1. Organisatie
1.1. Personeel
1.1.1. Voorkeur fulltimers
1.1.1.1. Onze voorkeur gaat uit naar fulltimers, omdat de leerkrachten een beter overzicht houden over de klas. Ze weten wat er in de klas speelt en hoeven dit niet van iemand anders te horen of te communiceren. Ook is dit een voordeel voor de kinderen, omdat ze een aanspreek punt hebben waar ze met problemen heen kunnen.
1.1.2. IB'ers en RT'ers
1.1.2.1. Deze mensen zijn er in gespecialiseerd om kinderen individueel te helpen. Ieder kind leert op hun eigen specifieke manier en hier wordt vanuit de leerkracht rekening mee gehouden. IB'ers en RT'ers kunnen de leerlingen opvangen die vooral hun leerdoelen halen met individuele begeleiding.
1.1.3. Gymdocent, muziekdocent en dramadocent
1.1.3.1. Deze personen zijn vakspecialisten. Dit geeft de groepsleerkrachten minder werkdruk en meer tijd om andere zaken te regelen. Met deze personen weet je zeker dat je vakkundig onderwijs biedt.
1.1.3.1.1. Vormen van vakspecialisatie waar leerkrachten in het primair onderwijs zelf taal en rekenen geven aan een eigen groep en zich daarnaast specialiseren in de andere vakken en daarin les geven aan meer groepen, komen weinig voor. Vormen van vakspecialisatie worden vooral ingezet om de prestaties van leerlingen te verbeteren. De verwachte positieve effecten blijken soms wel, soms niet op te treden. Een nadeel van vakspecialisatie is dat de leerkrachten, omdat ze dan met meer leerlingen te maken hebben, hun onderwijs minder goed pedagogisch-didactisch kunnen afstemmen op de behoeften van individuele leerlingen. Dit doet met name bij probleemleerlingen soms afbreuk aan hun prestaties. Raadpleging van experts en onderzochte literatuur hebben geen concrete voorbeelden van genoemde vorm van vakspecialisatie in het basisonderwijs opgeleverd. Met name over ‘deeltijdspecialisatie’ van leraren in de zaakvakken en techniek blijkt weinig te vinden in de Nederlandse en internationale onderzoeksliteratuur. Wel wordt in het basisonderwijs geëxperimenteerd met het inzetten van specialisten. Zo worden bijvoorbeeld specialisten ingezet voor taal- en rekenonderwijs en vakdocenten voor vakken als: gymnastiek; muziek; drama dans. Daarnaast zijn er scholen waar individuele teamleden een voortrekkersrol krijgen bij een vak en andere teamleden ondersteunen bij het lesgeven in dat vak. Ten slotte zien we dat scholen op projectbasis externe experts inhuren die samen met leraren projectmatig onderwijs ontwikkelen en verzorgen. Effecten Het belangrijkste argument om specialisten in te zetten is dat het curriculum in het basisonderwijs breed is en dat niet van leraren verwacht kan worden dat zij alle onderdelen van dat curriculum op hoog niveau beheersen. De bevindingen over effecten van de inzet van specialisten op de prestaties van leerlingen zijn wisselend. Positieve effecten worden maar mondjesmaat gerapporteerd. Onderzoekers schrijven dit toe aan het gegeven dat een specialist lesgeeft aan meer leerlingen en daardoor minder goed in staat is om maatwerk te bieden. Dit is vooral nadelig voor zorgleerlingen en maakt vakspecialisatie geschikter voor de bovenbouw dan voor de onderbouw. Ook kunnen ervaren leraren er pedagogisch-didactisch beter mee uit de voeten dan startende leraren. De verwachte effecten op motivatie en betrokkenheid van de leerlingen worden soms gevonden. Voordelen en nadelen Voordelen van werken met specialisten zijn: er kan beter en efficiënter onderwijs worden aangeboden, leraren worden ingezet op hun sterkte en leerlingen worden beter voorbereid op het voortgezet onderwijs. Nadelen of knelpunten - naast minder continuïteit in de pedagogisch-didactische aanpak van individuele leerlingen – zijn: een gecompliceerder HRM-beleid (werving, selectie, vervanging, professionalisering), roostertechnische problemen, onrust bij het wisselen van lokalen en dat specialisatie in de lerarenopleidingen nog onvoldoende vorm krijgt.
1.1.4. Directeur
1.1.4.1. De directeur regelt de zaken buiten het lesgeven aan klassen om. Je moet hierbij denken aan adminstratieve zaken, zaken met de stichtingen en contacten met andere scholen.
1.1.5. Conciërge
1.1.5.1. De conciërge regelt dingen die gemaakt moeten worden en is gespecialiseerd in ICT.
1.1.6. 1 teamleider per bouw
1.1.6.1. De teamleiders zijn het aanspreekpunt van de bouw. Deze weet precies welke kinderen in welke klassen zitten en welke kinderen extra aandacht nodig hebben. Ook regelen ze uitstapjes en alles buiten de deur voor die bouw. De teamleider overlegd met de conciërge welke materialen besteld moeten worden die nodig zijn voor die bouw.
1.1.7. Stagiaires zijn welkom!
1.1.8. Onderwijsassistenten
1.1.8.1. 2 onderwijsassistenten per bouw. Dat betekent dat er 6 onderwijsassistenten aanwezig zijn.
