1. zwarte gal
1.1. zwaarmoedig, somber & pessimistisch
2. Over wondere feiten
2.1. Filosofen
2.1.1. Socrates
2.1.1.1. 2-deling: lichaam & ziel
2.1.1.2. zelf nadenken
2.1.1.2.1. vertrouwen op je eigen verstand
2.1.2. Plato
2.1.2.1. 2 werelden
2.1.2.1.1. Zichbare wereld, die een mens zintuigen kan leren
2.1.2.1.2. de geestelijke wereled, die met het verstand kan worden gekend
2.1.2.2. rechtvaardigheid is de kern van de ethiek
2.1.2.2.1. handelingen moeten op rechtvaardigheid zijn gebasseerd
2.1.3. Aristoteles
2.1.3.1. opbouw van ziel in de natuur
2.1.3.1.1. vegetatieve ziel
2.1.3.1.2. sensitieve ziel
2.1.3.1.3. rede
2.1.3.2. studeerde van zijn 17e tot zijn 37e aan Plato's Academie
2.1.3.3. Ethica
2.1.3.3.1. elk mens wil een gelukkig leven
2.1.4. Hippocrates
2.1.4.1. overheersende vloeistoffen
2.1.4.1.1. Sanguinicus
2.1.4.1.2. flegmaticus
2.1.4.1.3. cholericus
2.1.4.1.4. melancholicus
2.2. Mens beelden
2.2.1. Biologisch mensbeeld
2.2.1.1. lichaam & hersenen is één
2.2.2. Behavioristisch mensbeeld
2.2.2.1. 20e eeuw
2.2.2.1.1. ontwikkeld door J.B. Watson
2.2.2.2. menselijk gedrag is opgebouwd uit aangeleerde reflexen en reacties op prikkels
2.2.2.2.1. Prikkel van buiten heet een stimulus
2.2.2.2.2. een reactie of reflex heet respons
2.2.2.3. Aleen wat we met onze zintuigen kunnen waarnemen is een betrouwbare bron voor kennis, niet het bewustzijn van de mens.
2.2.2.3.1. Bewustzijn van de mens is
2.2.3. Cognitief mensbeeld
2.2.3.1. vanaf 1970
2.2.3.2. geinstresseerd in de vraag naar wat er zich afspeelt binnen in de hersenen
2.2.3.2.1. Welke processen doen zich voor wanneer een mens iets nieuws leert?
2.2.3.2.2. begrijpen hoe mensen waarnemen en denken
2.3. Psychologen
2.3.1. Freud
2.3.1.1. Je latere persoonlijkheid word bepaald door je ervaringen in de jeugd
2.3.1.1.1. de psychoseksuele ontwikkelingsfasen
2.3.1.2. menselijke psysche
2.3.1.2.1. Es
2.3.1.2.2. Ich
2.3.1.2.3. über-Ich
2.3.1.3. Religie
2.3.1.3.1. een neurose die een gezonde ontwikkeling van mensen blokkeert
2.3.2. Carl Gustav Jung
2.3.2.1. leerling van Freud
2.3.2.2. Religie
2.3.2.2.1. projecties door de mens van voorstellingen en belevingen uit het onbewuste
2.3.2.2.2. godsdienst is goed
2.3.2.2.3. collectieve onbewuste
2.3.2.2.4. essentieel voor de zelfverwerkelijking van de mens
2.3.3. James Austin
2.3.3.1. onze hersenen creëren God
2.3.3.2. of God creërde onze hersenen
2.3.3.3. het zal een kwestie van geloof blijven
2.3.4. H.M. Kuitert
2.3.4.1. Religieus-zijn is een psychologische eigenschap van de mens
2.3.4.2. Religie
2.3.4.2.1. godsdiensten geven de mensen uitleg over de werkelijkheid
2.3.4.2.2. waarom doen zoveel mensen aan religie?
2.3.4.2.3. 3 belangrijke vragen
3. Over normaal gesproken H1 & H2
3.1. Ethiek
3.1.1. het bestuderen van
3.1.1.1. normen en waarden
3.1.1.1.1. waarden
3.1.1.1.2. normen
3.1.1.2. moraal
3.1.1.2.1. Persoonlijke moraal
3.1.1.2.2. gemeenschappelijk moraal
3.1.1.3. menselijk gedrag
3.1.1.3.1. hoe gedragen mensen zich, en waarom.
3.2. Democratie
3.2.1. Grondwet
3.2.1.1. pas na 1800 rechten van de burgers in een grondwet
3.2.1.2. in 1848 stelde koning Willem 2 een commisie in voor de herziening van de Grondwet
3.2.1.2.1. Thorbecke werd voorzitter
3.2.1.2.2. belangrijkste vernieuwing was scheiding van de drie staatsmachten
3.2.1.2.3. iedere burger had het recht op:
3.2.2. Nederlands is pluriforme samenleving
3.2.2.1. vanwege de veelheid van culturen
4. Filosofen
4.1. Socrates
4.2. Plato
4.3. Aristoteles
4.4. Epicurus
4.4.1. ieder mens wil genieten van de goede dingen van het leven zonder te lijden aan pijn of verdriet.
