
1. Planten
1.1. Groente
1.1.1. Bladeren
1.1.1.1. Bijvoorbeeld sla
1.1.2. Stengels
1.1.2.1. Bijvoorbeeld asperge
1.1.3. Wortels
1.1.3.1. Bijvoorbeeld winterpenen
1.2. Fruit
1.2.1. Vruchten
2. Dieren
2.1. Producten van dieren
2.1.1. Eieren
2.1.2. Melk
2.1.3. Spek
2.2. Roofdier
2.2.1. Een dier dat leeft van het vlees van de dieren die hij zelf vangt
2.3. Prooidier
2.3.1. Een dier dat door het roofdier gevangen en opgegeten wordt
3. Voedsel
3.1. Bewerkt, hier is iets aan veranderd
3.1.1. Boter
3.1.2. Hagelslag
3.2. Onbewerkt, komt zo uit de natuur
3.2.1. Appel
3.2.2. Eieren
3.2.3. Sla
3.3. Uit Nederland
3.3.1. Appels
3.3.2. Peren
3.3.3. Bessen
3.4. Andere landen
3.4.1. Abrikozen
3.4.2. Ananas
4. Hefbomen
4.1. Gebruiken we om minder kracht te hoeven gebruiken
5. Soorten eters
5.1. Alleseters, eten vlees, groente en fruit
5.1.1. Mensen, bruine beren, chimpansees
5.2. Planteneter, eten allen planten
5.2.1. Konijnen
5.3. Vleeseters, eten alleen vlees
5.3.1. Haaien, tijgers
6. Benzine voor je lijf
6.1. Bouwstoffen heb je nodig om te groeien en om sterk en gezond te blijven.
6.1.1. Eiwitten, ook belangrijk als je groot bent want nagels en haren groeien altijd door
6.1.1.1. Eieren
6.1.1.2. Vlees
6.1.1.3. Zuivel, alles wat van melk gemaakt is
6.2. Brandstoffen, van brandstoffen krijg je energie
6.2.1. Koolhydraten
6.2.1.1. Brood
6.2.1.2. Pasta
6.2.1.3. Aardappelen
6.2.2. Vetten = een brandstof
6.3. Hulpstof
6.3.1. Vitamines, houden je lichaam gezond
6.3.1.1. Fruit
6.3.1.1.1. Kiwi's
6.3.1.2. Groente
6.3.1.2.1. Broccoli
7. Kracht, iets in beweging zetten
7.1. Spierkracht
7.1.1. Dozen optillen
7.2. Windkracht
7.2.1. Molens laten draaien
7.3. Waterkracht
7.4. Magnetische kracht
8. Gereedschap van vroeger en nu bij bijv. het maken van pindakaas
8.1. 1. Steen
8.2. 2. Notenkraker
8.3. 3. Machine met een motor
8.4. 4. Robots die de machine besturen
9. Gezond eten
9.1. Niet te veel en niet te weinig eten
9.1.1. Schijf van 5
9.1.1.1. 1. Groente, fruit
9.1.1.2. 2. Brood, aardappelen, rijst
9.1.1.3. 3. Zuivel, vlees, vis
9.1.1.4. 4. Vetten, olie
9.1.1.5. 5. Water (voldoende drinken)