4. Aangifte en klacht

Iniziamo. È gratuito!
o registrati con il tuo indirizzo email
4. Aangifte en klacht da Mind Map: 4. Aangifte en klacht

1. 1. Eigen bevindingen

1.1. BOA is bevoegd om proces-verbaal op te maken. Hierdoor kan OM op vervolging overgaan en kan rechter alleen afgaande op proces-verbaal een straf opleggen

1.2. Verbaliseren persoon: voorafgaand nagaan of alle bestanddelen van strafbare feit zijn vervuld. Dat is nodig om van een strafbaar feit te kunnen spreken

1.2.1. Ontbreekt één bestanddeel, dan is er geen sprake van een strafbaar feit

1.2.2. Soms vervalt strafbare handeling als hiervoor een ontheffing of vergunning is verleend

1.2.3. BOA moet identiteit vaststellen van betrokken persoon of verdachte -> geldig ID bewijs tonen

2. 3. **Klacht:** aangifte met een uitdrukkelijk verzoek tot vervolging van de dader of medeplichtige

2.1. Soort van ''aangifte +''

2.2. **Op klacht vervolgbaar:** dader van een zogenaamd klachtdelicht kan alleen door het OM vervolg worden nadat een klacht is gedaan

2.3. In principe is alleen diegene tegen wie het misdrijf is begaan, is tot de klacht gerechtigd

2.3.1. T/m 16 jaar, of als iemand niet in staat is klacht te doen, dan moet deze worden gedaan door wettelijke vertegenwoordiger. Dus anders dan bij een aangifte

2.4. Officier, of hulpofficier van justitie neemt klacht in ontvangst aan

2.4.1. Opsporingsambtenaar krijgt opdracht om een volledige verklaring op te nemen en schriftelijk op te stellen

2.5. Intrekken van klacht mag 8 dagen na het indienen deze nog terugtrekken

2.6. **Klachtdelicht:** een delicht, dat alleen vervolgbaar is nadat een klacht is gedaan

2.6.1. **Absolute klachtdelichten:** delicht, begaan door een willekeurige verwachte, dat alleen vervolgbaar is nadat door diegene tegen wie het misdrijf is gepleegd een klacht is gedaan

2.6.1.1. Voorbeeld: tijdens het stappen valt iemand je herhaaldelijk lastig

2.6.2. **Relatieve klachtdelichten:** delicht, begaan door een bepaalde familiererelatie dat alleen vervolgbaar is nadat door diegene tegen wie het misdrijf is gepleegd een klacht is gedaan

2.6.2.1. Als vervolging mogelijk is, maar niet als er een bepaalde familierelatie bestaat. Voorbeeld zoon steelt geld van vader. Zoon kan hiervoor uitsluitend vervolgd worden, en dus niet de ouders zelf als vader een klacht indient

2.6.2.2. Vervolgingsuitsluitingsgrond: Een man die niet officieel gescheiden is van zijn vrouw, en goederen wegneemt is niet vervolgbaar voor relatieve klachtdelichten

3. **Extra: politieke personen**

3.1. De koning

3.1.1. Politiek onschendbaar

3.1.2. Vormt regering samen met ministers

3.1.3. Ondertekent bij koninklijk besluit AMvB's

3.2. Ministers

3.2.1. Vormen samen regering met koning

3.2.2. Verantwoordelijk voor politiek handelen koning; moeten uitleg geven over zijn acties. Afhankelijk van de actie van de koning en zijn portefeulle moet desbetreffende minister zich verantwoorden

3.2.3. Bereiden AMvB's voor

3.3. Commisaris van de Koning

3.3.1. Is een door de regering benoemde rijksambtenaar

3.3.2. Voorzitter van zowel provinciale staten als gedeputeerde staten

3.3.3. Staat aan hoofd van de provincie; hoogste gezagsdrager

3.3.4. Wordt bij koninklijk besluit benoemd voof 6 jaar

3.3.5. Taken: ziet erop toe dat beleidsproces van de provincie goed verloopt

3.3.6. Taken: verantwoordelijk voor rampenbestrijding, openbare orde, veiligheid en rijkstaken

3.3.7. Heeft een rol in beneoming of herbenoeming van burgemeesters. Maakt een eerste selectie van de kandidaten en ziet erop toe dat het proces volgens de regels verloopt

3.4. Rechters

3.4.1. Hebben rechterlijke macht: belast met de rechtspraak

3.5. Procureur-generaal

3.5.1. Werkt voor de Hoge Raad van OM

3.5.2. Bij koninklijk besluit benoemd voor het leven

3.5.3. College van procureurs-generaal

3.5.3.1. Ziet erop toe dat de politie strafrechtelijke taken goed uitvoert, zoals opsporen van strafbare feiten of verhoren van verdachten

