Sociaal-Culturele trends

Kom i gang. Det er Gratis
eller tilmeld med din email adresse
Sociaal-Culturele trends af Mind Map: Sociaal-Culturele trends

1. Middeleeuwen

1.1. Maatschappij

1.1.1. Germaanse overheersing

1.1.2. Ontstaan burchten rond Latifundia waardoor het normale volk beschermd werd door een "ridder" of landheer

1.1.3. Christendom ingevoerd als staatsgodsienst

1.1.3.1. De Pauzen denken dat ze de nieuwe keizers zijn

1.2. Wetenschap

1.2.1. Steeds minder mensen kunnen de oude Griekse geschriften lezen

1.2.1.1. Er is dus verlies van interesse voor de wetenschap

1.2.2. Enkel Zuiderse landen zoals de Arabieren en Spanje bestudeerde deze teksten nog en vertaalde dezen

1.2.3. In de 11de eeuw komt er wel interesse naar de geneeskunde, maar slecht vertaalde teksten of verloren teksten, maakten het moeilijk om echt zaken te bestuderen

1.2.3.1. Toch bleef men de scholastiek toepassen van leren uit boeken dan leren uit gebeurtenissen in de echte wereld of ervaring

1.2.4. Ook was het voor de kerk moeilijk om wetenschap vrij te laten leven, omdat de wereld voor hen door God is geschapen en alles dus verklaard moet worden uit de geestelijkheid

1.2.4.1. Aristoteles' theorie hoort hierbij door het bovenmaans en ondermaans

1.3. Theater

1.3.1. In het begin verbod door het Christendom, op eigen risico om ex-gecommuniceerd te worden

1.3.2. Men weet wel dat het nog bestond door de mimespelers, maar ook doordat er geschriften terug gevonden werden dat het verboden was

1.3.2.1. Jongleurs en troubadours die rond trekken

1.3.3. Nadien gebruikt de kerk theater om zichzelf te promoten

1.3.3.1. De Paasstropen en stukken rond Kerstmis ontstaan, en worden later nog groter waardoor het theater zich verplaatste naar voor de kerk

1.3.3.1.1. Hierdoor ontstaan stimulaantoneel, waarbij verschillende scènes in één keer staan

1.3.3.1.2. Hierdoor ontstaan wagenspelen, waar op iedere rijdende wagen een scène wordt gespeeld

1.3.4. Maar er ontstaan ook nog andere soorten theater

1.3.4.1. Mysteriespelen, waarbij nog altijd geestelijken in voor komen om een probleem op te lossen

1.3.4.2. Profanespelen, waarbij het ridders zijn die een grote rol spelen in queesten

1.3.4.3. Sotternieten, die sitarische spelen zijn

2. Rederijkers

2.1. Maatschappij

2.1.1. Christendom is nog altijd de staatsgodsdienst, maar de Reformatie (de protestanten) is in volle gang

2.2. Verenigingen

2.2.1. Dragers van culturele ontwikkelingen

2.2.2. Rijke burgers die dichtkunsten en toneelkunsten bestudeerden

2.2.3. Netwerken tussen de kamers op landelijk niveau

2.2.4. Gesubsideerd, na goedkeuring van het stadbestuur

2.3. Thema's

2.3.1. Zeer normale thema's

2.3.1.1. Zeer poëtisch geschreven er werd veel nagedacht op de manier van iets schrijven enzovoort. Het schrijven was een hele kunst

2.3.2. Aanklagen op maatschappelijke en geestelijke thema's. Door het hele godsdienstig en protestantisme gedoe.

2.4. Het einde

2.4.1. Spaanse Furie, wanneer Vlaanderen onder Hertog van Alva

3. Renaissance

3.1. Maatschappij

3.1.1. Vernieuwde aandacht voor antieke cultuur, maar wel geschreven in Italiaans

3.1.1.1. Dit komt doordat het Oost-Romeinse Rijk valt en geleerden die de Oud-Griekse teksten nog kennen naar West-Europa komen

3.1.1.1.1. Z

3.1.1.2. Antiek erfgoed geraakt verspreid buiten de controle van de katholieke kerk

3.2. Uitvindingen

3.2.1. Broekdrukkunst

3.2.1.1. Hierdoor raakten geschriften sneller verspreid omdat het makkelijker was om het origineel te kopiëren

3.2.2. Buskruit

3.2.2.1. De adel verliest zijn beschermende functie, omdat burchten niet tegen buskruit konden

3.2.3. Kompas

3.2.3.1. Maakt ontdekkingsreizen gemakkelijker

3.2.3.1.1. Europese expansie over de hele wereld

3.2.3.1.2. Nieuw wereldbeeld

3.3. Wetenschap

3.3.1. Door uitvindingen verandert onze wereldbeeld. Copernicus komt zelf met zijn ontdekking dat de aarde rond de zon draait en niet omgekeerd.