1.1.8.1.1. Een onderwijsassistent is een medewerker in het Nederlandse onderwijs. Onder verantwoordelijkheid van de leraar verrichten onderwijsassistenten eenvoudige, routinematige onderwijsinhoudelijke taken en begeleiden ze leerlingen in het verwerven van vaardigheden. Daarnaast hebben zij verzorgende taken, bijvoorbeeld kinderen helpen bij het aankleden of bij het opruimen van een klaslokaal. Ook kunnen onderwijsassistenten kleine groepen met langzame of juist snelle leerlingen ondersteunen. Verder kunnen zij eraan bijdragen dat kinderen sociale en andere vaardigheden aanleren, zoals luisteren, opruimen of vragen stellen. Ten slotte kunnen de assistenten helpen om lesmateriaal samen te stellen voor bijzondere projecten. Onderwijsassistent - Wikipedia
1.1.9. Vergaderingen
1.1.9.1. Elke bouw heeft 1 keer per week een vergadering met alle groepsleerkrachten en de teamleider. Dit doen ze, omdat ze dan weten welke leerkracht voor of achter lopen en eventuele problemen samen op te lossen. Hieruit komen ook verbeterpunten voor eventueel het volgende jaar.
1.1.9.1.1. Er zijn ook teamvergaderingen 1 tot 2 keer per maand. Zo is het hele team ook op de hoogte van elkaar. Hier kunnen problemen besproken worden die school breed zijn.
1.1.10. Lunchouders
1.1.10.1. Om de leerkrachten ook een moment van pauze te geven, zijn er lunchouders die bij de kinderen zijn tijdens het overblijven. Deze lopen tijdens het buitenspelen ook buiten. De kinderen weten dat ze netjes moeten luisteren naar de ouders.
1.2. Klassenorganisatie
1.2.1. Continurooster met lunchpauze
1.2.1.1. De kinderen zijn op school van 8.30 uur tot 14.00 uur. De kinderen zijn dan eerder klaar en de leraren hebben na school meer tijd hebben om nog dingen te regelen.
1.2.1.1.1. De lunchpauze is van 12.00 uur tot 12.15 uur en kunnen nog een half uur buiten spelen. Zo hebben de leerkrachten 45 minuten pauze. Alle kinderen hebben tegelijkertijd pauze. Zo leren ze met elkaar omgaan en rekening met elkaar te houden.
1.2.1.1.2. Van 10.00 uur tot 10.15 uur hebben de kinderen fruitpauze en kunnen ze even naar buiten.
1.2.2. Klassen van max. 20 leerlingen
1.2.2.1. Zo is er meer aandacht voor elk kind en is er meer betrokkenheid in de klas.
1.2.2.1.1. Voordelen van een kleine klas Aan het eind van de dag moet je met zijn allen door één deur De alternatieven zijn schaars, dus ruzie met je vriendinnetje kan niet eeuwig blijven duren. Anders is het een eenzame bedoening. Bovendien moet je samenwerken en vrijwel altijd met dezelfde kinderen, dus zoek je naar een manier om de (soms grote) verschillen te kunnen overbruggen. Dat levert je uiteindelijk iets heel moois op. Het vermogen je gemakkelijker aan te passen en andermans nare trekjes te accepteren. Je gaat om met iedereen Met slechts vijf potentiële vriendjes zijn er weinig eisen die je aan de anderen stelt. Gezamenlijke interesses zijn ondergeschikt, je leert juist van onderlinge verschillen. De sfeer is heel hecht Kinderen zitten in een veilige omgeving, waarbij ze volledig weten wat ze kunnen verwachten. Dat is zeker prettig voor kinderen die het best spannend vinden. Je weet duidelijk waar je aan toe bent en krijgt veel meer individuele aandacht dan in een (kleuter)klas met dertig kinderen. Logisch, maar zeker ook luxe. Meester of juf kan makkelijk op veldonderzoek Ga er maar aan staan: grote klassen neem je zonder externe begeleiding niet mee naar de plaatselijke supermarkt om te oefenen met rekenen. En wat te denken van samen zoeken naar kastanjes? Of een rondje lopen door de wijk, zien welke dieren je allemaal tegenkomt? Met zes kleine kleuters kun je dat als juf (eventueel met stagiaire) nog wel voor elkaar krijgen, zonder dat overzicht te verliezen. Als ouders sta je in nauw contact met anderen Natuurlijk: als je één van de andere ouders niet kan uitstaan, heb je al met 20% van het totaal geen klik, maar het zorgt voor een veel hechtere band tussen ouders onderling. Zoals ik in mijn vorige blog ook schreef, praat je makkelijker over persoonlijke onderwerpen. Als er even iets is, zal je sneller een luisterend oor hebben. Sociale controle is groter Ik besef me dat dit voor sommigen ook als verstikkend ervaren kan worden, maar zo zal het niet voorkomen dat een kind moederziel alleen bij school achterblijft. Het valt simpelweg meer op. Zo appte een andere moeder me eens, dat ze de oudste had meegenomen zodra ze zag dat ik er niet was. Ze constateerde terecht dat ik vast in de file zou staan, voor ik haar om hulp kon vragen. Betrokkenheid bij school is groter Als je steeds afwezig bent bij vrijwillige activiteiten, valt het meer op dan in een grote groep. Bovendien voel je je vlugger bezwaard als een ander steeds paraat staat. En in sommige gevallen is het nu eenmaal niet anders. Je kunt niet overal zomaar vrij vragen om een ochtend door te brengen bij de boer. Maar mij viel wel op dat ouders veel vaker hulp bieden dan in grotere klassen. Het is gezellig omdat je de kinderen goed kent en om tussen de bedrijven door met andere ouders te kletsen. Kleinschalig onderwijs | De 7 grootste voordelen van een kleine klas - Lotus Writings
1.2.3. Homogene groepen/heterogene groepen
1.2.3.1. We hebben geen combinatiegroepen. Wel passen we aan op het niveau van de kinderen. Wanneer een kind een hoger of lager niveau heeft op taal, rekenen en spelling, kunnen ze aansluiten bij een andere klas.
