronkeljike

3.6.2.1. 7 februari 1831

3.6.2.2. wijzigingen

3.6.2.2.1. democratisering van kiesstelsel

3.6.2.2.2. regionaliseren van de staat

3.6.3. regelt samenstelling van wetgevende macht

3.6.3.1. Koning

3.6.3.2. Kamer van Volksvertegenwoordigers

3.6.3.3. Senaat

3.6.4. Wijziging grondwet

3.6.4.1. Startpunt

3.6.4.1.1. Wie beslist?

3.6.4.1.2. Wat doen ze?

3.6.4.2. Ontbinding Parlement

3.6.4.2.1. Parlement wordt ontbonden

3.6.4.2.2. Nieuwe verkiezingen

3.6.4.3. Nieuw Parlement (Consituante)

3.6.4.3.1. Nieuwe kamer + senaat

3.6.4.4. Voorwaarden voor wijziging

3.6.4.4.1. Beide kamers moeten akkoord zijn

3.6.4.4.2. 2/3 meerderheid van de stemmen

3.7. De Wet (Sensu Stricto)

3.7.1. Wat is een wet **sensu stricto**

3.7.1.1. Formele wet

3.7.1.1.1. Kamer

3.7.1.1.2. Senaat

3.7.1.1.3. Koning

3.7.2. Wetgevend Initiatief

3.7.2.1. Wie kan initiatief nemen?

3.7.2.1.1. Volksvertegenwoordigers of senaat

3.7.2.1.2. Koning

3.7.2.2. Voorontwerp

3.7.2.2.1. Nog niet ondertekend ontwerp door koning

3.7.3. Behandeling in parlement

3.7.3.1. STAP 1: Voorstel indienen

3.7.3.1.1. Kamerlid dient voorstel in

3.7.3.1.2. Voorstel gaat naar commissie

3.7.3.2. STAP 2: Commissies

3.7.3.2.1. Bestuderen van voorstel in detail

3.7.3.2.2. Specialisatie: justitie, financiën

3.7.3.2.3. Kunnen ook bijzondere commissies oprichten

3.7.3.3. STAP 3: Plenaire Vergadering

3.7.3.3.1. Algemene bespreking

3.7.3.3.2. Bespreking per artikel

3.7.3.3.3. Amendementen mogelijk

3.7.3.3.4. Stemming

3.7.4. Rol van Kamer en Senaat

3.7.4.1. Meestal start in kamer

3.7.4.2. Na goedkeuring --> door naar Senaat

3.7.4.3. Senaat

3.7.4.3.1. Reflectiekamer

3.7.4.4. Laatste woord ligt bij kamer

3.7.5. Laatste fase: Koning

3.7.5.1. Bekrachtiging

3.7.5.1.1. Koning stemt in met tekst

3.7.5.1.2. Doet dit via schriftelijke verklaring

3.7.5.1.3. Heeft vetorecht

3.7.5.1.4. ministers ondertekenen mee

3.7.5.2. Afkondiging

3.7.5.2.1. Koning verklaart dat wet officieel is

3.7.5.3. Bekendmaking

3.7.5.3.1. Wet verschijnt in Belgisch Staatsblad

3.7.5.3.2. Dan wordt deze bindend

3.8. Decreten en Ordonaties

3.8.1. Decreten

3.8.1.1. Uitgegeven door

3.8.1.1.1. Vlaams Parlement

3.8.1.1.2. Parlement Franse Gemeenschap

3.8.1.1.3. Waals Parlment

3.8.1.1.4. Parlement Duitse gemeenschap

3.8.1.2. Goedkeuring

3.8.1.2.1. Gewone meerderheid

3.8.1.3. Publicatie

3.8.1.3.1. Belgisch Staatsblad

3.8.1.4. Kracht van de wet binnen de bevoegdheden

3.8.1.5. Evenwaardig aan Federale wetten

3.8.1.6. Bij conflict

3.8.1.6.1. Grondwettelijk Hof beslist

3.8.2. Ordonnaties

3.8.2.1. Uitgegeven door

3.8.2.1.1. Brussels Hoofdstedelijk Parlement

3.8.2.2. Zelfde procedure als decreten

3.8.2.3. Kracht van wet binnen

3.8.2.3.1. Brussels gewest

3.9. Koninklijke besluiten

3.9.1. Uitgevaardigd door

3.9.1.1. Uitvoerende macht

3.9.1.1.1. Koning + ministers

3.9.2. Doel

3.9.2.1. Wetten verder uitwerken

3.9.3. Toezicht door

3.9.3.1. Raad van State

3.9.3.2. Rechterlijke macht

3.9.4. In werking

3.9.4.1. 10 dagen na publicatie

3.9.5. Koning mag enkel doen wat in grondwet staat

3.9.6. Minister bereidt besluit voor

3.9.6.1. Koning ondertekent

3.10. Ministriële besluiten

3.10.1. Uitgevaardigd door

3.10.1.1. Ministers

3.10.2. Detailleren van

3.10.2.1. Koninklijke besluiten

3.10.3. Ondergeschikt aan

3.10.3.1. De wet

3.10.3.2. Koninklijke besluiten

3.10.4. Publicatie

3.10.4.1. Staatsblad

3.11. Besluiten van deelregeringen

3.11.1. Decreten en ordonnaties worden uitgewerkt via deelregeringen

3.11.2. Koning heeft geen rol

3.11.3. Uitgevaardig door

3.11.3.1. Vlaamse regering

3.11.3.2. Waalse gewestregering

3.11.3.3. Franse gemeenschapsregering

3.11.3.4. Duitse gemeenschapsregering

3.11.3.5. Brussels Hoofdstedelijke regering

3.11.4. Zelfde niveau als koninklijke besluiten

3.12. Provinciale & gemeentelijke reglementen

3.12.1. Provinciale reglementen

3.12.1.1. Uitgegeven door

3.12.1.1.1. Provincieraad

3.12.1.2. Publicatie

3.12.1.2.1. Bestuursmemoriaal

3.12.1.3. Krijgen kracht na 8 dagen

3.12.2. Gemeentelijke reglementen

3.12.2.1. Lokaal uitgevaardigd

3.12.2.2. algemeen bindend in de gemeente

3.13. Rechtspraak

3.13.1. **Wat is rechtspraak?**

3.13.1.1. Geheel van rechterlijke uitspraken

3.13.1.2. Toepassing van wetten in concrete gevallen

3.13.1.3. = jurisprudentie

3.13.2. **Waarom nodig?**

3.13.2.1. Wetten = algemeen

3.13.2.1.1. kunnen niet alles voorzien

3.13.2.2. rechter moet wettekst interpreteren

3.13.2.3. onduidelijkheid?

