1. Hersens
1.1. = soort computer die signalen stuurt naar lichaam via zenuwstelsel
1.2. 3 grote delen
1.2.1. grote hersenen (info en signalen naar spieren)
1.2.2. Kleine hersenen (evenwicht en samenwerking spieren)
1.2.3. hersenstam (automatisch hart kloppen, longen,..)
2. Spieren
2.1. zorgen dat botten bewegen
2.2. zitten aan bot vast met pezen
2.3. bestaan uit dikke bundels en fibrillen (vezels die zorgen dat spieren eten krijgen)
2.4. hart is ook een spier!
2.5. Werking spieren?
2.5.1. Signaal hersenen
2.5.2. Spieren trekken samen
2.5.3. Spieren worden korter
2.5.4. Bot beweegt
2.5.4.1. Alleen trekken niet duwen
2.5.4.2. werken tegenovergesteld behalve ooglid en middenrif
3. Bloedvaten
3.1. = web van aders, slagaders en bloedvaten
3.2. volwassene liter bloed
3.3. bloed verlaat hart via aorta
3.4. Waarvoor dient het?
3.4.1. Rode bloedcellen : zuurstof en kooldioxide vervoeren
3.4.2. witte bloedcellen: ziektes bestrijden
3.4.3. bloedplaatjes : wonden dichten
3.4.4. lichaamstemperatuur regelen
3.4.5. afval naar nieren brengen
4. Huid
4.1. Waarvoor dient het?
4.1.1. bescherming tegen wonden
4.1.2. verdediging vuil en ziektes
4.1.3. waarschuwing heet/koud
4.1.4. temperatuur regelen
4.1.5. bescherming uitdroging organen
4.2. 3 lagen
4.2.1. Opperhuid
4.2.1.1. cellen gaan dood, vernieuwen
4.2.2. Lederhuid
4.2.2.1. dikker, sterk, rekbaar, zenuwen
4.2.3. Onderhuid
4.2.3.1. vet en bindweefsel
5. Het skelet
5.1. Waarvoor dient het?
5.1.1. Vorm
5.1.2. spieren zitten eraan vast
5.1.3. draagt ons gewicht
5.1.4. beschermt hart, longen & hersens
5.2. Schedel
5.2.1. 28 botten met verschillende rand
5.2.2. naden die schedel sterker maken
5.2.3. 3 delen
5.2.3.1. schedeldak (rond hersens)
5.2.3.2. gezicht
5.2.3.3. onderkaak (beweegbaar)
5.2.4. zachte delen bij baby
5.2.4.1. hoofd samendrukken bij geboorte
5.2.4.2. ruimte voor hersens om te groeien
5.3. Romp
5.3.1. Heup
5.3.1.1. kunnen erdoor lopen
5.3.1.2. vast aan onderkant ruggengraat
5.3.2. Ribben
5.3.2.1. in midden vast aan ruggengraat
5.3.2.2. beschermen hart en longen
5.3.3. Ruggengraat
5.3.3.1. Sterk
5.3.3.2. Beweegbaar
5.3.3.3. vangt schokken op
5.3.3.4. wervel (33 botten)
5.3.3.5. onderste deel = staartbeen (zinloos)
6. Ademhalingsstelsel
6.1. Luchtweg
6.1.1. Neus en mond
6.1.2. luchtpijp
6.1.3. splitsing in 2 bronchiën
6.1.4. Longblaasjes nemen zuurstof op en we ademen kooldioxide uit
6.2. Longen zijn kwetsbare sponsen die op middenrif rusten
6.3. Inademen?
6.3.1. Middenrif omlaag, longen groter, lucht zuigen
6.4. uitademen?
6.4.1. middenrif omhoog, longen kleiner, lucht wegduwen
7. Spijsverteringsstelsel
7.1. Waarvoor dient het?
7.1.1. eten veranderingen in brandstof voor cellen
7.1.2. Stoffen maken die we nodig hebben om te groeien, onderhouden, repareren
7.2. Weg?
7.2.1. Slikken -> maagzuur en enzymen -> dunne darm -> dikke darm -> endeldarm