Fase 4: Zelf de draad trekken (2 tot 4 jaar)

1. Leeftijdsgenoten

1.1. samenspel

1.2. dingen afnemen van elkaar in plaats van samenspelen

1.2.1. speelplaats

1.3. belangrijk voor kind

1.4. nieuwe vertrouwensfiguur is de juf

2. Denksysteem

2.1. niet logisch, maar fantasierijk =

2.1.1. peuter: verwarring - realiteit voorstelling

2.1.2. kleuter: vermenging fantasie - realiteit

2.2. prestatiedrang en initiatiefname

2.3. exploratie

3. Straffen en belonen

3.1. machtsstrijd

3.1.1. kind past regels actief toe terwijl hij voordien in omgeving alleen imiteerde

4. Geweten

4.1. Koppeling identificatie met de ouder

4.2. Fallische fase

4.2.1. initiatief en schuld

4.2.2. egosterkte: doelgerichtheid

4.3. Verloopt via conflicten -> ouder grenzen stellen door straffen & belonen (koppeling pre conventioneel niveau)

5. Koppigheidsfase

5.1. 'Ik ben 2 en ik zeg nee!'

5.2. anale fase

5.2.1. autonomie vs schaamte & twijfel

5.2.2. egosterkte: wilskracht

5.2.3. dynamiek = vasthouden en loslaten (elastiek)

5.3. driftbuien

5.4. koppigheid = oefenschool

5.4.1. draad tussen ouder en kind oefenen

6. Pre operationele fase

6.1. pre concepten

6.2. intuïtief denken (vanaf 4 jaar)