3.13.2.3.1. Rechter moet bepalen wat geldt

3.13.3. Hulpmiddelen van de rechter

3.13.3.1. Analogie

3.13.3.1.1. wet toepassen op gelijkend geval

3.13.3.1.2. ookal is het geval niet expliciet voorzien

3.13.3.2. Rechtsverfijning

3.13.3.2.1. uitzondering om algemene regel

3.13.3.2.2. omgekeerde analogie

3.13.3.3. Creatieve functie

3.13.3.3.1. geen bestaande regel

3.13.3.3.2. Wettelijke plicht om uitspraak te doen

3.13.4. Grenzen van rechtspraak

3.13.4.1. Geen algemene gelding

3.13.4.2. rechter is niet gebonden aan eerdere uitspraken

3.13.4.3. voorkeur voor constante uitspraak

3.13.4.3.1. rechtszekerheid

3.13.5. Constante rechtspraak

3.13.5.1. Wanneer vergelijkbare zaken consequent op dezelfde manier beslist worden

3.13.5.1.1. Groot feitelijk gezag

3.13.5.2. Vooral door uitspraken van

3.13.5.2.1. Hof van Beroep

3.13.5.2.2. Hof van Cassatie

3.14. Rechtsleer

3.14.1. **Wat is het?**

3.14.1.1. Standpunten van rechtsgeleerden

3.14.1.2. Wetenschappelijke publicaties

3.14.1.2.1. Juridische thema's

3.14.2. Eigenschappen

3.14.2.1. Geen formele rechtsbron

3.14.2.2. Niet bindend

3.14.2.2.1. Meer gezaghebbend

3.14.2.3. Belangrijk bij

3.14.2.3.1. Interpretatie van wetten

3.14.2.3.2. Rechtspraak

3.14.3. Functie

3.14.3.1. Indirecte (materiële) bron

3.14.3.2. Beïnvloedt

3.14.3.2.1. Wetgeving

3.14.3.2.2. Rechterlijke uitspraken

3.15. Gewoonte

3.15.1. **Wat is het?**

3.15.1.1. Ongeschreven rechtsregels

3.15.1.2. Onstaan uit

3.15.1.2.1. Herhaaldelijke gedragingen

3.15.1.2.2. rechtsovertuiging

3.15.2. **2 elementen**

3.15.2.1. feitelijk

3.15.2.1.1. gedrag wordt algemeen gevolgd

3.15.2.2. psychologisch

3.15.2.2.1. overtuiging dat gedrag juridisch verplicht is

3.15.3. Vereisten

3.15.3.1. Algemeen en openbaar gedrag

3.15.3.2. Overtuiging dat het recht is

3.15.3.3. Erkennning door overheid

3.15.4. Functie

3.15.4.1. Aanvullend op bestaande wetten

3.15.4.2. Vaak basis van latere wetgeving

3.15.4.2.1. Burgerlijke wetboek

3.15.5. Beperkingen

3.15.5.1. Moeilijk te bewijzen

3.15.5.2. Soms lokale verschillen

3.15.5.2.1. bemoeilijkt rechtsverkeer

3.15.5.3. Minder soepel als moderne rechtsverkeer

3.16. Algemene rechtsbeginselen

3.16.1. **Wat is het?**

3.16.1.1. Fundamentele opvatting waarop recht gebouwd is

3.16.1.2. Niet geschreven

3.16.1.2.1. Juridisch bindend

3.16.2. Voorbeelden

3.16.2.1. Iedereen wordt geacht de wet te kennen

3.16.2.2. Recht van verdediging

3.16.2.3. Onpartijdigheid van rechter

3.16.3. Functie

3.16.3.1. Formele bron van recht

3.16.3.2. Versterkt samenhang tussen rechtstakken

3.16.3.3. Maakt recht

3.16.3.3.1. Menselijker

3.16.3.3.2. Flexibeler

4. Structuren & Instellingen

4.1. Algemene beginselen

4.1.1. Federale staat

4.1.1.1. Geschiedenis

4.1.1.1.1. België werd in 1830 onafhankelijk als **eenheidstaat**

4.1.1.1.2. 6 staatshervormingen

4.1.1.2. Waarom?

4.1.1.2.1. culturele en regionale identiteiten te verzoenen

4.1.2. Erfelijke Constitutionele Monarchie

4.1.2.1. België = Monarchie

4.1.2.1.1. Koning is staatsleider

4.1.2.2. Rol Koning

4.1.2.2.1. Van oorsprong:

4.1.2.2.2. In België

4.1.2.2.3. Koning heeft symbolische/grondwettelijke rol

4.1.2.2.4. Parlement heeft hoogste macht

4.1.2.3. Structuur

4.1.2.3.1. Monarchie

4.1.2.3.2. Macht verdeeld

4.1.3. Rechtstaat

4.1.3.1. Wat?

4.1.3.1.1. België is een rechtstaat

4.1.3.2. Kenmerken

4.1.3.2.1. Macht wordt beperkt door recht

4.1.3.2.2. Bescherming van burgers door:

4.1.4. Structuur van België

4.1.4.1. Niveau 1: Hoofdniveau

4.1.4.1.1. 3 gemeenschappen

4.1.4.1.2. 3 gewesten

4.1.4.1.3. Federale overheid

4.1.4.1.4. Allen hebben

4.1.4.2. Niveau 2: Provincies

4.1.4.2.1. Onder toezicht van

4.1.4.3. Niveau 3: Gemeenten

4.1.4.3.1. Ondergeschikt

4.1.5. Politieke Instellingen

4.1.5.1. Politiek instelling

4.1.5.1.1. organen die wetten maken of uitvoeren

4.1.5.2. Wetgevende macht

4.1.5.2.1. Federale parlement

4.1.5.3. Uitvoerende macht

4.1.5.3.1. Federale regering

4.1.5.4. Rechterlijke macht

4.1.5.4.1. **geen** politieke instelling (apart behandeld)