4.4.1.1. een mens kan pas volop geniten van het leven wanneer elke vorm van lichamelijk en geestelijk lijden afwezig is
4.4.1.1.1. echte rust voor zijn ziel
4.4.1.1.2. volkomen gelukkig leven
4.4.1.1.3. 2 dingen bestrijden
4.4.2. hedonisme
4.4.2.1. mensen die er op los leven
4.4.3. kerk niet blij met zijn uitspraken want:
4.4.3.1. Epicurus keek alleen maar naar lichamelijk genot van de mens
4.4.3.1.1. aanzetten tot een egoïstische levenshouding
4.4.3.2. Epicurus vond dat mensen geen angst voor de dood en voor een straffende godheid hoefden te hebben
4.4.4. Als god bestaat, bemoeid hij zich niet met onze wereld
4.4.4.1. als god het kwaad niet kan tegenhouden, dan is hij machteloos
4.4.4.2. als hij het wil kan, maar hij wil het niet, dan is hij kwaadaardig
4.5. Jeremy Bentham
4.5.1. 1748-1832
4.5.1.1. Oxford
4.5.1.1.1. studeerde rechten in London
4.5.2. elk mens streeft zijn eigen geluk na
4.5.2.1. hij vond dat niet ten koste mag gaan van het geluk van je medemens
4.5.2.1.1. iedereen telt voor één iemand en niemand voor meer dan één
4.5.3. utilitarist
4.5.3.1. handeling of besluit is moreel juist, wanneer de gevolgen voor zo veel mogelijk mensen gunstig zijn
4.6. John Stuart Mill
4.6.1. 1806-1873
4.6.2. bekritiseerde Bentham
4.6.2.1. overtuigd van het utilitaristische principe voor het bestuur van de maatschappij
4.6.2.1.1. Maar zei: geluk is meer dan gevoelens
4.6.3. boek: on liberty
4.6.3.1. het enige dat een mens, individueel of samen met anderen, het recht geeft om in te grijpen in de vrijheid van een ander mens, is zelfbescherming
4.7. Immanuel Kant
4.7.1. 1724-1804
4.7.1.1. Königsberg (Kaliningrad) Rusland
4.7.2. gevolgen van een handeling nooit mogen of kunnen bepalen of die handeling 'moreel juist' was/is
4.7.3. "alleen de innerlijke vastbeslotenheid om altijd dat gene te doen, waarvan ik weet dat het gedaan behoort te worden, mag 'moreel goed' genoemdn worden"
4.7.4. categorische imperatief
4.7.4.1. 2 principes voor ons morele handelen:
4.7.4.1.1. handel altijd zó, dat wat jij besluit te doen, in dezelfde situaties doora lle mensen gedaan moet kunnen worden
4.7.4.1.2. handel bij alles wat je doet zó, dat de mens altijd een doel is en nooit een middel
4.7.4.2. voorschrift en voor iedereen in elke situatie
4.8. Emmanuel Levinas
4.8.1. 1906-1995
4.8.1.1. Litouwen
4.8.1.1.1. verhuisde naar frankrijk in 1930
4.8.2. eens met Kant
4.8.2.1. hij vindt wel dat Kants categorische imperatief een te afstandelijke regel is, als het om mensen gaat
4.8.2.1.1. mensen moeten verantwoordelijk zijn
4.8.3. wanneer mensen alleen hu nrechten opeisen en niet hun plichten kennen, zal een samenleving ten onder gaan
4.8.4. mensen moeten zelf in vrijheid keuzes kunnen maken
4.8.5. hij keek naar de Ander
4.8.5.1. de medemens
4.8.5.1.1. maar ook god
5. Geloven
5.1. 3 soorten mensen
5.1.1. gelovigen
5.1.2. atheïsten
5.1.2.1. god bestaat niet
5.1.3. agnosten
5.1.3.1. weten het niet
5.1.3.1.1. kan niet bewezen worden
5.2. Christendom
5.2.1. zeven werken van barmhartigheid
5.2.1.1. hongerigen te eten geven
5.2.1.2. dorstigen te drinken geven
5.2.1.3. vreemdelingen opnemen
5.2.1.4. naakten kleding geven
5.2.1.5. zieken verzorgen
5.2.1.6. gevangenen bezoeken
5.2.1.7. doden begraven
5.3. Islam
5.3.1. goede doelen
5.3.1.1. zakaat
5.3.1.1.1. verschilt van aalmoes, want is het is een verplichting voor elke moslim
5.3.1.1.2. in de islamitische wetgeving is vastgelegd dat elke moslim 2,5 % van zijn inkomen/eigen vermogen aan zakaat moet geven
5.3.1.2. Islamic Relief
5.3.1.2.1. islamitische organisatie die:
5.3.2. slachten als ritueel
5.3.2.1. dier niet verdoofd
5.3.2.1.1. slokdarm, luchtpijp en slagaderen in één beweging worden doorgesneden
5.3.2.1.2. dit dood het dier in feite
5.3.2.2. in de islam
5.3.2.2.1. halal geslacht
5.3.2.3. in het jodendom
5.3.2.3.1. kosjer geslacht
5.4. Hindoeïsme & Boeddhisme
5.4.1. gelijkwaardigheid van alle levende wezens leidt tot een levensverhouding:
5.4.1.1. Ahimsa
5.4.1.1.1. geweldloosheid