3.4. Stromingen

3.4.1. Humanisme

3.4.2. Neoplatonisme

3.4.3. Vroegkapitalisme

3.4.4. Reformatie

3.5. Theater

3.5.1. In Engeland

3.5.1.1. Elisabethaans theater

3.5.1.1.1. Middeleeuws met Mysteriespelen

3.5.1.1.2. True Tragedy met slecht eind

3.5.1.1.3. History

3.5.1.1.4. Geen onderscheid tussen volks en hoftheater

3.5.2. Italië en Europa

3.5.2.1. Commedia dell' arte

3.5.2.1.1. Volkstheater

3.5.2.1.2. Geïmproviseerd typetoneel

3.5.2.1.3. Niet groot succes in Italie, dus naar rest Europa zoals in Frankrijk

3.5.2.2. Comedia Erudita

3.5.2.2.1. Serieuze voorstellingen

3.5.2.3. Pastorale

3.5.2.3.1. Officiële theater

3.5.2.3.2. Dromerijen over het vredig platteland, onschuld leven in de vrije natuur

3.5.2.4. Zangspel

3.5.2.4.1. Met invloed van de antieke oudheid

3.6. Theaterbouw

3.6.1. In Italië en ander Europa

3.6.1.1. Vroeger

3.6.1.1.1. Schilderingen in perspectief

3.6.1.1.2. Skène met drie klassieke doorgangen waardoor je gebaseerd op waar je zat iets anders zag

3.6.1.1.3. Gebaseerd op Romeinse theaterbouw

3.6.1.2. Later

3.6.1.2.1. Hoefijzervorm publiek

3.6.1.2.2. Gangen verdwijnen

3.6.1.2.3. Lijsttoneel

3.6.2. In Engeland

3.6.2.1. Inn Yards

3.6.2.1.1. Rondtrekkende karren

3.6.2.2. 'The Theater'

3.6.2.2.1. Eerste vast gebouw voor theater

3.6.2.3. 'The Globe'

3.6.2.3.1. 'Shakespears' theater'

3.6.3. In Spanje

3.6.3.1. Pattio

3.6.3.2. Corral

3.6.4. In Frankrijk

3.6.4.1. Simultaantoneel

4. Verlichting

4.1. Overgang Barok naar verlichting

4.1.1. Invloed rijke kooplui en bankiersfamilies groeit

4.1.2. Contrareformatie lukt niet volledig

4.1.3. De ervaring in de filosofie werd belangrijker. Bacon.

4.1.4. Wiskunde = wereldlijke wetenschap

4.2. Praktische filosofie en wetenschappen

4.2.1. Steeds meer gewone mensen werden geïnteresseerd in wetenschappen

4.2.2. Academies in heel Europa ontstonden

4.3. Opera

4.3.1. Aria's hadden steeds meer succes en namen het meest plaats in opera's

4.3.2. Onderwerpen bleven Griekse en Romeinse mythologie

4.3.3. Opera seria die veel regels had/ Grande Opera

4.3.4. Opera buffa komisch opera/ Opéra Comique

4.4. Weense klassiekers

4.4.1. Haydn

4.4.1.1. Strijkkwartetten

4.4.1.2. Classicisme

4.4.2. Mozart

4.4.2.1. Melodisch, met evenwichtige opbouw

4.4.2.2. Schreef ook opera's. Waarbij hij de opera seria en buffa lieten samen vloeien

4.4.3. Beethoven

4.4.3.1. Weinig noten, maar in vele varianten geschreven en gespeeld

4.4.3.2. Persoonlijke gevoelens staan centraal

4.5. Ballet

4.5.1. Expressievere dansvorm, waarbij het verhaal wordt verteld met de lichaamsbewegingen = Handelingsballet

5. Grieken

5.1. Maatschappij

5.1.1. Vruchtbaarheidscultus voor de God Dyonisos

5.1.2. Agrarische samenleving met veel druiven en schapen, maar geen graan zoals in Troye

5.1.3. Feesten om de rituele te vieren

5.2. Theater

5.2.1. Link tussen religie en en ontstaan theatergenres zoals tragedies

5.2.2. Plaatsen waar feest gevierd werd noemden de "komos" misschien komt het woord komedie hiervan?

5.2.3. Werkelijk ontstaan bij de Mimespelers

5.3. Mimespelers

5.3.1. Speelden Fluakespelen

5.3.2. Beroepsspelers

5.3.3. Veel improvisatie

5.3.4. Overdreven typetjes

5.3.5. Volksvermaak, tot op het vulgaire

5.4. Tragedies

5.4.1. Over de heroïsche geschiedenis van het volk, zeer realistisch gespeeld

5.4.2. 3 acteurs, waarvan één de hoofdrol en de twee anderen alle andere personages Er was ook een koor aanwezig die zongen en hiermee het verhaal verder beschreven zoals gruweldaden