4.1.6. Scheiding Der Machten

4.1.6.1. Wat?

4.1.6.1.1. 3 machten

4.1.6.2. Doel?

4.1.6.2.1. Controle tussen machten

4.1.6.2.2. Voorkomen van tirannie

4.1.6.3. Rol van de Koning

4.1.6.3.1. Beperkt tot wat Grondwet toelaat

4.1.6.3.2. Lid van

4.1.7. Parlementaire Democratie

4.1.7.1. Wat?

4.1.7.1.1. België = Democratie

4.1.7.1.2. Alle machten gaan uit van de natie

4.1.7.2. Kenmerken

4.1.7.2.1. Representatieve democratie

4.1.7.2.2. Stemplicht

4.1.7.2.3. Verkiezingen op alle niveaus

4.1.7.2.4. Regering

4.2. Federale politieke instellingen

4.2.1. Bevoegdheden van het parlement

4.2.1.1. Wetgeving maken

4.2.1.1.1. Hoofdrol

4.2.1.1.2. Tweekamerstelsel bij verplichte samenwerking

4.2.1.1.3. Eenkamerstelsel:

4.2.1.2. Controle op regering

4.2.1.2.1. Regering moet steun van parlement behouden

4.2.1.2.2. Elke daad van de koning

4.2.1.3. Begroting stemmen

4.2.1.3.1. alleen kamer beslist over begrotingswetten

4.2.1.3.2. belangrijke vorm van parlementaire controle

4.2.1.4. Controlemechanismen

4.2.1.4.1. Interpellatie

4.2.1.4.2. Vragenrecht

4.2.1.4.3. Vertrouwensstemming

4.2.1.4.4. Onderzoeksrecht

4.2.2. Regering

4.2.2.1. Uitvoerende macht

4.2.2.1.1. in handen van de regering

4.2.3. Koning

4.2.3.1. Politieke rol

4.2.3.1.1. lid

4.2.3.1.2. hoofd

4.2.3.1.3. geen politieke macht als persoon

4.2.3.1.4. politiek onbekwaam

4.2.3.1.5. koninklijke onschendbaarheid

4.2.3.2. Bevoegdheden

4.2.3.2.1. Onder ministriële verantwoordelijkheid

4.2.3.2.2. Wetgevende rol

4.2.4. Samenstelling regering

4.2.4.1. Eerste minister

4.2.4.1.1. leidt de regering

4.2.4.1.2. zit de ministerraad voor

4.2.4.1.3. woordvoerder parlement

4.2.4.1.4. ontslag eerste minister = ontslag hele regering

4.2.4.2. Vice-eerste minister

4.2.4.2.1. Ondervoorzitters van de regering

4.2.4.2.2. vervangen de eerste minister indien nodig

4.2.4.3. Ministers

4.2.4.3.1. volwaardige regeringsleden

4.2.4.3.2. leiden meestal een specifiek departement

4.2.4.4. Staatssecretarissen

4.2.4.4.1. onder gezag van een minister

4.2.4.4.2. Zelfde bevoegdheden tegenover publiek/parlement als ministers

4.2.4.4.3. geen lid van ministerraad

4.2.4.5. Ministerraad

4.2.4.5.1. belangrijkse overlegorgaan

4.2.4.5.2. alleen ministers nemen deel

4.2.4.5.3. bepaalt algemeen beleid en coördineert departementen

4.2.4.6. Taalpariteit

4.2.4.6.1. gelijk # Franstalige als Nederlandstalige minsters

4.2.4.6.2. niet van toepassing op staatssecretarissen

4.2.5. Bevoegdheden van de regering

4.2.5.1. Uitvoering van wetten

4.2.5.1.1. via koninklijke besluiten

4.2.5.2. Beperkte zelfstandige verordenende bevoegdheid

4.2.5.3. Beheer van openbare diensten

4.2.5.3.1. benoemen van ambtenaren, magistraten, enz.

4.2.5.4. Buitenlands beleid:

4.2.5.4.1. Regering sluit verdragen

4.2.5.4.2. Regering beslist over landsverdeling

4.2.5.5. Verantwoordelijkheid van ministers

4.2.5.5.1. volledige politieke verantwoordelijkheid

4.2.5.5.2. Kamer kan ministers ter verantwoording roepen of tot aftreden dwingen.

4.2.5.5.3. Strafelijke onschendbaarheid

4.3. Regionale politieke instellingen

4.3.1. Gemeenschappen

4.3.1.1. Structuren

4.3.1.1.1. 3 gemeenschappen van België

4.3.1.1.2. Algemene kenmerken

4.3.1.2. Bevoegdheden

4.3.1.2.1. Domeinen

4.3.1.2.2. Coördinatie in Brussel

4.3.1.2.3. Structuur per gemeenschap

4.3.1.2.4. Gewesten

4.3.1.2.5. Internationaal

4.3.2. Vlaams Parlement

4.3.2.1. Samenstelling

4.3.2.1.1. 188 leden

4.3.2.1.2. 6 leden

4.3.2.2. Werking

4.3.2.2.1. Gelijkaardig aan Federaal Parlement

4.3.2.2.2. Decreten (regionale wetten)

4.3.2.2.3. Tweede lezing

4.3.3. Vlaamse Regering

4.3.3.1. Samenstelling & Werking

4.3.3.1.1. 9 ministers (max 11)

4.3.3.1.2. minstens 1 minister

4.3.3.1.3. alleen minister-president legt eed of bij de koning

4.3.3.1.4. geen benoeming door koning

4.3.3.2. Bevoegdheden

4.3.3.2.1. voert decreten uit

4.3.3.2.2. neemt besluiten

4.3.3.2.3. besluiten van Vlaamse regering

4.3.3.2.4. verantwoording

4.3.4. Gemeenschappen

5. Rechtshandhaving

5.1. Privaatrechtelijk procesrecht

5.1.1. procedure in eerste aanleg

5.1.1.1. vonnis

5.1.1.1.1. na pleidooi

5.1.1.1.2. rechter neemt zaak in bereik

5.1.1.1.3. termijn uitspraak

5.1.1.1.4. uitspraak

5.1.1.2. terechtzitting

5.1.1.2.1. zitting is openbaar

5.1.1.2.2. pleiten van advocaten

5.1.1.3. instaatstelling

5.1.1.3.1. partijen kunnen kiezen

5.1.1.3.2. deze keuzes worden vastgelegd in een beschikking door de rechter

5.1.1.3.3. indien geen akkoord

5.1.1.3.4. doel

5.1.1.4. conclusies

5.1.1.4.1. schriftelijk document waarin een partij haar eis of verweer uiteenzet tegenover de rechter en de tegenpartij

5.1.1.4.2. rechter is dan verplicht de conclusies te motiveren in het vonnis

5.1.1.5. De inleidende zitting

5.1.1.5.1. Gevallen rechtbank

5.1.1.5.2. Soorten registers / rollen

5.1.1.5.3. Zittingsverloop

5.1.1.6. Rechtsingang op tegenspraak

5.1.1.6.1. Algemeen principe

5.1.1.6.2. Wijzen om een vordering in te stellen

5.1.2. rechtsmiddelen

5.1.2.1. hoger beroep

5.1.2.1.1. gewoon rechtsmiddel

5.1.2.1.2. **mogelijk als**

5.1.2.1.3. **niet mogelijk als**

5.1.2.1.4. termen

5.1.2.2. verzet

5.1.2.2.1. toepasbaar bij

5.1.2.2.2. zelfde rechter zal de zaak opnieuw behanden

5.1.2.3. algemene kenmerken

5.1.2.3.1. gewone rechtsmiddelen

5.1.2.3.2. Verzet schorst meestal de tenuitvoerlegging van een vonnis

5.1.2.3.3. Hoger beroep schorst niet, tenzij anders bepaald

5.1.2.3.4. Akkoordvonnis

5.1.2.3.5. Inwendige maatregelen

5.1.2.4. cassatie

5.1.2.4.1. Hof van Cassatie

5.1.2.4.2. Redenen

5.1.2.4.3. Taken en bevoegdheden

5.1.2.4.4. Gevolg bij fout

5.1.2.4.5. Termijn

5.2. Gewone gerechtelijke instellingen (rechtbanken en hoven)

5.2.1. Algemene principes

5.2.1.1. Verschillende rechtbanken door

5.2.1.1.1. uitgebreide wetgeving

5.2.1.1.2. complexiteit van het recht

5.2.1.1.3. nood aan gespecialiseerde procedures

5.2.1.2. Gericht op 6 hoofddomeinen

5.2.1.2.1. Strafrecht

5.2.1.2.2. Familie- en jeugdrecht

5.2.1.2.3. Ondernemingsrecht

5.2.1.2.4. Sociaal recht

5.2.1.2.5. Burgerlijk recht

5.2.1.2.6. Fiscaal recht

5.2.2. Soorten bevoegdheid

5.2.2.1. Materiële bevoegdheid

5.2.2.1.1. rechtsgebied

5.2.2.2. Territoriale bevoegdheid

5.2.2.2.1. grondgebied

5.2.3. Hiërarchie van de rechtbanken

5.2.3.1. 1ste niveau

5.2.3.1.1. lokale rechtspraak

5.2.3.2. 2de niveau

5.2.3.2.1. Arrondissementsniveau

5.2.3.3. 3de niveau

5.2.3.3.1. Provinciaal niveau

5.2.3.4. 4de niveau

5.2.3.4.1. Hoven van Beroep

5.2.3.5. 5de niveau

5.2.3.5.1. Hof van Cassatie

5.2.3.6. 6de niveau

5.2.3.6.1. Supranationaal niveau

5.3. Bijzondere instelligen - raad van State - grondwettelijk hof

5.3.1. Grondwettelijk Hof

5.3.1.1. Oorspronkelijk

5.3.1.1.1. arbitragehof

5.3.1.2. doel:

5.3.1.2.1. toetsing aan de grondwet

5.3.1.3. Bevoegd voor

5.3.1.3.1. Vernietiging van wetten, decreten of ordonnanties van parlementen

5.3.1.3.2. Uitsluitend binnen de artikels van de Grondwet en enkele andere rechtsnormen

5.3.1.4. **Niet** bevoegd voor

5.3.1.4.1. inhoudelijk geschil

5.3.1.5. Vernietigingsarrest

5.3.1.5.1. verandert de geldende wetgeving

5.3.1.5.2. publicatie

5.3.2. Raad Van State

5.3.2.1. Hoogste adminstartieve rechtscollege

5.3.2.2. 2 afdelingen

5.3.2.2.1. Bestuursrechtspraak

5.3.2.2.2. Wetgeving

5.3.2.3. Arresten van de afdeling bestuursrechtspraak hebben juridische kracht

5.3.3. Belang

5.3.3.1. Scheiding der machten

5.3.3.2. grondwettigheid en wettigheid van wetgevende en uitvoerende beslissingen

5.3.3.3. Geen enkel rechtscollege mag de grondwettelijkheid van de Grondwet zelf beoordelen

6. Verbintenisrecht

6.1. definitie – natuurlijke verbintenis – aanvullend recht

6.1.1. Aanvullend recht

6.1.1.1. Toepasbaar wanneer contractuele afspraken ontbreken of onvolledig zijn

6.1.1.2. Geldt als achtergrondregel in de afwezigheid van dwingende afspraken

6.1.1.3. Bijvoorbeeld:

6.1.1.3.1. Contract zegt niets over vakantiedagen

6.1.2. Natuurlijke verbintenissen

6.1.2.1. Geen juridische afdwingbare plichten

6.1.2.2. Morele of sociale plicht gebaseerd op normen, gewoonten, ethiek

6.1.2.3. Bijvoorbeeld:

6.1.2.3.1. Werkend kind draagt bij in de gezinslasten

6.1.2.4. Niet in de wet vastgelegd

6.1.3. Bronnen van verbintenissen

6.1.3.1. Rechtshandelingen

6.1.3.1.1. contracten

6.1.3.2. Oneigenlijke contracten

6.1.3.2.1. zaakwaarneming

6.1.3.3. Buitencontractuele aansprakelijkheid

6.1.3.3.1. onrechtmatige daad

6.1.3.4. De wet

6.1.4. Wat is het **niet**

6.1.4.1. Geen goederenrecht

6.1.4.1.1. gaat overe zeggenschap op goederen

6.1.4.2. Geen overeenkomst

6.1.4.2.1. overeenkomst is slechts 1 van de bronnen van verbintenissen

6.1.5. Wat?

6.1.5.1. Juridische band tussen 2 partijen

6.1.5.1.1. Schuldeiser

6.1.5.1.2. Schuldenaar

6.1.5.1.3. Prestatie

6.1.5.1.4. Conflict

6.2. Bronnen van verbintenis

6.2.1. Bronnen van verbintenissen

6.2.1.1. Rechtshandelingen

6.2.1.1.1. Eenzijde rechtshandelingen

6.2.1.1.2. Contracten

6.2.1.2. Rechtsfeiten

6.2.1.2.1. Oneigenlijke contracten

6.2.1.2.2. Onrechtmatige daden

6.2.2. Indeling van contracten

6.2.2.1. Volgens totstandkoming

6.2.2.1.1. Consensueel contract

6.2.2.1.2. Vormelijk contract

6.2.2.1.3. Zakelijk contract

6.2.2.2. Volgens verplichtingen

6.2.2.2.1. Wederkerig contract

6.2.2.2.2. Eenzijdig contract

6.2.2.3. Volgens voordeel of kost

6.2.2.3.1. onder bezwarende titel

6.2.2.3.2. ten kosteloze titel

6.2.2.4. Volgens waarde-uitwisseling

6.2.2.4.1. Vergeldend contract

6.2.2.4.2. Kanscontract

6.2.2.5. Volgens aard van verbintenis

6.2.2.5.1. Inspanningsverbintenis

6.2.2.5.2. Resultaatverbintenis

6.2.3. Totstandkoming van het contract

6.2.3.1. Contractvrijheid

6.2.3.1.1. Iedereen is vrij om:

6.2.3.1.2. Precontractuele onderhandelingen:

6.2.3.2. Totstandkoming

6.2.3.2.1. Komt totstand door aanvaarding van aanbod

6.2.3.2.2. Aanbod:

6.2.3.2.3. Aanvaarding:

6.2.3.2.4. Plaats & tijdstip:

6.2.3.2.5. Herroepingsrecht:

6.2.3.3. Algemene voorwaarden & bedingen

6.2.3.3.1. “Kleine lettertjes” zijn bindend als de andere partij ervan kennis had of kon hebben

6.2.3.3.2. Verboden clausules

6.2.3.3.3. Conflict tussen algemene voorwaarden van beide partijen:

6.2.4. Geldigheidsvoorwaarden van een contract

6.2.4.1. Toestemming

6.2.4.1.1. Wederzijdse instemming vereist

6.2.4.1.2. Geen toestemming bij:

6.2.4.1.3. Wilsgebreken

6.2.4.1.4. Schijncontract

6.2.4.2. Bekwaamheid

6.2.4.2.1. Iedereen is bekwaam, tenzij wettelijk onbekwaam

6.2.4.2.2. Contract is relatief nietig

6.2.4.3. Voorwerp

6.2.4.3.1. = De prestatie (doen, niet-doen, geven, garanderen)

6.2.4.3.2. Vereisten

6.2.4.3.3. Toekomstige zaken kunnen ook voorwerp zijn

6.2.4.4. Oorzaak

6.2.4.4.1. = Reden waarom partijen het contract sluiten

6.2.4.4.2. Contract zonder oorzaak = relatief nietig

6.2.4.4.3. moet wettelijk toegelaten zijn

6.2.5. Gevolgen van contracten

6.2.5.1. Bindende kracht van contracten

6.2.5.1.1. Geldig contract

6.2.5.1.2. Wijziging of opzegging kan enkel:

6.2.5.1.3. Contract moet uitgevoerd worden te goeder trouw:

6.2.5.2. Wijzigen van omstandigheden

6.2.5.2.1. Uitzondering op het beginsel van uitvoering:

6.2.6. Nietigheid van contracten

6.2.6.1. Soorten nietigheid

6.2.6.2. Verjaring

6.3. Gevolgen van contracten voor derden

6.3.1. Uitzonderingen

6.3.1.1. Kwalitatieve rechten

6.3.1.1.1. volgen het goed

6.3.1.1.2. gaan mee bij overdracht van eigendom

6.3.1.2. Sterkmaking

6.3.1.2.1. persoon belooft dat een derde iets zal doen

6.3.1.2.2. derde persoon blijft vrijwillig

6.3.1.3. Derdenbeding

6.3.1.3.1. contractueel voordeel voor een buitenstaander

6.3.1.3.2. als derde aanvaardt

6.3.1.3.3. levensverzekering waarbij echtgenoot begunstigde is

6.3.1.4. Rechtstreekse vordering

6.3.1.4.1. Schuldeiser kan schuldenaar van zijn schuldenaar aanspreken

6.3.1.4.2. enkel als de wet het toelaat

6.3.1.5. Onrechtmatige daad door derde

6.3.1.5.1. derde die bewust helpt bij de niet-nakoming

6.4. Andere bronnen van verbintenissen

6.4.1. Eenzijdige rechtshandeling

6.4.1.1. verbintenis onstaat uit eenzijdige wil

6.4.1.2. beloning voor een gouden tip

6.4.2. Rechtsfeiten

6.4.2.1. Zaakwaarneming

6.4.2.1.1. iemand beheert vrijwillig een ander zijn zaak zonder tegenstand

6.4.2.2. Onverschuldigde betaling

6.4.2.2.1. betaling aan verkeerde partij of zonder verplichting

6.4.2.2.2. moet worden teruggegeven

6.4.2.3. Onrechtvaardige verrijking

6.4.2.3.1. iemand wordt rijker ten koste van een ander zonder reden

6.4.2.3.2. voorwaarden

6.5. Modaliteiten van de verbintenis

6.5.1. Voorwaardelijke verbintenis

6.5.1.1. verbintenis is voorwaardelijk als de uitvoering of beëindiging ervan afhangt van een onzekere gebeurtenis