1.2.3.1.1. Interne en externe differentiatie Bij differentiatie is er verschil tussen interne en externe differentiatie. Interne differentiatie betekent dat er binnen één groep leerlingen met verschillende niveaus en onderwijsbehoeften zitten. De leerkracht differentieert dan in homogene of heterogene groepen. De ervaring met heterogene groepen is dat de zwakkere leerlingen hier veel aan hebben, zonder dat de sterkere leerlingen eronder lijden. Externe differentiatie wil zeggen dat leerlingen ondergebracht zijn in verschillende klassen of scholen op grond van bijvoorbeeld begaafdheid, prestaties of belangstelling. Een voorbeeld hiervan is de plusklas. Differentiatie - omgaan met verschillen tussen leerlingen.
2. Leer- en leefomgeving
2.1. Schoolklimaat
2.1.1. Multicultureel
2.1.1.1. Wij willen dat iedereen zich welkom voelt bij ons op school. Daarom willen we graag dat iedereen met verschillende culturen en nationaliteiten bij ons op school aanwezig zijn, zodat iedereen ook leert over verschillende culturen en hier ook respect voor krijgen.
2.1.2. Ouders zijn betrokken
2.1.2.1. Met ouders heb je in het onderwijs ontzettend veel te maken. Daarom willen we ze ook graag bij zaken betrekken. Dit kan met een ouderraad (OR). Ook kunnen ouders altijd binnenlopen wanneer hier vraag voor is.
2.1.2.2. Ouders zijn ook betrokken, doordat we, tijdens keuzevakken en verschillende activiteiten, hulp nodig hebben van ouders die dit leuk vinden om te doen.
2.1.2.2.1. Alle ouders zijn betrokken bij het onderwijs aan hun kind. Sommige ouders helpen bij activiteiten op school, anderen ondersteunen hun kind thuis. Belangrijk is de gelijkwaardigheid tussen ouders en de school. Alle ouders zijn betrokken Alle ouders zijn betrokken bij hun kind, en daarom ook bij de ontwikkeling van hun kind op school. Ouders kunnen op verschillende manieren betrokken zijn bij school, zowel binnen als buiten de klas. Soms is dat vanuit de ontwikkeling van hun eigen kind, maar er zijn ook ouders die graag een handje meehelpen bij schoolactiviteiten. Dat kan op veel verschillende manieren. Thuis helpen Wanneer u thuis uw kind helpt met schoolwerk kan dit de prestaties van uw kind vooruit helpen. Praat daarom met uw kind over school. Het is goed om ook zelf initiatief te nemen in het contact met school en af en toe even te vragen hoe het gaat. Gelijkwaardigheid School is de deskundige als het gaat om het geven van onderwijs. U bent als ouder de expert als het gaat om het opvoeden van uw kind. De communicatie verloopt vaak het prettigst als u elkaar serieus neemt. De school en u hebben namelijk hetzelfde doel: het beste onderwijs voor uw kind. Het is dan ook belangrijk om tijdens een rapportbespreking of ouderavond ook te praten over de situatie thuis. Ziet u dat uw kind niet lekker in zijn vel zit als hij uit school komt? Bespreek dit met de leerkracht. Samen komen jullie verder. Ouders zijn betrokken - Ouders & Onderwijs
2.1.3. Schoolbreed staan de regels centraal
2.1.4. Inloopdagen
2.1.4.1. Deze willen we 1 keer per maand houden. Ouders kunnen een keer mee in de klas komen kijken en kijken hoe hun kind in de groep meedraait.
2.2. Pedagogisch klimaat
2.2.1. Vertrouwenspersoon
2.2.1.1. Deze vinden we belangrijk, omdat elke leerkracht, kind, ouder, enz. zich veilig moet voelen om zijn of haar verhaal bij iemand kwijt te kunnen.
2.2.1.2. We hebben meerdere vertrouwenspersonen bijvoorbeeld een man en een vrouw. Stel je wil iets niet kwijt bij de ene persoon, dan kun je altijd nog naar de ander toe.
