1. In het bos
1.1. Sanderijn komt aan in een bos en komt bij een bron
1.2. In het bos is ook een ridder aan het jagen maar zonder succes
1.2.1. Hij hoort iets bewegen en het is Sanderijn
1.2.1.1. Sanderijn is bang voor wat de ridder gaat doen met haar
1.2.1.2. Uiteindelijk vind zij het niet meer eng en gaat ze mee
1.2.1.3. De ridder zegt dat ze zijn voorbestemd
2. Lanseloet is verdrietig
2.1. Hij laat Reinout zoeken naar Sanderijn
2.1.1. Reinout komt na maanden zoeken een boswachter tegen
2.1.1.1. De boswachter leidt hem naar het kasteel
2.1.2. Reinout zegt dat Lanseloet wilt trouwen met haar
2.1.2.1. Ze is gelukkig met haar man en wilt niet mee
2.1.3. Reinout heeft bewijs nodig dat hij met Sanderijn heeft gesproken
2.1.3.1. Hij moet van Sanderijn vertellen over een boomgaard en dat er een valk neerstreek op een tak en één bloem plukte en weer wegvloog. De valk kwam later terug maar kon de tak nergens vinden. dit deed hem verdriet.
2.1.3.2. Ik zie dit als een metafoor voor de relatie tussen Lanseloet en Sanderijn
3. Reinout liegt
3.1. Hij zegt dat Sanderijn op de terugweg is doodgegaan
3.2. Lanseloet gelooft het niet
3.3. Reinout vertelt het verhaal over de valk en Lanseloet begint het wel te geloven
3.3.1. Lanseloet is verdrietig en sterft van verdriet
4. Personages
4.1. Lanseloet van Denemarken
4.2. Sanderijn
4.3. Moeder van Lanseloet
4.4. Reinout, de bode van Lanseloet
4.5. Een ridder
4.6. Een boswachter
5. Lanseloet is verliefd op Sanderijn
5.1. Ze mogen niet trouwen omdat zij niet van Adel is
5.2. De moeder bedenkt een list om van Sanderijn af te komen
5.2.1. Lanseloet mag een nacht met Sanderijn alleen, maar daarna moet hij haar dumpen
5.2.2. Ze vertelt Sanderijn dat Lanseloet ziek is om haar naar binnen te krijgen
5.2.3. Sanderijn is gekwetst en rent weg.