6.5.1.1.1. 1. Opschortende voorwaarde

6.5.1.1.2. 2. Ontbindende voorwaarde

6.5.2. Tijdsbepaling

6.5.2.1. Verbintenis is gekoppeld aan een toekomstige zekere gebeurtenis

6.5.2.1.1. 1. Opschortende tijdsbepaling

6.5.2.1.2. 2. Ontbindende tijdsbepaling

6.6. Verbintenissen met meerdere partijen

6.6.1. 1. Pluraliteit van subjecten

6.6.1.1. Wat?

6.6.1.1.1. meerdere schuldeisers en/of schuldenaars

6.6.1.1.2. verbintenis is deelbaar, tenzij anders afgesproken

6.6.1.2. gewone (deelbare) verbintenis

6.6.1.2.1. elke schuldenaar is slecht voor zijn deel aansprakelijk

6.6.1.2.2. schuldeiser kan alleen zijn deel vorderen

6.6.1.2.3. schuldenaar is niet aansprakelijk voor aandeel van anderen

6.6.2. 2. Uitzonderingen op de deelbaarheid

6.6.2.1. Hoofdelijke verbintenis

6.6.2.1.1. elke schuldenaar is volledig aansprakelijk tegenover de schuldeiser

6.6.2.1.2. schuldeiser mag 1 partij kiezen om het gehele bedrag te eisen

6.6.2.1.3. schuldenaren regelen onderling verdeling achteraf

6.6.2.1.4. voordeel voor schuldeiser:

6.6.2.2. Ondeelbare verbintenis

6.6.2.2.1. verbintenis heeft betrekking op een prestatie die niet deelbaar is

6.6.2.2.2. gevolg:

6.6.2.2.3. schuldeiser kan volledige uitvoering eisen van eender wie

6.6.2.3. Verbintenis in solidum

6.6.2.3.1. schuldenaar zijn elk aansprakelijk voor het geheel, zonder dat dit uit het contract volgt

6.6.2.3.2. vaak bij buitencontractuele aansprakelijkheid

6.6.2.3.3. werkt zoals hoofdelijke verbintenis

6.6.3. 3. Tussen schuldeisers

6.6.3.1. Hoofdelijke schuldeisers

6.6.3.1.1. elk van hen mag de volledige prestatie eisen van de schuldenaar

6.6.3.1.2. schuldenaar moet slechts 1x betalen

6.7. Nakoming van verbintenis

6.7.1. Betaling (in juridische zin)

6.7.1.1. betalen

6.7.1.1.1. uitvoeren van de verschuldigde prestatie

6.7.1.2. onverschuldigde betaling

6.7.1.2.1. betaling zonder dat er schuld is

6.8. Niet-nakoming van de verbintenis

6.8.1. Sancties bij niet-nakoming (schuldenaar)

6.8.1.1. geldt voor ale soorten verbintenissen

6.8.1.1.1. contractueel of buitencontractueel

6.8.1.2. voorwaarde:

6.8.1.2.1. niet-nakoming moet verwijtbaar zijn

6.8.1.3. geen aansprakelijkheid bij overmacht

6.8.2. Eerst: ingebrekstelling vereist

6.8.2.1. eenzijdige rechtshandeling door schuldeiser

6.8.2.1.1. vraagt formeel om uitvoering

6.8.2.1.2. niet nodig bij objectieve onmogelijkheid

6.8.3. Sancties (3 kernrechten)

6.8.3.1. 1. Recht op uitvoering in natura

6.8.3.1.1. dwingen tot nakomen van verplichting

6.8.3.1.2. eventueel dwangsom

6.8.3.2. 2. Recht op schadevergoeding

6.8.3.2.1. herstel van de geleden schade

6.8.3.2.2. vereist fout / schade / causaal verband

6.8.3.3. 3. Recht op opschorting

6.8.3.3.1. schuldeiser mag eigen verplichtingen uitstellen

6.9. Beschermingsmaatregelen voor de schuldeiser

6.9.1. 1. Zijdelingse vordering

6.9.1.1. schuldeiser treedt op in naam van zijn schuldenaar tegen derden

6.9.1.2. voorwaarden

6.9.1.2.1. schuldenaar handelt niet

6.9.1.2.2. schuldeiser heeft zekere, opeisbare vordering

6.9.1.2.3. niet mogelijk voor persoonlijke rechten

6.9.2. 2. Pauliaanse vordering

6.9.2.1. Schuldeiser kan benadelde handelingen van schuldenaar aanvechten

6.9.2.1.1. Voorwaarden

6.9.2.1.2. Gevolg;

6.10. Onrechtmatige daad en burgerlijke aansprakelijkheid

6.10.1. Algemeen begrip

6.10.1.1. Burgerlijke aansprakkelijkheid ontstaat door een onrechtmatige daad die voor schade zorgt aan een andere

6.10.1.2. Niet hetzelfde als **strafrechtelijke** **aansprakelijkheid** (dat kan leiden tot een gevangenisstraf, boetes)

6.10.1.3. Doel:

6.10.1.3.1. schadevergoeding aan de benadeelde partij

6.10.1.4. Wordt ook wel genoemd

6.10.1.4.1. Buitencontractuele aansprakelijkheid

6.10.1.4.2. foutaansprakelijkheid

6.10.1.4.3. aquiliaanse aansprakelijkheid

6.10.2. Grondbeginselen

6.10.2.1. aansprakelijkheid leidt tot schadevergoeding

6.10.2.1.1. geen straf

6.10.3. Voorwaarden voor aansprakelijkheid

6.10.3.1. Vereisten voor aansprakelijkheid

6.10.3.1.1. Fout

6.10.3.1.2. Schade

6.10.3.1.3. Oorzakelijk verband tussen fout en schade

6.10.3.1.4. Als een van deze ontbreekt, geen aansprakelijkheid

6.10.4. Fout

6.10.4.1. bewuste tekortkoming aan een gedragsregel

6.10.4.2. overteding van de wet

6.10.4.3. model van de **bonus pater familias**

6.10.4.4. nalatigheid of onvoorzichtigheid

6.10.4.5. niet iedereen kan aansprakelijk zijn

6.10.4.5.1. onmondige kinderen

6.10.4.5.2. personen onder invloed van drugs, drank, hypnose

6.10.5. Schade

6.10.5.1. Soorten schade

6.10.5.1.1. Materiële schade

6.10.5.1.2. Morele schade

6.10.5.2. Voorwaarde

6.10.5.2.1. 1. zeker

6.10.5.2.2. 2. vaststaand

6.10.5.2.3. 3. Rechtstreeks

6.10.6. Oorzakelijk verband

6.10.6.1. fout moet de rechtstreekse oorzaak zijn van de schade

6.10.6.2. indien schade zou optreden zonder de fout

6.10.6.2.1. geen causaal verband

6.10.7. Exoneratiebedingen

6.10.7.1. 'Betreden op eigen risico'

