1. AVO
1.1. Subgroepen
1.1.1. HAVO
1.1.1.1. 4 sectoren: Mens en maatschappij; Natuur en Techniek; Natuur en Gezondheid; Cultuur en Maatschappij
1.1.2. VWO
1.1.3. Gymnasium
1.1.4. Technasium
1.2. Kenmerken
1.2.1. Leerlingen zijn gemotiveerd
1.2.2. Een hoog niveau
1.2.3. Theoretisch
1.2.4. Hoge ambities
1.2.5. Leerlingen zijn zelfstandiger
1.3. Docentkwaliteiten
1.3.1. Behulpzaam
1.3.2. Sterk vakinhoudelijk
1.3.3. Leerlingen kunnen uitdagen
1.3.4. Veel bezig zijn met theorie
1.3.5. Leerlingen de vrijheid geven
1.4. Les geven aan alle klassen
1.4.1. Om les te kunnen geven aan alle klassen van de AVO, moet je een eerste graads docent zijn en ik wil op dit moment nog niet gaan voor mijn master. Dus kan ik dan alleen de eerste 3 jaren les geven.(Onderwijs, 2018) (3)
2. Naam: Mascha van Kolck Klas: WIVT2 Studentnummer: 2839148 Vak: APV 10 Vakcode: G15H10 Docent: Jacintha Melenhorst
3. Mijn kwaliteiten
3.1. 1. Behulpzaam/ geduldig
3.1.1. BGO
3.1.1.1. Leerlingen moet je vaker helpen dan één keer en je helpt ze ook niet alleen maar met Wiskunde. Je bent bezig met het helpen van hun situatie op de school, thuis en bij vrienden. Als de leerling een black-out krijgt, dan moet je haar helpen om toch weer terug te kunnen in de toets en dat ze toch haar toets goed af kan maken. Ook als het om wiskunde gaat ben je ook veel bezig met helpen en geduld hebben. De leerling heeft vaak op meerdere manieren jouw uitleg nodig. Ik denk dat ik dit wel heb.
3.1.1.1.1. Op stage: Ik geef op dit moment les op het BGO en hier moet je heel veel geduld hebben en ook behulpzaam zijn. De leerlingen hebben soms wel 10 keer een andere uitleg of dezelfde uitleg nodig en dit kan ik best wel lang volhouden. Ik help mijn leerlingen ook als er iets is. Van de week had ik een leerling die te horen kreeg dat ze grote kans niet over gaat, maar ze wilde er alles aan doen. Toen ben ik met haar gaan zitten om haar vooruit te helpen met hoe ze het kan aanpakken.
3.1.2. AVO
3.1.2.1. Leerlingen hebben hier minder hulp nodig. De leerlingen zijn erg op zichzelf en vragen alleen hulp als het echt nodig is aan je. Ook hoef je niet heel geduldig te zijn, want ze hebben de stof snel door en anders helpen ze elkaar wel. Ook zullen er minder problemen in de klas spelen, waar je op terug moet vallen
3.1.2.1.1. Op stage: Ik heb tot nu toe havo 3 in het 1ste jaar lesgegeven. Daar hoefde ik meestal maar 1 keer de stof uit te leggen en dan snapte de meeste leerlingen het wel. Ook hadden ze hulp van elkaar en hoefde je als docent niet veel meer te doen.
3.2. 2. Contact hebben met mensen/leerlingen
3.2.1. BGO
3.2.1.1. Voor dat de leerlingen echt iets voor je gaan doen, heb je contact met de leerlingen nodig. Het is bij het BGO heel erg op 'eerst contact, dan contract.' (Geerts & van Kralingen, 2016)(2) Voor dat je jouw les echt kan beginnen in een rustige sfeer is het handig als je even kletst met een aantal leerlingen, zodat ze hun verhaal kwijt kunnen.