2.2.2. Anti-pest beleid
2.2.2.1. Waarom belangrijk? Een goed anti-pestprotocol geeft kinderen, leerkrachten en ouders duidelijkheid over hoe gehandeld wordt wanneer er gepest wordt. Door het protocol te volgen ontstaat een samenwerking tussen alle betrokkenen: leerkracht, pester, gepeste, overige klasgenoten en ouders. Deze vorm van samenwerken wordt ook wel de vijfsporenaanpak genoemd. Met een anti-pestprotocol laat de school zien, aan ouders en leerlingen, dat pesten serieus wordt genomen en wordt aangepakt. Van belang is dat het anti-pestprotocol bij iedereen in de schoolgemeenschap bekend is en wordt gehanteerd in pestsituaties. Direct optreden tegen pesten geeft een duidelijk signaal af aan leerlingen dat pesten op school niet wordt getolereerd. Dit heeft als positief bij effect dat de veiligheidsbeleving van leerlingen zal toenemen. Hoe ziet een anti-pestprotocol eruit? Iedere school is anders en daardoor zal de invulling van het anti-pestprotocol ook anders zijn. Doorgaans staat het volgende erin: Uitleg over het belang van een anti-pestprotocol Uitgangspunten van de school als het over pesten gaat? Bijvoorbeeld: pesten is een probleem, de school is wettelijk verplicht pesten aan te pakken en voorkomen, de school wil dat iedereen zich veilig voelt, de school wil positief gedrag en omgaan met elkaar stimuleren, de school treedt direct op als er gepest wordt op basis van het protocol etc. Wat wordt onder pesten verstaan? Uitleg over de rollen bij pesten (pester, gepeste, helper, omstanders etc.) Wat zijn signalen voor een pestsituatie? Welke stappen worden er gezet als er gepest wordt? Welke afspraken zijn er gemaakt? Wat zijn de consequenties van pestgedrag? Is er sprake van een vijfsporenbeleid? Wat doet de school aan preventie? Hoe zet de school het sociaal-emotioneel leerlingvolgsysteem in bij de aanpak van pesten? Welke methode heeft de school voor sociaal-emotionele ontwikkeling of specifiek de aanpak van pesten? Hoe wordt dagelijks aandacht gegeven aan een positief klimaat? Welke omgangsregels zijn er en hoe worden die levend gehouden? Welke te verwachten problemen bij de aanpak van pesten zijn er binnen de school en hoe wordt hiermee omgegaan? Wie is het aanspreekpunt pesten op school, de vertrouwenspersoon, en welke personen binnen en buiten de school houden zich met pestproblemen bezig. Informatie voor ouders: Wat zijn signalen dat een kind wordt gepest of zelf pest? Wat kunnen ouders doen? Publicaties en websites ter informatie. Het anti-pestprotocol - SSV | Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs
2.2.3. Focus leggen op het positieve met waarschuwen en straffen.
2.2.3.1. Hiervoor willen we Dojo gebruiken. Dit kun je openen op het digi-bord. Wanneer de kinderen goed bezig zijn kunnen ze punten verdienen op basis van gedrag en werkhouding. Wanneer ze een bepaald aantal punten hebben behaald, mogen ze zelf kiezen wat ze voor 20 minuten mogen doen. Dit kan bijvoorbeeld een vrije les zijn of langer buitenspelen. Wanneer de kinderen zich niet goed gedragen en al 2 keer gewaarschuwd zijn, krijgen ze dojo- minpunten. Hierdoor blijf je de nadruk op het positieve leggen, doordat de kinderen graag hun doel willen behalen. Dit gebruiken we in elke klas. Zo heb je deze methode schoolbreed.
3. Onderwijsaanbod en onderwijsproces
3.1. Onderwijsaanbod
3.1.1. Keuzevakken 1x per week
3.1.1.1. We willen dat kinderen graag vanuit zichzelf gaan leren. Daarom hebben we 1x per week een keuzevak. De kinderen mogen zelf kiezen wat ze gaan doen. Dit kan bijvoorbeeld ook dans of leren naaien zijn. Hier willen we graag ook ouders en specialisten voor inzetten die met de kinderen hiermee aan de slag gaan. Zo gaan de kinderen leren vanuit hun intrinsieke motivatie. Dit stukje hebben we van de vrije school.
3.1.1.1.1. ‘Wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik’ Ieder kind brengt vele talenten, motieven en behoeften mee, die het wil ontwikkelen en realiseren. Daarom zien wij onderwijs niet als het vullen van een vat, maar als het ontsteken van een vuur, opdat de leerlingen een basis krijgen om een authentiek leven te leiden. We bevorderen hiertoe de ontwikkeling van het zelfsturend vermogen en de karaktervastheid van de leerlingen. Een authentiek mens weet wat hij in het leven waardevol vindt en streeft dit na. Om dit te kunnen bereiken, stemt hij denken, voelen en willen op elkaar af. De kernvragen van ieder kind: ‘wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik’, spelen in het hele vrijeschoolonderwijs op de achtergrond mee. ‘Willen’ en ‘moeten’ In ons leerplan is – naast het leren van de algemene genormeerde lesstof (omschreven in de kerndoelen vanuit het ministerie van OCW), ruimte voor de individuele ontwikkeling van ieder kind. Door een breed aanbod van verschillende activiteiten waarin een evenwichtige ontwikkeling van denken, voelen en willen, ofwel hoofd, hart en handen, centraal staat. We streven naar een goede mix van ‘willen leren’ (intrinsieke motivatie) en ‘moeten leren’ (extrinsieke motivatie), waarbij rekening wordt gehouden met de eigen inbreng van de leerlingen. Bij het ‘moeten leren’ zijn uiteraard niet alleen de eigen waarnemingen van de leerkracht, maar ook de gemeten leeropbrengsten (toetsen) richtinggevend. Visie - De Vuurvogel - Vrije School Driebergen
3.1.2. Thematisch gericht onderwijs (projecten)
3.1.2.1. We willen graag de vakken natuurkunde, geschiedenis en aardrijkskunde volgens het thematisch gericht onderwijs doen. We willen graag dat de kinderen vooral aan het samenwerken zijn en de maatschappij in de klas halen en andersom. Dit komt van de onderwijsvernieuwer Jeelo.