3.5.3.2. Rijksrecherche valt rechtstreeks onder college van procureurs-generaal. College geeft de opdrachten.

3.6. Openbaar Ministeri (OM)

3.6.1. Brengt verdachten naar strafrechter

3.6.2. Zorgt voor oppsporing en vervolging van strafbare feiten

3.6.3. Officier van justitie leidt opsporingsonderzoek

3.7. Officier van justitie

3.7.1. Werkt voor OM

3.7.2. Stelt het opsporingsonderzoek in voor OM en leidt dit ook

3.7.2.1. Uitgevoerd door ambtenaren werkzaam bij politie, marechaussee of buitengewoon opsporingsambtenaren

3.7.2.1.1. Zoals bijv een verhoor

3.7.3. Kan een feitenonderzoek instellen wanneer een ambtenaar geweld heeft gebruikt

3.7.3.1. Rijksrecherche voert dit vervolgens uit

3.7.4. Politie staat onder gezag van officier van justitie als zij optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht voor justitie

3.7.4.1. Bijv bij opsporen strafbare feiten, overbrengen van arrestanten en verhoren van verdachten

3.7.5. Neemt deel aan gemeentelijk driehoeksoverleg

3.7.6. BOA

3.7.6.1. Hoofdofficier van jusutie kan aanstelling BOA beëindigen, bij misbruik van bevoegdheden

3.7.6.2. Ziet erop toe dat BOA's voldoen aan vereisten van titel opsporingsbevoegdheid, evenals hun bekwaamheid en betrouwbaarheid

3.7.6.2.1. Officier van justitie van inlichtingen hiervoor vragen aan college van proceureurs-generaal

3.7.6.3. Ziet erop toe dat BOA zijn opsporingstaken goed verricht en op juist wijze uitoefent

3.8. Hulpofficier van justitie

3.8.1. Politieambtenaar met een hogere rank, die de oficier van justitie ondersteunt in het opsporingsonderzoek

3.8.2. Geen lid van OM, dus ook geen staande magistatuur

3.8.3. Heeft specifieke bevoegdheden gekregen vanuit wetgever

3.9. Rechter-commisaris

3.9.1. Waakt tegen nodeloze vertraging van opsporingsonderzoek

3.9.2. Is een rechter die **voorafgaand ** aan onderzoek ter berechting, toezicht houdt op goede verloop van opsporingsonderzoek en onderzoekshandelingen verricht op verzoek van officier van justitie of van de verdachte

3.9.2.1. Toezichthoudende rol mbt opsporingsonderzoek in bepaalde gevallen, en op vordering van officier van justtie op verzoek van verdachte of diens raadsman

3.10. Korpschef nationale politie

3.10.1. Drect toezichthouder van BOA

3.10.2. Belast met leiding en beheer van de politie,nationaal

3.10.2.1. Regionale politiechef: hoofd van een regionale eenheid

3.10.3. Rechtstreeks verantwoording geven aan minister van Justitie en Veiligheid

3.11. Minister van Justitie en Veiligheid

3.11.1. Verleent akte van opsporingsbevoegdheid aan BOA

3.11.1.1. En VOG

3.11.2. Verantwoordelijk voor hoe OM haar taak verricht en bevoegdheden uitoefent

3.11.3. Bevoegdheden voor bijzondere aanwijzingen mandateert hij aan college can procureurs-generaal

3.11.4. Bepaalt samen met college van proceureurs-generaal de prioriteiten in opsporing en vervolging

3.12. Burgemeester

3.12.1. Lid van algemeen bestuur van veiligheidsregion waarbinnen de gemeente valt

3.12.2. Bij koninklijk besluit benoemde functionaris die samen met wethouders het dagelijks bestuur van gemeente vormt

3.12.3. Voorzitter van gemeenteraad. Voorzitter + lid van college B&W

3.12.4. Rol: bewaken kwaliteit van bestuur en bevorderen interne afstemming bestuursorganen

3.12.5. Verleent koninklijke onderscheidingen

3.12.6. Belast met handhavind van de openbare ore

3.12.6.1. Politie staat onder zijn gezag in gemeente als zij optreedt ter handhaving van de openbare orde en hulpverlendende taak