6.10.7.2. zijn geldig indien

6.10.7.2.1. contractuele instemming

6.10.7.3. niet gelding

6.10.7.3.1. eigen opzettelijke fout uitsluiten

6.10.8. Uitgebreide aansprakelijkehid (voor andermans daad)

6.10.8.1. 1. Ouderlijke aansprakelijkheid

6.10.8.1.1. aansprakelijk voor onrechtmatige daad van hun minderjarig kinde

6.10.8.1.2. steunt op vermoeden van tekort in opvoeding / bewaking

6.10.8.1.3. ouders kunnen zich vrijpleiten met bewijs van goede opvoeding

6.10.8.2. 2. Aansprakelijkheid onderwijzers / ambachtslieden

6.10.8.2.1. enkel wanneer het kind onder toezicht stond

6.10.8.2.2. tekort aan toezicht

6.10.8.2.3. vrijpleiten: bewijs dat ze het kind niet konden beletten

6.10.8.3. 3. Aansprakelijkheid Aanstellers (werkgevers)

6.10.8.3.1. voor de schade door fout van aangestelde in uitoefening van functie

6.10.8.3.2. geen mogelijkheid tot vrijpleiten

6.10.8.3.3. bouwstudent breekt kabel

6.10.9. Aansprakelijkheid voor dieren

6.10.9.1. bewaker van het dier

6.10.9.1.1. niet per se eigenaar

6.10.9.2. ongeacht of het dier ontsnapt of verdwaald is

6.10.9.3. enkel bevrijding mogelijk bij

6.10.9.3.1. overmacht

6.10.9.3.2. fout van derde

6.10.9.3.3. fout van slachtoffer

6.10.10. Aansprakelijkheid voor gebouwen

6.10.10.1. Eigenaar aansprakelijk bij schade door instorting, indien:

6.10.10.2. Gebrek in de bouw

6.10.10.2.1. fout van de aannemer / architect

6.10.11. Aansprakelijkheid voor zaken

6.10.11.1. Voor levenloze zaken (geen dieren)

6.10.11.2. Vereisten

6.10.11.2.1. gebrekkige zaak (abnormaal kenmerk)

6.10.11.2.2. onder iemands bewaking

6.10.11.3. Geen fout vereisten

6.10.11.3.1. maar vermoeden van schuld

6.10.11.4. bewaker kan zich enkel bevrijden door

6.10.11.4.1. overmacht

6.10.11.4.2. daden van derden

6.10.11.4.3. toeval

6.11. Vergoeding van schade veroorzaakt door abnormale personen

6.11.1. personen zonder controle over hun daden

6.11.1.1. kunnen geen fout begaan

6.11.1.1.1. geen aansprakelijkheid

6.11.2. uitzondering

6.11.2.1. als controle over daad kan worden bewezen

6.11.2.1.1. dan toch aansprakelijk

6.12. Samenloop van contracuele & buitencontractuele aansprakelijkheid

6.12.1. in principe moet men zich houden aan het contract

6.12.2. uitzondering volgens Stuwadoorsarrest

6.12.2.1. fout is vreemd aan het contract

6.12.2.2. fout is de enige oorzaak van de schade

6.12.3. Beide voorwaarden moet samen vervuld zij

6.13. Bewijs in het burgerlijk recht

6.13.1. 1. Algemene regels

6.13.1.1. Iedere partij moet haar eigen beweringen bewijzen

6.13.1.2. rechter is passief, bewijslast ligt bij partijen

6.13.1.3. omkering bewijslast mogelijk bij onredelijkheid

6.13.2. 2. Bewijsstandaard

6.13.2.1. Niet absoluut zeker, maar redelijke zekerheid

6.13.3. 3. Toelaatbaarheid van bewijsmiddeln

6.13.3.1. Uitzonderingen bij rechtshandelingen boven €3500

6.13.3.1.1. moeten bewezen worden door een ondertekend geschrift

6.13.3.1.2. alternatieven

6.13.3.2. Ondernemingsrecht

6.13.3.2.1. consument mag alle middelen gebruiken tegen een onderneming

6.13.3.2.2. onderneming niet tegenover consument

6.13.4. 4. Verschillende bewijsmiddelen

6.13.4.1. Authentieke akte

6.13.4.1.1. opgesteld door een openbaar ambtenaar (bv. notatis)

6.13.4.1.2. Bijzondere bewijskracht + uitvoerbare kracht

6.13.4.1.3. alleen aan te vechten via procedure tot valsheid

6.13.4.2. Onderhands akte

6.13.4.2.1. Zelf opgestelde schriftelijke overeenkomst

6.13.4.2.2. getekend door partijen

6.13.4.2.3. geen uitvoerbare kracht

6.13.4.3. Andere middelen

6.13.4.3.1. getuigen, vermoeden, e-mail, elektronische handtekening, eed...

7. Vennootschaps- en verenigingsrecht

7.1. Huwelijksvermogenrecht

7.1.1. Primair Stelsel

7.1.1.1. geldt voor alle gehuwden, ongeacht welk huwelijkscontract

7.1.1.2. beide echtgenoten moet toestemming geven om het gezinswoonhuis te verkopen

7.1.2. Secundair stelsel

7.1.2.1. Keuzevrijheid

7.1.2.1.1. Echtgenoten mogen vrij kiezen

7.1.3. Wettelijk stelsel

7.1.3.1. eigen vermogen

7.1.3.1.1. persoonlijke spullen (kleding, juwelen)

7.1.3.2. gemeenschappelijk vermogen

7.1.3.2.1. inkomsten uit arbeid van beide echtgenoten

7.1.3.3. bestuur van vermogen

7.1.3.3.1. elk beheert zijn eigen vermogen alleen

7.1.3.3.2. gemeenschappelijk vermogen

7.2. Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen

7.2.1. Doel:

7.2.1.1. meer eenvoud, flexibiliteit en internationale aantrekkelijkheid

7.2.2. Belangrijke veranderingen

7.2.2.1. Aantaal vennootschapsvormen

7.2.2.1.1. 18 naar 4

7.2.2.2. Afschaffing kapitaalvereiste bij een BV.

7.2.2.3. Een aandeelhouders is nu voldoende voor oprichting

7.2.2.4. Meervoudig stemrecht mogelijk

7.2.2.5. Flexibele overdacht van aandelen

7.2.2.6. Zaakvoerders heten voortaan bestuurders

7.3. Eenmanszaak VS Vennootschap

7.3.1. Eenmaanszaak

7.3.1.1. alleen en eenvoudig op te richten

7.3.1.2. geenscheiding privé/zakelijk vermogen

7.3.1.3. voordelen

7.3.1.3.1. lage kosten, flexibel

7.3.1.4. nadelen

7.3.1.4.1. onbeperkte aansprakelijkheid

7.3.2. Vennootschap

7.3.2.1. 1 of meer personen richten op

7.3.2.2. vermogensscheiding

7.3.2.2.1. prive

7.3.2.2.2. vennootschap

7.3.2.3. voordelen

7.3.2.3.1. beperkte aansprakelijkheid, fiscaal voordeliger, samenwerking

7.3.2.4. nadelen

7.3.2.4.1. oprichtingskosten, boekhoudplicht

7.4. Rechtspersoonlijkheid

7.4.1. = vennootschap of vereniging is juridisch een zelfstandige entniteit

7.4.2. gevolgen van rph

7.4.2.1. rechtsbekwaamheid

7.4.2.1.1. kan rechten en plichten hebben

7.4.2.2. handelingsbekwaamheid

7.4.2.2.1. kan rechtshandelingen stellen

7.4.2.3. eigen vermogen

7.4.2.3.1. eigendom van de rechtspersoon zelf, niet van de oprichters

7.4.3. bijvoorbeeld

7.4.3.1. bv koopt een bedrijfswagen, dan is die van de bv, niet van de aandeelhouder