3.1.2.1.1. Een school midden in de maatschappij Leren van pagina naar pagina. Jaren met een boek doen. Zo was het. Je kunt een boek wel digitaliseren, maar dat verandert de inhoud niet. Daar is meer voor nodig. De deuren van de school moeten open. De maatschappij moet de klas in en de klas de maatschappij in. Leerlingen moeten zien en voelen wat er speelt. Betrokken raken bij de leefomgeving van mens, dier en plant. Uitgedaagd worden om te zorgen voor jezelf, anderen en onze planeet op een veilige, betrouwbare en duurzame wijze. Te beginnen in je directe leefomgeving. Dat motiveert. Competenties en vaardigheden Klaar met leren na je schoolloopbaan. Opgeleid worden voor een bepaald beroep. Zo was het. Maar de technologische ontwikkelingen gaan razendsnel. Kinderen leren nu voor een beroep of vak dat nog helemaal niet bestaat. We moeten ons continu ontwikkelen. Kritisch denken, creatief zijn en elkaars talenten benutten, daarmee komen we samen verder. Leerlingen moeten leren samenwerken, zorgen, maken, onderzoeken, presenteren en bewegen met oog voor ieders welzijn en talenten. Dit bereik je door samen te werken in projecten. Leerlingen leren met hulp van alle ‘leraren’ die de omgeving te bieden heeft. Kennis wordt gedeeld en ervaringen worden opgedaan. Zo bereidt de leerling zich voor op zijn toekomst. Missie en visie - Jeelo
3.1.2.2. Voor de vakken rekenen, spelling en taal werken we volgens EGO. De leerlingen leren hier op hun eigen niveau. Doordat leerlingen leren op hun eigen niveau leren, wordt de betrokkenheid verhoogd.
3.1.2.2.1. Ervaringsgericht onderwijs. Dit onderwijsconcept gaat uit van betrokkenheid en het welbevinden van kinderen. De gedachte daarachter is dat kinderen een optimale ontwikkeling doormaken als ze betrokken werken en met plezier naar school gaan. De grondlegger van dit concept is Ferre Laevers. Ervaringsgericht onderwijs houdt zich niet zozeer bezig met het eindproduct, maar veel meer met het proces dat zich afspeelt in de kinderen en in de groep. Pijlers EGO steunt op drie pijlers, die ook in het symbool van EGO verwerkt zijn. De eerste pijler is het vrije initiatief. Het vrije initiatief beantwoordt aan de behoefte van kinderen om de wereld om hen heen te verkennen. Ook werken kinderen gemotiveerder aan een opdracht als zij daar zelf voor gekozen hebben en als het hun interesse heeft. De tweede pijler is milieuverrijking. Milieuverrijking doelt op een rijke leeromgeving met uitdagende activiteiten en materialen, die overzichtelijk ingericht is. Dit vraagt een goede voorbereiding. De leerkracht is hierbij begeleider en observator. De derde pijler is de ervaringsgerichte dialoog. Hierbij is het van groot belang dat de leerkracht een goede band opbouwt met de kinderen. De ervaringsgerichte dialoog is gebaseerd op aanvaarding, echtheid en empathie. Door een empatische houding van de meester of juf voelen kinderen zich begrepen en kan de leerkracht hen beter begeleiden. Betrokkenheidsfactoren Omdat dit concept uitgaat van de betrokkenheid van kinderen, wordt rekening gehouden met vijf factoren die de betrokkenheid stimuleren: • Een goede sfeer en relatie. Kinderen moeten zich veilig en geaccepteerd voelen. De leerkracht houdt rekening met het karakter en de thuissituatie van het kind en speelt daar goed op in. • Het juiste niveau. Kinderen moeten uitgedaagd worden voor opdrachten. De leerkracht houdt bij de activiteiten rekening met het leervermogen en de ontwikkeling van het kind. • Aansluiten bij de leefwereld. Kinderen vinden activiteiten die dicht bij de werkelijkheid liggen, veel zinvoller dan opdrachten die hen niet raken. De leerkracht moet zich verdiepen in de leefwereld van de kinderen en goed luisteren naar de onderwerpen die zij aandragen. • Afwisselende activiteiten. Kinderen willen niet alleen maar stilzitten en luisteren, ze willen graag dingen doen. Dat wil niet zeggen dat alles druk moet zijn, want activiteiten en rust kunnen best samengaan. • Ruimte voor keuzes. Kinderen krijgen veel mogelijkheden om te kiezen. De leerkracht geeft veel ruimte voor de initiatieven van de leerlingen. Ervaringsgericht onderwijs - Arja Kerpel
3.1.3. Vast weekrooster
3.1.3.1. Kinderen weten hierdoor waar ze aan toe zijn. Dit zorgt voor structuur d.m.v. een weektaak. De kinderen weten wat ze per dag en per week af moeten hebben en leren hier zelf door te plannen. Ze moeten zelf plannen wanneer ze dus hun opdrachten gaan maken. Dit zorgt er weer voor dat kinderen verantwoordelijkheden krijgen en hier dus veel mee aan het oefenen zijn.