3.2.1.1.1. Op stage: Dit jaar ben ik daar heel erg vaak mee in aanraking gekomen. In het begin deden de leerlingen niet veel voor me, maar na een kwartier de leerlingen vragen te laten stellen en zoveel mogelijk op een eerlijke, maar correcte manier te beantwoorden ging het beter. Ook als ik de les meteen begon was het onrustig en als ik eerst even 5 minuten langs de leerlingen liep om te praten over de dag is het rustiger.
3.2.2. AVO
3.2.2.1. Leerlingen vinden 'eerst contact, dan contract' (Geerts & van Kralingen, 2016 (2) )minder belangrijk dan op het BGO. Ze vinden het veel belangrijker dat de docent het vak goed kan uitleggen, dan dat de docent alles over ze weet.
3.2.2.1.1. Op stage: Vorig jaar merkte ik dat enorm. Als ik een fout maakte met de les was het vervelender als dat ik een naam niet goed zei. De leerlingen deden vorig jaar ook veel makkelijker iets voor me, ik hoefde de namen nog niet te kennen en ze deden al wat ik wilde.
4. Ik kies voor het BGO
4.1. Waarom BGO?
4.1.1. Zelf wil ik heel graag na een paar jaar naar het speciaal onderwijs, maar dan wil ik wel al ervaring hebben. En op het BGO zitten soms ook leerlingen met deze bijzonderheden in de klas, maar dan in mindere maten. Hier kan ik dan ook al mee om leren gaan.
4.1.2. Ik vind het leuk om met de leerlingen bezig te zijn. De leerlingen die ik les geef op dit moment vinden het veel belangrijk dat je een praatje met ze maakt onder de les, dan dat je uitleg geeft. En om hier een mooie combinatie van te maken. De ze naar mijn uitleg luisteren, maar het toch goed doen in mijn les vind ik een uitdaging die ik graag aan ga. Het gaat hier eigenlijk weer over het 'eerst contact, dan contract' dit blijf voor mij zo bijzonder.(Geerts & van Kralingen, 2016)
4.1.3. Ik zie het als een uitdaging om iedereen in mijn les op een leuke manier bij de les te betrekken zodat ze hun huiswerk maken. Ik wil graag dat ze hun best doen en de motivatie om het te maken komt deels van mij. En dat vind ik leuk.
4.2. Waarom geen AVO?
4.2.1. Ik ben zelf niet super goed in wiskunde. Ik vind het een heel leuk vak en ik kan het ook wel op HAVO niveau. Het niveau van VWO en Gymnasium snap ik zelf ook sommige dingen niet van. En als docent vind ik dat je boven de stof moet staan en dat kan ik niet op de AVO.
4.2.2. Ook omdat je op de AVO niet altijd bezig bent met de leerlingen, maar meer met het les geven en dat vind ik leuk. Maar de combinatie Les geven en bezig zijn met mijn leerlingen spreekt mij aan, en dat krijg ik hier niet.