7.5. Soorten vennootschappen met RPH

7.5.1. Verschillende

7.5.1.1. SE/SCE

7.5.1.1.1. Europese vennootschap

7.5.1.2. Commv

7.5.1.2.1. commanditaire vennootschap

7.5.1.3. VOF

7.5.1.3.1. vennootschap onder firma

7.5.1.4. CV

7.5.1.4.1. coöperatieve vennootschap

7.5.1.5. NV

7.5.1.5.1. Naamloze vennootschap

7.5.1.6. BV

7.5.1.6.1. Besloten vennootschap

7.5.2. Zonder RHP

7.5.2.1. maatschap

7.6. Vereniging en stichting

7.6.1. VZW

7.6.1.1. geen winstoogmerk, minstens 2 leden

7.6.2. IVZW

7.6.2.1. internationale variant

7.6.3. Feitelijke vereniging

7.6.3.1. zonder RPH

7.6.4. Stichting

7.6.4.1. PS

7.6.4.1.1. private stichting

7.6.4.2. SON

7.6.4.2.1. stichting van openbaar nut

7.7. Grootte van vennootschappen

7.7.1. microvennootschappen

7.7.2. kleine vennootschappen

7.7.3. grote vennootschappen

7.7.4. genoteerde vennootschappen

7.7.4.1. beursgenoteerd

7.8. UBO

7.8.1. Natuurlijke persoon die > 25% bezig of controle heeft

7.8.2. Vennootschap moet info registreren en doorgeven aan het UBO register

7.8.3. Niet naleving

7.8.3.1. BOETES

7.9. Vermogen van de vennootschap

7.9.1. gescheiden van privé vermogen

7.9.2. vennoten zijn geen eigenaars van vennootschapsgoederen

7.9.3. vermogen groeit bij winst, krimpt bij verlies

7.10. Algemene regels voor vennootschappen

7.10.1. Naam en zetel

7.10.1.1. verplicht in de statuten

7.10.2. Statutaire zetelleer

7.10.2.1. alleen de officiële zetel in België telt

7.10.3. Oprichting

7.10.3.1. BV, NV, CV

7.10.3.1.1. biji notair

7.10.3.2. VOF, CommV

7.10.3.2.1. ook mogelijk via onderhandse akte

7.10.4. Fout, bij oprichting

7.10.4.1. nietigheid mogelijk door rechter

7.11. Bestuur en aansprakelijkheid

7.11.1. Rechtspersoon handelt via organen

7.11.1.1. raad van bestuur...

7.11.2. Aansprakelijkheid bij wanbeheer

7.11.2.1. geen uitsluiting mogelijk

7.11.3. CAP

7.11.3.1. max. aansprakelijkheid behalve nij fraude of herhaaldelijke fouten

7.12. Uittreding of uitsluiting van vennoten

7.12.1. alleen mogelijk bij BV en NV

7.12.1.1. niet-beursgenoteerd

7.12.2. gaat via ondernemingsrechtbank

7.12.3. vennoot die bedrijf saboteert kan verplicht worden om uit te treden

7.13. Ontbinding en vereffening

7.13.1. Soorten ontbinding

7.13.1.1. Van rechtswege

7.13.1.1.1. bv. einde duur

7.13.1.2. Vrijwillig

7.13.1.2.1. beslissing vennoten

7.13.1.3. Gerechtelijk

7.13.1.3.1. wanbeheer, geen jaarrekening

7.13.2. Vereffening

7.13.2.1. verkopen van activa, schulden afbetalen, rest verdelen

7.13.3. Eendagsvereffing

7.13.3.1. is mogelijkheid als alles eenvoudig geregeld kan worden

7.14. Jaarrekeningg en controle

7.14.1. Binnen 6 maanden na boekjaar

7.14.2. neerlegging bij NBB

7.14.3. Controle door commisaris

7.14.4. Commisaris

7.14.4.1. bedrijfsrevisor, benoemd voor 3 jaar

7.15. Besloten vennootschap

7.15.1. Inleiding

7.15.1.1. basisvorm van vennootschap

7.15.1.1.1. 1 mei 2019 voormalige BVBA

7.15.1.2. vennootschap zonder kapitaal

7.15.1.2.1. geen minimumkapitaal

7.15.1.2.2. wel aanvangsvermogen

7.15.1.3. aandeelhouders zijn enkel aansprakelijk voor hun inbreng

7.15.1.4. kapitaalbegrip is ageschaft

7.15.1.4.1. ook kapitaalverhogen en verlaging

7.15.1.5. grote contractuele vrijheid in de statuten

7.15.1.6. aandelen kunnen genoteerd worden op een gereglementeerde markt

7.15.1.6.1. niet vrij overdraagbaar

7.15.2. Oprichting

7.15.2.1. Aanvang

7.15.2.1.1. Financieel plan

7.15.2.1.2. voldoende middelen nodig om minimaal 2j normaal te functioneren

7.15.2.1.3. Wel toereikend aanvangsvermogen

7.15.2.1.4. Geen minimumkapitaal

7.15.2.1.5. Faillisement binnen de 3j?

7.15.2.2. Inbreng en plaatsing van aandelen

7.15.2.2.1. Aandelen moeten volledig en onvoorwaardelijk geplaats zijn bij oprichting

7.15.2.2.2. Oprichters zijn hoofdelijk aansprakelijk indien niet op geldige wijze werd ingeschreven

7.15.2.2.3. Aandelen kunnen via

7.15.2.2.4. Volstorting van inbrengen is verplicht, tenzij anders bepaald in oprichtingsakte

7.15.2.3. Oprichtingsformaliteiten

7.15.2.3.1. vereist notariële akte

7.15.2.3.2. alle oprichters moeten persoonljik aanwezig zijn

7.15.2.3.3. leeuwenbeding

7.15.2.3.4. Bestaande bvba's: vanaf 1/1/2020 wordt het kapitaal automatisch een onbeschikbare reserve

7.15.3. Effecten en overdracht

7.15.3.1. Effecten

7.15.3.1.1. BV kan alle effecten uitgeven die niet wettelijk verboden zijn

7.15.3.1.2. Effecten zijn op naam, tenzij beursgenoteerd

7.15.3.1.3. Aandelenregister:

7.15.3.1.4. Aandelenoverdracht

7.15.3.1.5. Aandelen met verschillende rechten mogelijk:

7.15.3.1.6. Uitkoopbod

7.15.3.2. Andere effecten

7.15.3.2.1. obligaties

7.15.3.2.2. inschrijvingsrechten

7.15.3.2.3. censensualimse geldt:

7.15.4. Vennootschapsorganen

7.15.4.1. Bestuur

7.15.4.1.1. bestuurders (geen zaakvoerders) kunnen natuurljike of rechtspersonen zijn

7.15.4.1.2. benoeming door AVA

7.15.4.1.3. bezoldiging:

7.15.4.2. Bevoegdheid en werking

7.15.4.2.1. Intern

7.15.4.2.2. Extern

7.15.4.3. Dageljiks bestuur

7.15.4.3.1. 1 of meer personen worden gedelegeerd

7.15.4.3.2. betreft handelingen van minder belang of spoedeisend karakter

7.15.4.3.3. benoeming, ontslagn bevoegdheden statutaur geregeld

7.15.4.4. Algemene vergadering van aandeelhouders (AVA)

7.15.4.4.1. Gelijke handelingen

7.15.4.4.2. bevoegdheden zoals bepaaldin

7.15.4.4.3. indien slechts 1 aandeelhouders

7.15.4.5. Vergadering

7.15.4.5.1. Gewone AVA: jaarlijks veplicht

7.15.4.5.2. Buitengewone AVA

7.15.4.6. Werking en rechten

7.15.4.6.1. Oproeping gebeurt door bestuursorganen

7.15.4.6.2. 10% aandeelhouders

7.15.4.6.3. schriftelijke AVA mogelijk

7.15.4.6.4. online deelname toegestaan

7.15.4.6.5. aandeelhouders, bestuurders, commisaris

7.15.4.6.6. notulen worden opgemaakt en bewaard

7.15.4.6.7. vragen aan bestuur/commisaris zijn toegestaan

7.15.5. Vermogen van de vennootschappen

7.15.5.1. geen kapitaalstructuur meer

7.15.5.1.1. geen kapitaal verhoging of verlaging

7.15.5.2. nieuwe aandelen uitgeven vereist

7.15.5.2.1. statutenwijziging

7.15.5.2.2. verslag bestuursorgaan

7.15.5.2.3. indien commisaris aanwezig

7.15.5.3. AVA kan bijkomende inbrengen aanvaarden zonder nieuwe aandelen uit te geven

7.16. Naamloze vennootschap

7.16.1. Algemeen

7.16.1.1. NV = naamloze vennootschap

7.16.1.2. Doel:

7.16.1.2.1. Grote vennootschappen met veel aandeelhouders

7.16.1.3. Aandeelhouders zijn enkel aansprakelijk voor hun inbreng

7.16.1.4. Kapitaalvennootschap: de focus ligt op het ingelegde kapitaal, niet op de persoonlijke kwaliteiten van de aandeelhouders

7.16.1.5. Aandeel zijn in principe vrij overdraagbaar (verkoop, schenking, ruil...)

7.16.1.6. Aandelen kunnen verhandeld worden op een gereglementeerde markt

7.16.2. Oprichting

7.16.2.1. Minimumkapitaal:

7.16.2.1.1. €61.500

7.16.2.2. Financieel plan moet overhandigd worden aan de notaris

7.16.2.3. Oprichtersaansprakelijkheid:

7.16.2.3.1. als de vennootschap binnen 3 jaar failliet gaat door onvoldoende startkapitaal, kunnen de oprichters aansprakelijk gesteld worden

7.16.2.4. Plaatsing kapitaal

7.16.2.4.1. volledig en onvoorwaardelijk

7.16.2.5. Inschrijvingen op eigen aandelen

7.16.2.5.1. verboden

7.16.2.6. Inbreng kan in geld of nature, maar niet in arbeid

7.16.2.6.1. In geld

7.16.2.6.2. In natura

7.16.3. Storting van het kapitaal

7.16.3.1. Minstens €61.500 moet volstort worden

7.16.3.2. minstens 25% van elk aandeel moet gestort worden bij oprichting

7.16.3.3. inbreng in natura moet volledig gestort worden

7.16.3.3.1. binnen 5j

7.16.4. Oprichtingsformaliteiten

7.16.4.1. Notariële akte verplicht met specifieke vermeldingen

7.16.4.2. Alle aandeelhouders moeten aanwezig of vertegenwoordigd zijn

7.16.4.2.1. maar niet iedereen hoeft oprichter te zijn

7.16.4.3. minstens 1/3 van het kapitaal moet ingebracht worden door oprichters

7.16.4.4. oprichtersakte moet openbaar worden gemaakt

7.16.4.5. duur:

7.16.4.5.1. in principe onbepaalde duur

7.16.4.6. nietigverklaring mogelijk bij bv

7.16.4.6.1. ontbrekende vermelding van geplaatst kapitaal

7.16.5. Effecten en hun overdracht

7.16.5.1. Effecten zijn op naam of gedematrialiseerd

7.16.5.1.1. (toonder niet toegelaten)

7.16.5.2. stemrecht kan geschorst worden bij meerdere rechthebbenden op 1 aandeel

7.16.5.3. Register van effecten verplicht op zetel

7.16.5.4. Soorten effecten

7.16.5.4.1. Aandelen

7.16.5.4.2. Winstbewijzen

7.16.5.4.3. Obligaties

7.16.5.4.4. Inschrijvingsrechten

7.16.5.5. Overdracht

7.16.5.5.1. Vrije overdracht is de regel, maar statuten/overeenkomst kunnen beperkingen opleggen

7.16.5.5.2. Bij niet-volgestorte aandelen

7.16.5.5.3. Bij bezet van 95% van de stemgerichtigde effecten

7.16.5.5.4. Bij verwerving van minstens 25%

7.17. Bestuur van de NV

7.17.1. Het monistisch bestuur

7.17.1.1. Raad van Bestuur

7.17.1.1.1. min. 3 leden

7.17.1.2. Benoeming door AVA

7.17.1.2.1. max. 6j hernieuwbaar

7.17.1.3. Ad nutum ontslag

7.17.1.3.1. zonder reden, onmiddelijke ingang

7.17.1.4. Genderquotom

7.17.1.4.1. bij genoteerde NV's

7.17.1.5. Intern bevoegd

7.17.1.5.1. voor alle handelingen mbt het doel van de NV

7.17.1.6. Extern bevoegd

7.17.1.6.1. om NV te vertegenwoordigen tegenover derden

7.17.1.7. Dagelijks bestuur

7.17.1.7.1. mogelijk via aangeduide personen

7.17.1.8. Adviserende comités

7.17.2. Enige bestuur

7.17.2.1. Nieuwe vorm sinds WVV

7.17.2.2. Kan statutair worden benoemd

7.17.2.3. Hoofdelijk & onbeperkt aansprakelijk zijn

7.17.2.4. Kan vetorechten hebben

7.17.2.5. Procedures bij belangenconflict vereist

7.17.3. Duaal bestuur

7.17.3.1. 2 organen

7.17.3.1.1. Raad van Toezicht

7.17.3.1.2. Directieraad

7.17.3.2. elk orgaan

7.17.3.2.1. min. 3 leden

7.17.3.3. niet dezelfde personen in beide raden

7.17.3.4. bevoegdheden strikt afgebakend

7.17.3.5. minstens jaarlijks rapport van directieraad aan toezicht

7.17.4. Dagelijks bestuur

7.17.4.1. Bestuur belast 1 of meer personen met dagelijkse leiding

7.17.4.2. aanstelling en bevoegdheid geregeld in statuten

7.18. Kapitaal en kapitaalsverhoging

7.18.1. NV kan extra kapitaal aantrekken via

7.18.1.1. lening bij bank

7.18.1.2. obligatielening

7.18.1.3. kapitaalsverhoging via aandeelhouders

7.18.2. voorkeursrecht bestaande aandeelhouders

7.18.3. uitgiftpremie bij toegenomen vennootschapsvermogen

7.18.4. minstens 1/4 moet gestort worden

7.19. Coöperatieve vennootschap

7.19.1. Algemeen

7.19.1.1. alleen nog 1 soort CV

7.19.1.2. sociale onderneming

7.19.1.3. doel:

7.19.1.3.1. economische en sociale activiteiten

7.19.1.4. ontbinding mogelijk als coöperatief karakter ontbreekt

7.19.2. Oprichting

7.19.2.1. minstens 3 oprichters

7.19.2.2. geen min. kapitaal, financieel plan verplicht

7.19.3. Effecten

7.19.3.1. enkel op naam

7.19.3.2. aandelen mogen enkel aan derden worden overgedragen als zij voldoen aan de statutaire voorwaarden

7.19.4. Bestuur & AVA

7.19.4.1. 1 of meer bestuurders

7.19.4.2. bevoegdheid voor dagelijks bestuur kan worden gedelegeerd

7.19.4.3. AVA beslist over belangrijke zaken en kan digitaal plaats vinden

7.19.4.4. jaarlijkse gewonen vergadering verplicht