3.1.3.1.1. Om verantwoordelijk te kunnen zijn is er ruimte nodig om zelf initiatief te nemen en te kiezen uit verschillende mogelijkheden. Het gaat dan om meer keuzemogelijkheden dan iets eerst of wat later doen. Wie zich verantwoordelijk voelt voor iets, moet zelfs de ruimte voelen om een invulling te bedenken die niet gebruikelijk, maar die gelet op het doel, wel passend kan zijn. Wie verantwoordelijk is voor een eigen leerproces moet zich zelfs vrij voelen om een inschattingsfout te mogen maken of om een verkeerde keuze te doen. Dit betekent niet dat het er niet toe doet wat je kiest. In alle gevallen betekent verantwoordelijk zijn, dat je je keuzes kunt verantwoorden, kunt beredeneren en onderbouwen. (Janon, 2015) Verantwoord verantwoordelijk leren zijn.
3.2. Onderwijsleerproces
3.2.1. Huiswerk vanaf de bovenbouw
3.2.1.1. Leerlingen vanaf groep 6 krijgen bij ons huiswerk. Vanuit het voortgezet onderwijs krijgen wij vaak te horen dat leerlingen een achterstand oplopen, omdat ze geen idee hebben hoe ze om moeten gaan met het vele huiswerk. Om leerlingen voor te bereiden op het geen wat ze te wachten staat op het Voortgezet Onderwijs, geven wij huiswerkopdrachten mee.
3.2.2. Puntensysteem vanaf de bovenbouw
3.2.2.1. Wij willen op onze school vanaf de bovenbouw niet meer werken met het O/V/G model. Door op tijd te beginnen met het puntensysteem, hebben de leerlingen ook door wat deze later betekenen. Op het Voortgezet Onderwijs, maar ook in de opleidingen daarna maken ze gebruik van het puntensysteem. Voor onze school is het belangrijk dat een aantal dingen als standaard worden gezien.
3.2.3. Taal, rekenen en spelling methodegebonden
3.2.3.1. We werken aan de hand van de methode, maar de leerkrachten zijn vrij om deze los te laten. Binnen de verschillende bouwen mogen de leerkrachten ook verschillende methodes gebruiken. De leerkrachten bepalen zelf welke het beste past bij hun bouw.
3.2.4. Zelfontdekkend leren bij de WO-vakken
3.2.4.1. Bij de vakken natuurkunde, geschiedenis en aardrijkskunde maken wij gebruik van zelfontdekkend leren en hangen samen met de projecten. Alles over deze projecten kun je vinden bij het stukje Jeelo.
3.2.4.1.1. Wat is ontdekkend leren? Ontdekkend leren is een werkwijze die vooronderstelt dat de leerling ergens in psychologisch opzicht aan toe is en daarom in staat stelt hem uit te dagen om de wereld actief te onderzoeken. Hierbij is de natuurlijke nieuwsgierigheid van kinderen het uitgangspunt. Bij ontdekkend leren wordt thematisch gewerkt en nieuwe kennis wordt in de context geplaatst. Hierdoor leren kinderen verbanden zien. Het gaat dus niet om het leren van losse feitjes. Door nieuwe kennis en vaardigheden te verbinden aan eerder verworven kennis, beklijft het beter. Daarnaast is het zo dat de leerling de leerstof beter onthoudt als hij het zelf ontdekt. Ontdekkend leren is actief leren Bij ontdekkend leren zijn de leerlingen actief bezig met hun leerproces. Ze ontwikkelen hun talenten en leren hoe ze die optimaal kunnen inzetten. Ook leren ze zelfstandig denken en handelen. Ze leren initiatieven nemen, plannen, uitvoeren en reflecteren. De leerlingen ontdekken de zin van het leren en ze leren van en met elkaar. Ontdekkend leren en coöperatief leren Ontdekkend leren maakt gebruik van coöperatief leren. Coöperatief leren heet ook wel samenwerkend leren. Het gaat hierbij om de samenwerking tussen sterkere en zwakkere leerlingen. Dit wordt gestimuleerd door coöperatieve werkvormen, waarbij kinderen in tweetallen of groepjes werken. Coöperatief leren maakt gebruik van de verschillen tussen kinderen. De kinderen zoeken samen naar een oplossing en helpen elkaar. Coöperatieve werkvormen hebben naast een cognitief doel ook een doel dat gericht is op het samenwerken van de leerlingen. https://wij-leren.nl/ontdekkend-leren-artikel.phphttps://wij-leren.nl/ontdekkend-leren-artikel.php
4. Zorg en begeleiding
4.1. Leerkracht verantwoordelijk voor zijn eigen klas
4.1.1. Een goed pedagogisch klimaat is erg belangrijk voor een klas. Wanneer leerkracht en leerlingen zich veilig voelen, kan iedereen optimaal leren. De leerkracht is daarom ook het aanspreekpunt voor de leerlingen in de klas.