3.12.7. Gezag bij brand en ongevallen. Bevoegd bevelen te geven hierin.

3.12.8. Opperbevel in geval van een ramp of ernstige vrees voor ontstaan daarvan

3.12.9. Vertegenwoordigt gemeente in rechtszaak als de gemeente partij hierin is

3.12.10. Kan noodverordening uitvaardigen en afkondigen

3.12.10.1. Maakt deze kenbaar aan de gemeenteraar, commissaris van de koning en hoofdofficier van justitie

3.13. Algemeen opsporingsambtenaar

3.13.1. Opsporing van ALLE strafbare feiten

3.13.2. 1. Ambtenaren aangesteld voor uitvoering politietaak

3.13.3. 2. Vrijwillige ambtenaren van politie, aangesteld voor uitvoering van politietaken

3.13.4. 3. Ambtenaren van de rijksrecherche

3.14. Buitengewoon opsporingsambtenaar

3.14.1. Bevoegd op het grondgebied, dat in zijn akte van beëdiging is vermeld, de opsporingsactiviteiten uit te oefenen ter zake van de feiten die in zijn akte zijn vermeld. Bevoegd daarvan een PV op te maken

3.15. **Proces strafrechtelijke handhaving rechtsorde**

3.15.1. Officier van justitie heeft gezag (beslissingbevoegdheid over inzet) over politie bij strafrechtelijke zaken: **rechtbank**

3.15.2. College van procureurs-generaal ziet erop toe dat politie deze taken naar behoren uitvoert: **gerechtshof**

3.15.3. Minister van justitie is uiteindelijk verantwoordelijk voor de uitvoering van strafrechtelijke zaken: **hoogste macht**

3.15.3.1. Verantwoording schuldig aan eertste en tweede kamer

4. 2. Aangifte

4.1. Twee manieren van kennis verkrijgen door opsporingsambtenaar

4.1.1. **Ambtshalve vervolgbare feiten** zijn feiten die ook opgespoord of vervolg kunnen worden zonder klacht of aangifte, en zelfs tegen de wil van de benadeelde

4.1.1.1. Zelf ontdekt door opsporingsambtenaar

4.1.1.2. Voorbeeld: dader van mishandeling van zijn partner kan worden vervolgd, ook als het slachtoffer weigert aangifte te doen

4.1.2. **Aangifte** is een kennisgeving van een gepleegd strafbaar feit aan een bevoegde opsporingsambtenaar

4.1.2.1. Op klacht vervolgbaar. Vaak opsporingsonderzoek doen

4.1.2.2. Aangifte moet worden gedaan bij **bevoegd ambtenaar,** die bevoegd is het strafbare feit waarvan men aangifte wil doen, op te sporen

4.1.2.2.1. Als opsporingsambtenaar bevoegd is voor strafbare feit op te sporen waarvoor iemand aangifte wil doen, is hij **verplicht** de aangifte op te nemen

4.1.2.3. Leeftijd speelt geen rol, iedereen kan aangifte doen

4.1.2.3.1. Uitzondering op ''iedereen kan aangifte doen'' is bij een misdrijf dat alleen op klacht kan worden vervolgd

4.1.2.4. Intrekken van aangifte is niet mogelijk

4.1.2.5. Aangifte kan ook middels volmacht door een ander worden gedaan

4.2. Valse aangifte

4.2.1. Opzetmisdrijf: iemand dient valse aangifte of klacht in over een verzonnen strafbaar feit, **wetende** dat het niet gepleegd is

4.2.1.1. Mondelinge aangifte of klacht is ook al voldoende, maar voor bewijsvoering is schriftelijk beter

4.2.1.2. Als indiener oprecht gelooft in dat strafbare feit gepleegd is, is dit niet strafbaar

4.2.1.3. Valse aangifte of klacht doen van iets dat géén strafbaar feit is, is ook geen valse aangifte

4.2.1.4. Bestanddelen

4.2.1.4.1. 1. Persoon moet weet hebben van valsheid van aangifte

4.2.1.4.2. 2. Persoon moet aangifte doen van daadwerkelijk strafbaar feit

4.2.2. Gedeeltelijk valse aangifte of klacht: één bestandsdeel ontbreekt

4.2.2.1. Bijvoorbeeld aangfite doen van daadwerkelijk strafbaar feit, maar opzettelijk onjuiste identiteit van dader aangeven

4.3. Verjaringstermijnen: recht tot strafvordering vervalt na x-aantal jaar

4.3.1. Overtredingen: na 3 jaar

4.3.2. Misdrijven met boete, hechtenis of gevangenisstraf van max 3 jaar: na 6 jaar

4.3.3. Misdrijven met max gevangenisstraf van meer dan 3 jaar: na 12 jaar

4.3.4. Misdrijven met max gevangenisstraf van max 8 jaar of meer: na 20 jaar

4.3.5. Misdrijven met max gevangenisstraf van 12 jaar of meer: verjaart nooit

4.3.6. Zedendelichten t.a.v. minderjarigen: verjaart nooit