5. BGO
5.1. Subgroepen
5.1.1. Praktijkonderwijs
5.1.2. VMBO-Basis
5.1.3. VMBO-Kader
5.1.4. VMBO-Gemengd
5.1.5. VMBO-Theoretisch
5.1.6. MBO
5.1.6.1. Veel stage
5.1.6.2. 4 niveau's
5.1.6.3. Beroepsgericht
5.1.6.4. BBL en BOL opleidingen
5.1.6.5. Leeftijd van 15 tot ...
5.1.6.6. Engels, Rekenen en Nederlands verplicht
5.2. Kenmerken
5.2.1. De spanningsboog van leerlingen is niet heel lang
5.2.2. De leerlingen testen de docent uit
5.2.3. De motivatie van buitenaf
5.2.4. Laag denkniveau
5.2.5. Structuur in je lessen nodig
5.3. Docentkwaliteiten
5.3.1. Enthousiast
5.3.2. Kennis van toepassing in de praktijk
5.3.3. Motiverend
5.3.4. Sterk pedagogisch competent
5.3.5. Praktijk gericht
5.3.6. Behulpzaam
5.3.7. Flexibel
5.3.8. Coachende rol
5.3.9. Geduld
5.3.10. Inlevingsvermogen
5.3.11. Sociaal
5.3.12. Contact met leerlingen
5.3.13. Vaker iets uit moeten leggen
5.4. 10 aandachtspunten voor goed BGO(PMLF, 2008)(1)
5.4.1. 1.Voldoende basiskennis
5.4.2. 2. Goede communicatie tussen leerbedrijf en onderwijsinstelling
5.4.3. 3. Goede begeleiding vanuit leerbedrijf en voldoende tijd voor praktijkbegeleider
5.4.4. 4. Externe ondersteuning voor de praktijkbegeleiding
5.4.5. 5. Voldoende basisvaardigheden van de leerling
5.4.5.1. Ik vind deze 10 punten allemaal goed. Je ziet heel duidelijk hoe belangrijk het is om het goed te maken. Dat je kennis moet hebben van praktijk en dat je veel contact nodig hebt met leerlingen en andere instanties. Als je hier aan voldoet als school en docent is het BGO denk ik heel goed.
5.4.6. 6. Goede kennis van de Nederlandse taal
5.4.7. 7. Motivatie van de leerling en het leerbedrijf
5.4.8. 8. Leerbedrijf heeft voorkennis over de leerling vanuit de school
5.4.9. 9. Voorwaarden voor start stage
5.4.10. 10. Beoordeling door scholen of begeleiding en structuur bij beoordelen
6. Bronnen
6.1. PMLF, K. (2008, Maart). 10 aandachtspunten voor goed BGO. Opgehaald van PMLF: file:///C:/Users/m.v.kolck/AppData/Local/Packages/Microsoft.MicrosoftEdge_8wekyb3d8bbwe/TempState/Downloads/2011-factsheet-pmlf-10-aandachtpunten-versie-3.pdf
6.2. Geerts, W., & van Kralingen, R. (2016). Handboek voor Leraren. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
6.3. Onderwijs, M. v. (2018). Welke onderwijsbevoegdheden zijn er? Opgehaald van Rijskoverheid: Welke onderwijsbevoegdheden zijn er?
6.4. Teitler, P. (2015). Lessen in orde. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
7. Mijn visie op het onderwijs
7.1. Welke ambities heb ik als docent?
7.1.1. Na mijn opleiding
7.1.1.1. Ik wil graag als ik ben geslaagd voor het docentschap Wiskunde, les gaan geven op VMBO-B, VMBO-K, VMBO-G en VMBO-T. Dit wil ik omdat ik veel bezig wil zijn met mijn leerlingen en niet alleen met mijn vak. De combinatie tussen wiskunde en de leerlingen vind ik heel mooi en wil ik ook zo goed mogelijk doen.
7.1.2. Na 5 jaar
7.1.2.1. Ik wil als ik minimaal 5 jaar les heb gegeven op het regulier onderwijs een opleiding gaan doen om naar het speciaal onderwijs te kunnen. Ik wil heel graag een opleiding doen, zodat ik meer over deze leerlingen weet en hoe ik hier pedagogisch correct mee om ga.
7.2. Hoe zou het onderwijs idealiter uit moeten zien over 5 jaar?
7.2.1. Ik denk dat het onderwijs niet heel veel hoeft te veranderen. Het enige wat ik misschien een puntje van verandering waard vind, is kijken naar het aantal afwisselineng voor de leerlingen. Het beeld wat leerlingen moeten kennen, veranderd elke dag. Dit mag van mij wel gewoon hetzelfde blijven voor een leerling de hele voortgezet onderwijs periode.
7.2.1.1. Hoe past dit bij de richtingen
7.2.1.1.1. BGO
7.2.1.1.2. AVO
7.2.2. Ook vind ik dat het onderwijs beter kan ten opzichte van de docenten per niveau. Ik denk dat er te veel docenten op het verkeerde niveau les geven.
7.2.2.1. Hoe past dit bij de richtingen?
7.2.2.1.1. BGO
7.2.2.1.2. AVO