4.1.1.1. Een goed pedagogisch klimaat wordt in grote mate bepaald door relaties. Daarnaast zijn de volgende aspecten van belang: -De leerkracht moet aandacht hebben voor de kinderen en zich in hun situatie in kunnen leven. -De leerkracht moet authentiek zijn en gezag hebben. -De leerkracht moet vertrouwen in zijn leerlingen hebben. Hij ondersteunt het zelfvertrouwen van de kinderen, door hen het gevoel te geven dat ze het kunnen. -De leerkracht heeft respect voor zijn leerlingen en bevordert het onderlinge respect tussen de kinderen. -De leerkracht moet zorgen voor een ordelijke en functionele leeromgeving. Het geeft rust en veiligheid als de kinderen weten waar alles staat en welke functie het heeft. -De leerkracht stimuleert de zelfstandigheid en het verantwoordelijkheidsgevoel bij de kinderen. -Er zijn heldere regels, dat schept duidelijkheid. Het beste is als er in de school duidelijke omgangsregels zijn afgesproken. -Er is een goede structuur in de groep, dat biedt zekerheid. Het pedagogisch klimaat - Arja Kerpel
4.2. Klassenplan en leerlingenplan voor soepele overdracht
4.2.1. Het kan eens voorkomen dat een leerkracht ziek is. Voorafgaand aan het nieuwe schooljaar wordt een klassen- en leerlingenplan opgesteld die moeten zorgen voor een soepele overdracht aan een ander persoon. Elke 4 maanden wordt er een nieuwe versie van gemaakt, zodat het plan up to date blijft. Situaties kunnen namelijk gedurende het hele jaar veranderen.
4.3. Blijven zitten?
4.3.1. Blijven zitten op onze school is in veel van onze gevallen geen optie. Wanneer een kind kampt met sociale achterstanden binnen de klas, wordt er eerst een overleg gepland met de ouders. De stem van de ouders is altijd de beslissende keuze. Leerlingen die een leerachterstand hebben, kunnen niet blijven zitten. Iedere leerling volgt met de algemene vakken zijn eigen programma. Dit is in elk schooljaar mogelijk.
4.3.1.1. Sociaal-emotionele achterstand Kinderen doen acht jaar over de basisschool, sommige iets korter en sommige iets langer. Dat zouden we met zijn allen doodnormaal moeten vinden. Het is eerder vreemd wanneer elk kind in precies acht jaar tijd voldoende basis heeft gelegd. De leerkrachten van voorafgaande jaren hadden steeds het gevoel dat je zoon iets meer tijd nodig had, maar toch ging hij door naar de volgende groep. In die volgende groep ging het op cognitief gebied eigenlijk best prima, tot deze dag in groep 4: de leerkrachten trekken aan de bel en geven aan dat het niet goed gaat. Jullie zoon heeft een concentratieprobleem, hij wordt boos als iets niet lukt en raakt gefrustreerd. Eigenlijk is dit normaal gedrag voor een jong kind. De leerkrachten zien echter iets afwijkends en dit kan best eens te maken hebben met zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Hij is daarin nog erg jong. Dat zie jij als ouder en zien zijn leerkrachten ook al langere tijd. Doubleren wordt niet aangeraden wanneer een kind slechts met één vak problemen heeft. Lezen en schrijven gaan immers goed. Ik ben echter geneigd om te adviseren jouw zoon eens wat extra tijd te gunnen voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Je kind zal zich prettiger voelen wanneer dit niveau beter aansluit bij zijn klasgenootjes en de verwachtingen van een kind in groep 4. Het probleem is echter dat hij pas net is begonnen in groep 4. Er is ook een kans dat hij een sprongetje in zijn ontwikkeling gaat maken.
4.4. Differentiatie
4.4.1. Iedere leerling leert op zijn eigen manier en tempo. Dit is belangrijk onderdeel binnen onze school. Binnen de vakken rekenen, taal en spelling volgen de leerlingen hun eigen programma. Een leerling kan tijdens deze lessen in een andere groep deelnemen die wel aansluit bij het leerniveau van deze leerling. Deze vakken zijn in alle klassen op het zelfde moment, dus ze hoeven ook niet bang te zijn dat ze hierdoor een andere les missen.
4.4.1.1. Wat is montessorionderwijs? Montessorionderwijs is een zorgvuldig opgebouwde onderwijsmethode, waarbij een kind zich zo veel mogelijk in zijn eigen tempo, gebruik makend van eigen kunnen kan ontwikkelen, onder de leiding van een ervaren montessorileidster. Wat is montessorionderwijs? - Nederlandse Montessori Vereniging
4.5. Onderzoeken naar leerproblemen bij leerlingen
4.5.1. De leerkrachten zijn altijd op zoek naar de redenen voor leerproblemen bij kinderen in hun klas. Ze willen er namelijk alles aan doen om de leerlingen leren in de groep waar ze zitten. Iedere 2 weken vind er een overleg plaats met de leerkracht van de lagere groep, waar lessen zoals rekenen, taal en spelling gegeven worden. Uit deze gesprekken kan een vooruitgang plaats vinden en dan kan er een nieuw plan opgesteld worden.