5.4.3. Schrijvers zoals Aeschylos, Sofokles en Euridipes

5.4.4. Gespeeld op de Dyonisia

5.5. Komedies

5.5.1. Kritiek lokale toestanden

5.5.2. Satirisch

5.5.3. Nieuw komedie heeft wel meer uitgewerkte typetjes

5.5.4. Gespeeld op de Leiana

5.5.5. Schrijvers zoals Aristofanes en Meander

6. Romeinen

6.1. Theater

6.1.1. Kopieën van Griekse stukken omdat plagiaat niet gestrafd werd

6.1.2. Komedies groeien verder uit

6.1.2.1. Herschreven Griekse stukken

6.1.2.2. Schrijvers zoals Plautus en Terentius

6.1.2.3. Nog gezongen teksten

6.1.3. Tragedies verdwijnen van de scène en krijgen andere functie

6.1.3.1. Leesromans van Seneca bijvoorbeeld

6.1.3.2. Ze hadden een pedagogische functie

6.2. Danstheater

6.2.1. Religie is ook gelinkt met dansrituelen

6.2.2. Het geeft ook de relatie tussen de mens en de aarde weer

6.2.3. Ook zouden ze gebeurtenissen beïnvloeden

6.2.4. Ze bevredigen behoeften

6.2.5. Ze tonen machtsverhoudingen

6.2.6. Ze wijzen op plichten

6.2.7. Een beroemd voorbeeld is Spartaanse dans

6.2.7.1. Andere soorten zijn: dithyrambe, emmeleia, danspantomime

6.3. Theater bouw

6.3.1. Werkelijke stedengebouwen

6.3.2. Speelruimte naar skène waar er verdiepingen gebouwd werden

6.3.3. Orchestra waar vroeger gespeeld werd, is nu een plaats voor de adel om zichzelf te tonen

6.3.4. Mooie theatergebouw zijn propaganda van de keizer om zijn praal te tonen en om zijn volk blij te maken

6.4. Keizer Constantinus

6.4.1. Christendom ingevoerd

6.4.2. Verbod op alles wat cultureel is

6.4.3. Na Germaanse inval, val van het West-Romeins Rijk

6.4.4. Mimespelers reizen van burcht tot burcht

7. Barok

7.1. Maatschappij

7.1.1. Groei van het kapitalisme. Geld kon gewoon geïnvesteerd worden en hierdoor kregen mensen meer geld terug.

7.1.2. Contrareformatie

7.2. Stijl Barok

7.2.1. Stijl werd gebruikt als stijl door de kerk

7.2.2. Mondde uit op de Rococo

7.2.3. Zuilen verdubbeld. Eentonige herhaling. Imposante totaaleffect die naar het midden gezogen wordt.

7.2.4. Groei in de schilderkunst, beeldhouwkunst enzovoort

7.2.5. Populair bij vorsten: Versailles

7.2.5.1. Kunstkringen in de paleizen ontstonden

7.3. Wetenschap en aanleiding tot verlichting

7.3.1. Galileo die studie Copernicus verder zet

7.3.1.1. Niet katholiek gericht.

7.3.2. Descartes. Rede en gezond verstand centraal.

7.3.2.1. Natuurwet

7.3.2.2. Mechanisitisch mensbeeld.

7.3.2.3. Katholiek gericht.

7.3.3. Newton met zijn zwaartekracht.

7.4. Theaterbouw

7.4.1. In Italië

7.4.1.1. Podium niet meer in drie gedeeld

7.4.1.2. Dieper, meer mogelijkheden tot perspectiefwerking

7.4.1.3. Spectaculaire decorwisseling

7.4.1.4. Bewegende periakten of coulissen

7.4.1.4.1. Torelli ontwerpt gemakkelijke manier om decors te verwisselen

7.4.2. Stedelijke bouwwerken

7.4.2.1. Nieuw publiek

7.4.2.1.1. Drie klassen gedeeld

7.4.3. In Nederland

7.4.3.1. Ovale plattegrond

7.4.3.2. Loges

7.4.3.3. Perspectief

7.4.3.4. Coullisen gebaseerd op Torelli

7.4.4. In Engeland

7.4.4.1. Maskeradespelen

7.4.4.2. Verbod theater: Puriteinse periode

7.5. Opera

7.5.1. In Italië

7.5.1.1. Mysteriespelen uitgegroeid tot volwaardige opera

7.5.1.2. Academia traden op feesten bij de adel. Ze lazen en vertaalde oude Griekse teksten en voerde die dan op.

7.5.1.3. Intermezzi, stukken zang tijdens theater-voorstellingen

7.5.1.4. Monteverdi, eerste Operaschrijver met Orfeo. Een kunst tussen recitatieven en aria, met rijke muziek.

7.5.1.5. In Ventië tijdens de carnavals kreeg het volk de eerste opera's te zien

7.5.2. In Frankrijk

7.5.2.1. Kregen de invloed van opera door huwelijken tussen de Franse koningen en vrouwen van Medici.

7.5.2.2. Lully bekende schrijver

7.6. Ballet

7.6.1. Catharina de Medici.

7.6.2. Hofballet

7.6.2.1. Multimediaproductie met muziek, dans, zang, muziek en mime

7.6.2.2. Ballet comique

7.6.2.3. Ballet melodramatique

7.6.3. Lodewijk de XIV

7.6.3.1. Klassieke hofballet

7.6.4. Met theaterontwikkeling wou men ook moeilijkere danspassen toepassen, nog steeds in geometrische vormen dat wel. Lodewijk verbied zelf amateurdans.

7.6.5. Ballet-Opera door Lully