Klievingsdelingen (tot begin week 4)
Door Eden Dessart
1. wat?
1.1. = aantal cellen neemt toe maar zonder toe te nemen in grootte
1.1.1. snel
1.2. cellen w dus kleiner
1.3. een reeks celdelingen die onmiddellijk na de bevruchting beginnen. er w steeds meer identieke dochtercellen gevormd
1.3.1. = blastomeren (voorlopercellen)
2. stadia van de cel
2.1. zygote
2.1.1. = de bevruchtte eicel
2.1.1.1. beweegt naar uterus en bevindt zich in een tweecellig stadium
2.1.1.1.1. 30 uur
2.2. morula
2.2.1. = een hoopje cellen na delingen en is 12 à 26 delig
2.2.1.1. bereikt uterus na ongeveer 3 dagen
2.2.1.1.1. 60 uur
2.3. blastula
2.3.1. = een vochtholte (+- 60 cellen)
2.3.2. = een holle bol bestaande uit
2.3.2.1. binnenste laag
2.3.2.1.1. embryoblast
2.3.2.2. buitenste laag
2.3.2.2.1. trofoblast
2.4. zona pellucida w afgestoten
2.4.1. blastula komt in contact met vloeistof in baarmoederholte
2.4.1.1. = rijk aan glycogeen en voorziet blastocyste van voedingsstoffen
2.5. wanneer blastocyste volledig is ontwikkeld maakt hij contact met het endometrium en stoppen de klievingsdelingen en begint de innesteling
2.6. innesteling
2.6.1. wanneer opp van blastula dat het dichtst j embryoblast zich hecht aan de bekleding vd uterus
2.6.1.1. na 5 à 6 dagen