5. Uitstraling
5.1. Buitenkant
5.1.1. Groot modern gebouw
5.1.2. Groot schoolplein
5.1.2.1. Alle bouwen spelen tegelijkertijd buiten. Leerlingen kunnen op het speelplein van elkaar leren. Het is namelijk een belangrijk punt dat jongere leerlingen leren van andere leerlingen en zo uit de zone van naaste ontwikkeling stijgen, om in de zone van actuele ontwikkeling te komen. Deze leerlingen kunnen wat ze geleerd hebben, weer leren aan andere jonge kinderen.
5.1.2.1.1. Hotspots Verder wordt het schoolplein met het programma fysiek aangepast door het plein op te delen in zones: het hotspotssysteem. Doel van die herinrichting is om per kind meer speelruimte te scheppen, wat een omgeving moet creëren dat uitnodigt tot bewegen. Janssen specificeert: “Die hotspots moeten er voor zorgen dat niet alleen de stoere jongens de populairste speelplekken op het schoolplein bezetten, maar ook timide kinderen kunnen bewegen op die plekken. Ook zijn er rustigere zones, zodat je niet overal bang hoeft te zijn voor een bal in je gezicht.” Via hotspotroosters wordt bepaald wanneer welke klas of groep de zone mag bezetten. “Met name meisjes in groep 7/8 hebben daar baat bij. Deze groep beweegt namelijk het minste”, legt Janssen uit.
5.1.3. Sportveld
5.1.3.1. Een sportveld is handig wanneer er een sportdag gehouden wordt. Dit willen we 1x per jaar doen. Tijdens deze sportdagen staat vooral samenwerking binnen de klassen centraal. Veel leerlingen ervaren het competitiegedrag ook al leuk en spannend.
5.1.3.1.1. Het sportveld kan tijdens de pauze gebruikt worden om eventueel te voetballen. Dit gebeurt onder begeleiding van een leerkracht.
5.1.4. Aparte gymzaal
5.1.4.1. Dit is een apart gebouw naast de school. De leerlingen hebben dan genoeg tijd om actief bezig te zijn.
5.2. Binnenkant
5.2.1. Grote klaslokalen
5.2.1.1. Elke klas is ingedeeld in tafelgroepjes van 4 leerlingen. Binnen deze tafelgroepjes werken we met schouder- en oog maatjes. Leerlingen leren niet alleen buiten de klas van een ander, maar ook binnen de klas. De schoudermaatjes (die direct naast je zitten) worden gekozen op basis van algemeen niveau. De leerlingen kunnen dan prettig samenwerken tijdens lessen die hiervoor bestemd zijn. Oog maatjes (die direct tegenover je zitten) zijn bedoeld om van te leren. Coöperatief leren - RK basisschool Vijfhoeven
5.2.1.2. In alle klaslokalen wordt er gebruik gemaakt van digi-borden. Nieuwe leerkrachten krijgen voorafgaand aan het schooljaar een cursus over het bord (verzorgd door de conciërge). Naast de digi-borden hangen whiteboards waar ruimte is om overige zaken op te schrijven. Dit zorgt voor orde en rust in het lokaal.
5.2.2. Eigen computerruimte per bouw
5.2.3. Wc's per 2 klassen
5.2.3.1. Twee jongens wc's, twee meisjes wc's en één gender neutrale wc. Zo voelt iedereen zich welkom.
5.2.3.1.1. Twee leraren wc's (man en vrouw). Hiernaast een invalide toilet met een douche.
5.2.4. Open leer ruimte
5.2.4.1. Hier is ruimte voor alle leerlingen om zelfstandig te leren of te lezen. In deze ruimte hanteren we de algemene regel van stilte (ken het bieb gevoel). Leerlingen krijgen op deze manier de mogelijkheid om in hun optimale toestand te voldoen aan hun leerdoelen.
5.2.4.1.1. Op het leerplein is een bieb aanwezig, zodat de kinderen niet ver hoeven te lopen om te kunnen gaan lezen.
5.2.5. Podium
5.2.5.1. Hier houden we weekopeningen en weeksluitingen. Dit geeft een duidelijke opening en sluiting van de week. Ouders zijn hier welkom. Zo leren kinderen zichzelf presenteren en creëer je saamhorigheid met de hele school. Dit komt uit het Jenaplan onderwijs.
5.2.5.1.1. Een ander onderdeel van het schoolritme is de weekopening op maandag en de weeksluiting op vrijdag. Het geeft een duidelijk begin en einde van de schoolweek aan en dit moment wordt altijd met de gehele school beleefd in de kuil. Bij de weeksluiting op vrijdag zijn ouders welkom om deze viering mee te maken. Kinderen uit diverse stamgroepen presenteren, zingen, toneelspelen of musiceren met elkaar en er wordt gedeeld wat er die week beleefd is met elkaar. Het Schoolritme - Jenaplan Gorkum