1. communiceren
1.1. verpleegkundige; duidelijkheid bieden en juist informeren, LSD
1.1.1. communicatie, sociabiliteit, inlevingsvermogen
1.2. zorgvrager: luister en vragen stellen aangeven wat je wel en niet wil
2. incidenten melden
2.1. verpleegkundige: meldingen maken
2.1.1. communiceren, zelfmanagement, zelfontwikkeling, toeweiding
2.2. zorgvrager: bespreekbaar maken fouten verpleegkundige
3. vallen
3.1. verpleegkundige: voorlichting geven, hulpmiddelen aanbieden
3.1.1. samenwerken, inzicht, oplossingsgericht, betrokkenheid
3.2. zorgvrager: goed gebruik maken van de hulpmiddelen
4. eenzaamheid
4.1. verpleegkundige: aandacht geven en tijd nemen voor de zorgvrager
4.1.1. empathie, nabijheid
4.2. zorgvrager: contact zoeken met andere mensen
5. ondervoeding
5.1. verpleegkundige: eten aanbieden, specialist inschakelen oorzaak
5.1.1. overtuigingskracht, initiatief tonen, toewijding
5.2. zorgvrager: zelf stimuleren meer eten
6. agressie
6.1. verpleegkundige: andere zorgvragers beschermen tegen agressief gedrag
6.1.1. geduld, stressbestendig, communicatie, oplossingsgericht
6.2. zorgvrager: irritaties kenbaar maken voordat agressie ontstaat
7. onbegrepen gedrag
7.1. verpleegkundige: onbegrepen gedrag proberen te begrijpen en accepteren
7.1.1. gevoelig, luisteren, overtuigingskracht
7.2. zorgvrager: uitleggen waar het gedrag vandaan komt
8. pijn
8.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
8.1.1. sensitiviteit, inlevingsvermogen, communicatie
8.2. zorgvrager: aangeven van pijn
9. familieparticipatie
9.1. verpleegkundige: familie stimuleren
9.1.1. initiatief tonen, nabijheid,
9.2. zorgvrager: hulp vragen aan familie
10. zorg en dwang
10.1. verpleegkundige: wet hanteren
10.1.1. aanpassingsvermogen, initiatief nemen, vasthoudendheid
10.2. zorgvrager: kritisch zijn over de zorg
11. veilig omgaan met medicatie
11.1. verpleegkundige: goede medicatie goede persoon
11.1.1. zorgvuldig, inzicht, communiceren, flexibiliteit, controlerend
11.2. zorgvrager: medicatie goed innemen
12. werken met hulpmiddelen
12.1. verpleegkundige: protocollen hanteren
12.1.1. zorgvuldig, controlerend, betrokken, duidelijk zijn, uitleggen
12.2. zorgvrager: hulpmiddelen op de juiste manier gebruiken
13. depressie
13.1. verpleegkundige: observeren rapporteren, specialist inschakelen
13.1.1. inlevingsvermogen, communicatie, motiveren
13.2. zorgvrager: hulp accepteren
14. huidletsel
14.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
14.1.1. oplossingsgericht, observerend vermogen,
14.2. zorgvrager: huidletsel kenbaar makenen goed onderhouden
15. mondproblemen
15.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
15.1.1. oplossingsgericht, observerend vermogen
15.2. zorgvrager: mond goed verzorgen, regelmatig tandarts
16. delier
16.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
16.1.1. inlevingsvermogen, sensitief, communiceren, stressbestendig
16.2. zorgvrager: logisch beredeneren
17. oog/oorproblemen
17.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
17.1.1. inlevingsvermogen, accuraat, behulpzaam
17.2. zorgvrager: jaarlijkse controles
18. eten en drinken
18.1. verpleegkundige: observeren, rapporteren, actie ondernemen
18.1.1. controlerend, plannen/organiseren, adviseren
18.2. zorgvrager: goed opletten wat je eet en drinkt
19. hygiëne
19.1. verpleegkundige: zorgen voor goede hygiëne, handen wassen, handschoenen aan etc.
19.1.1. zelfredzaam, communicatie, stimuleren, zorgvuldig, motiveren
19.2. zorgvrager: goed zorgen voor persoonlijke hygiëne
20. seksualiteit
20.1. verpleegkundige: rekening houden met de grenzen van de zorgvrager, grenzen aangeven
20.1.1. besluitvaardigheid, communicatie, inlevingvermogen
20.2. zorgvrager: grenzen aangeven, grenzen van verpleegkundige accepteren
21. ethiek
21.1. verpleegkundige: rekening houden en begrip tonen
21.1.1. inlevingsvermogen, grenzen stellen, communicatie, integer, ruimdenkend