1. De ruimte waarin een magneet een magnetische kracht kan uitoefenen noemen we het magnetische veld van de magneet. Je kunt het veld van een magneet zichtbaar maken met behulp van ijzervijlsel. IJzervijlsel rangschikt zich in de buurt van een magneet. Er ontstaat een patroon van kromme lijnen. Deze lijnen noemen we veldlijnen. Alle veldlijnen bij elkaar noemen we het veldlijnenpatroon.
2. Soorten magneten
2.1. Stafamagneten
2.2. Hoefijzermagneten
2.3. Naaldmagneten
2.4. Schijfmagneten
3. Polen van een magneet
3.1. Noordpool
3.2. Zuidpool
4. Deze magneten heten permanente (= blijvende) magneten
5. De uiteinden van een magneet heten de polen. Een magneet heeft altijd een noordpool (N) en een zuidpool (Z). Ongelijknamige polen trekken elkaar aan en gelijknamige polen stoten elkaar af. De krachtwerking van een magneet is het sterkst bij de polen en het zwakst tussen de polen in.
6. Magnetische veldlijnen
7. De veldlijnen geven de richting van het magnetische veld aan. Volgens afspraak lopen de veldlijnen buiten de magneet van de noordpool naar de zuidpool.
8. Eigenschappen van veldlijnen
8.1. 1. Ze kunnen elkaar niet snijden.
8.2. 2. De afstand tussen de veldlijnen is kleiner naarmate het magneetveld sterker is.
8.3. 3. Veldlijnen hebben geen begin en geen eind. Ze vormen een gesloten weg.
9. 1) Veldlijnen geven namelijk de richting van het magnetisch veld aan. Als twee veldlijnen elkaar zouden snijden, dan zouden er in het snijpunt twee richtingen van het veld zijn en dat kan natuurlijk niet.
10. 3) Zoals eerder gezegd is, lopen de veldlijnen BUITEN de magneet van de noordpool naar de zuidpool. BINNEN de magneet lopen de veldlijnen echter terug van de zuidpool naar de noordpool. Zodoende is er toch sprake van een gesloten weg.
11. Magnetische influentie
11.1. Als een (permanente) magneet in de buurt van een voorwerp van ijzer, nikkel of kobalt gehouden wordt, dan zal dit voorwerp tijdelijk zelf ook een magneet worden. Het voorwerp verliest zijn magnetisme meestal weer op het moment dat de magneet wordt weggehaald.
11.2. Weekijzer is ijzer met een heel laag koolstofgehalte (minder dan 0,2%). Weekijzer heeft de eigenschap dat het makkelijk te magnetiseren is, maar zijn magnetisme weer snel na het weghalen van de magneet verliest. Weekijzer is dus het tegenovergestelde van een permanente magneet. Weekijzer wordt toegepast in onder andere elektromagneten
12. Aardmagnetisme
12.1. De aarde kan je eigenlijk ook opvatten als één grote magneet.
12.2. Een kompasnaald is een klein magneetje dat draaibaar is opgesteld. De kompasnaald zal zo’n positie innemen dat zijn noordpool naar de MZ wijst en/of zijn zuidpool naar de MN.
13. Het is deze magnetische influentie die ervoor zorgt dat magneten voorwerpen van ijzer, nikkel en kobalt aantrekken. Aan de kant van de noordpool (zuidpool) van de permanente magneet ontstaat er namelijk een zuidpool (noordpool) in het voorwerp. De vorige figuur (met de spijkers) is een voorbeeld van magnetische influentie.
14. De magnetische zuidpool (MZ) ligt in het noorden van Canada. Aan de ‘onderkant’ van de aarde bevindt zich de magnetische noordpool (MN). De verticale as in de figuur stelt de draaiingsas van de aarde voor. Deze doorkruist het aardoppervlak bij de geografische noordpool (GN) en de geografische zuidpool (GZ).
15. Een kompasnaald in een magnetisch veld
15.1. Een kompasnaald is een magneetje dat in alle richtingen kan draaien. Met een kompasnaald kan men de richting van een magneetveld eenvoudig bepalen.
16. Het noorden van de kompasnaald wijst steeds in de richting van de veldlijn op die plaats.