1. tijd en ruimte
1.1. historische tijd
1.1.1. 'Op de verre steenweg, gaat de klop van peerdshoeven dravend over de kasseien'
1.2. geografische ruimte
1.2.1. de ast en het fabriekje
1.3. symbolische ruimte
1.3.1. de donkere, toch warme ast
1.4. sfeerscheppende ruimte
1.4.1. koude wintermaanden
2. structuur
2.1. flashback
2.1.1. de verhalen die de de arbeiders over hun jeugd vertellen
2.2. flashforward
2.2.1. de dromen van de arbeiders waarin ze toekomst plannen maken
3. spanningsopbouw
3.1. er is geen spanningsopbouw
4. vertelperspectief
4.1. auctoriele verteller
4.1.1. 'Daar trekt hij de poort weer toe,...'
4.1.2. de spannings opbouw is minder goed
5. onderwerp
5.1. terugblik op het leven
5.2. goed uitgewerkt in...
5.2.1. dromen
5.2.2. de dood
5.2.3. verhalen verteld door de personages
6. thematiek
6.1. titel
6.1.1. het leven
6.1.1.1. de arbeiders denken na over het leven
6.1.2. de dood
6.1.2.1. de dood van knorre
6.1.3. de ast
6.1.3.1. een droogvloer waar het verhaal zich afspeelt
6.2. centrale thema
6.2.1. het leven
6.2.1.1. De arbeiders dromen, praten en denken na over het leven in hun rustpauzes.
6.3. motieven
6.3.1. de arbeid
6.3.1.1. De arbeiders zijn telkens aan het werk tussen de rustpauzes waarin ze over het leven dromen, praten en nadenken.
7. personages
7.1. hoofdpersonages
7.1.1. de 5 arbeiders zijn round characters omdat ze nadenken over het leven en zo veranderen doorheen het verhaal
7.2. nevenpersonages
7.2.1. de boer op het paard