1. Vormen sociale stratificatie
1.1. Kasten
1.2. Standenmaatschappij
1.3. Klassenmaatschappij
2. Vormen analyseren (6 kenmerken)
2.1. Opbouw v/d samenleving
2.2. Huwelijk
2.3. Beroep
2.4. Hoe wordt de macht in stand gehouden
2.5. Sociale positie
2.6. Sociale mobiliteit
2.6.1. Gesloten / open
2.6.2. Horizontaal / verticaal
3. Analyses sociale stratificatie
3.1. Karl Marx (eendimensionaal)
3.1.1. Indeling in bourgeoisie en proletariërs
3.1.2. Gevolgen : - Economische afhankelijkheid - Uitbuiting - Vervreemding
3.1.3. Gevolgen leiden tot opstand, revolutie en klasseloze samenleving
3.2. Max Weber (driedimensionaal)
3.2.1. Sociaal vlak
3.2.1.1. Standen (hangen samen met status) --> veel standenbewustzijn
3.2.2. Economisch vlak
3.2.2.1. 4 klassen = weinig klassenbewustzijn: - Kapitaalbezittende hoge burgerij - Bezitsloze managers, kaderleden - Kleine burgerij - Arbeiders in loondienst
3.2.3. Politiek vlak
3.2.3.1. Partij: formatie die aandeel heeft in staatsmacht
3.2.3.2. Streven politieke doelen na
3.3. Opmerkingen Weber
3.3.1. Hoog scoren op 1 dimensie =/ hoog scoren op andere dimensie
3.3.2. Via 1 dimensie: gemakkelijk andere bereiken
3.3.3. Belangrijkste domein hangt af van sociaaleconomische ontwikkelingen
4. India: standensamenleving en kastenstelsel
4.1. Gelijkenissen
4.1.1. Beide endogaam
4.1.2. Godsdienst zorgt voor ideologische verantwoording systeem
4.1.3. Mensen worden in groepen ingedeeld
4.2. Verschillen
4.2.1. Standen
4.2.1.1. Minder gesloten, beweging
4.2.1.2. Geen standenlozen
4.2.1.3. Stand = door grondbezit bepaald
4.2.2. Kasten
4.2.2.1. Gesloten, geen beweging (naar andere stand)
4.2.2.2. Veel kastenlozen
4.2.2.3. Klasse = bepaald door geboorte