1. Neurobiologisch onderzoek
1.1. Uit onderzoek blijkt dat enerzijds de genen (dus wat je erft van je biologische ouders) bepaalde functies in het brein aanleggen, maar anderzijds de manier waarop deze functies zich verder ontwikkelen in interactie met de omgeving gebeurt
1.1.1. De kans op de ontwikkeling van antisociaal gedrag door mishandeling in de jeugd is tien keer zo groot als bij personen met een lage MAOA-spiegel
1.2. Antisociaal gedrag wordt door verschillende factoren in het brein en zenuwstelsel veroorzaakt
1.2.1. • Het hormonale stresssysteem • Het autonome zenuwstelsel • Boodschappersstoffen in de hersenen • Circuits van hersengebieden die betrokken zijn bij de regulatie van emoties. (De Kogel 2008)
1.3. Een tekort aan Monoamine-oxidase-A verhoogd aggressief gedrag (Caspi et al 2002)
2. Behaviorisme
2.1. Ziet criminaliteit, net als elk ander, als iets wordt aangeleerd
2.2. Klassiek conditioneren: heeft te maken met inwerking op reflexen
2.3. Instrumenteel/ operant conditioneren: Gedrag dat gericht is op bepaalde gevolgen of verwachte gevolgen, zoals straf of beloning
2.4. Sociaal leren: gedrag en houding worden van elkaar overgenomen
3. Differentiële associatietheorie (Sutherland)
3.1. Volgens Sutherland dragen maatschappelijke krachten bij tot crimineel gedrag
3.2. Crimineel gedrag is aangeleerd
3.3. Crimineel gedrag wordt geleerd in interactie met anderen door middel van communicatie
4. De neurobiologische theorie zoekt de verklaring voor deviant/crimineel gedrag deels in erfelijke factoren en deels in omgevingsfactoren
5. Italiaanse school (Cesare Lombroso)
5.1. Criminaliteit is aangeboren
5.1.1. Alles dient objectief te worden bewezen (positivisme)
5.2. De vorm en de afmeting van de schedel is een graadmeter en voorspeller van menselijk gedrag (frenologie)
5.2.1. Misdadigers vertonen aangeboren afwijkingen, zoals een specifieke schedelvorm, een asymmetrisch gezicht, opvallend grote of juist kleine oren, of extra vingers.
6. Franse school
6.1. De Franse school ontkende de theorie van de geboren misdadiger (Italiaanse school) en duidden crimineel gedrag als oorzaak van het sociale milieu waarin iemand opgroeit
7. Developmental taxonomy-model (Moffitt)
7.1. onderscheid tussen twee criminele paden:
7.1.1. life-course-persistent: Degenen die hun hele leven crimineel gedrag blijven vertonen
7.1.1.1. Ze vertonen al deviant en antisociaal gedrag in de kindertijd
7.1.1.1.1. één van de belangrijkste voorspellers voor crimineel gedrag in de volwassenheid
7.1.2. Adolescence limited: Degenen die alleen gedurende de adolescentie delinquent gedrag vertonen
7.1.2.1. Deze groep begint pas later met plegen van crimineel gedrag en na de tienerjaren neemt het criminele gedrag weer af.
7.2. Maturity gap
7.2.1. Een gat tussen biologische en sociale volwassenheid
7.2.1.1. Delinquent gedrag wordt hier dan ook gezien als mogelijkheid om die kloof tussen biologische en sociale volwassenheid te overbruggen
7.2.2. Crimineel gedrag zou kunnen leiden tot een volwassen status