1. Wie is Marc?
1.1. Kwaliteiten
1.1.1. Geduldig
1.1.1.1. Ik vind dat elke leerling een kans moet krijgen om de stof te begrijpen. Sommige leerlingen hebben meer moeite om de stof te verwerken en stellen vaker vragen over informatie die je wellicht al eerder hebt uitgelegd. Ik heb veel begrip en geduld voor deze leerlingen, omdat ik graag wil dat ook zij de stof beheersen.
1.1.2. Behulpzaam
1.1.3. Kritisch
1.1.4. Plezier in mijn vak (uitstraling)
1.1.5. Chaotisch
1.1.6. Samenwerkend
1.1.7. Vakdidactisch sterk
1.1.7.1. Een eigenschap die tijdens mijn stage dit jaar veel terug kwam is dat ik erg sterk ben in vakdidactiek. Ik kan een soort theorie op veel verschillende manieren uitleggen en begrijpelijk maken voor leerlingen.
1.1.8. Niet enkel exact
1.1.8.1. Ik ben van plan later op een TTO school te werken, omdat ik mijn BEES op CPE niveau heb behaald. Dit betekent dat ik alle klassen op TTO niveau kan onderwijzen en mij kan ontwikkelen als meer inzetbare leraar.
1.2. Competenties Fontys
1.2.1. Sterkere competenties
1.2.1.1. Interpersoonlijk
1.2.1.1.1. Contact leggen met leerlingen gaat mij goed af, ook buiten de lessen om.
1.2.1.2. Pedagogisch
1.2.1.2.1. Ik vorm en zorg voor een veilig leerklimaat tijdens mijn lessen en rond de school.
1.2.1.3. Vakinhoudelijk
1.2.1.3.1. Een van mijn kwaliteiten waar ik mij in kan onderscheiden als leraar.
1.2.1.3.2. Sterk in verschillende uitlegmanieren te behandelen met de klas.
1.2.2. Zwakkere competenties
1.2.2.1. Samenwerking met collega's
1.2.2.1.1. Hoewel ik mij veel inzet voor anderen en collega's op mij kunnen vertrouwen, moet ik nog leren om mij te laten horen en initiatief te tonen.
1.2.2.2. Organisatorisch
1.2.2.2.1. Ik ben soms wat chaotisch in mijn afspraken en mijn voorbereiding van mijn lessen
1.2.2.3. Reflectie en ontwikkeling
1.2.2.3.1. Ik vind het vaak lastig om mij tot reflecteren te zetten. Als ik een zetje in de richting heb gekregen van de situatie waarop ik kan reflecteren, reflecteer ik vaak zo dat ik de volgende les (of het eerst volgende moment dat een dergelijke situatie zich voordoet) mijzelf hierop aanpas en verwerk in de lessen.
2. Mijn visie op het onderwijs
2.1. Een school biedt vrijheid en een plek voor leerlingen om zichzelf te kunnen ontwikkelen en zichzelf te zijn.
2.1.1. Ik kan hier aan bijdragen omdat ik leerlingen kritisch naar zichzelf laat kijken.
2.2. Een hulp-uur voor leerlingen, vrij voor iedereen en van elk niveau.
2.2.1. Voor mij is dit een van de taken van een (wiskunde) docent. Niet elke leerling heeft genoeg aan de lessen die je als docent geeft, er zijn ook leerlingen die meer nodig hebben dan die paar uur in de week. Zelf zal ik altijd een uur in de week inplannen om leerlingen hier bij te helpen.
2.3. Elke school neemt genoeg tijd en ruimte voor rekenonderwijs, dit gebeurt momenteel nog (te) weinig.
2.3.1. Ik schrik van het niveau van het rekenonderwijs en wil dit graag duidelijk maken aan de directie van mijn toekomstige middelbare school. Ik wil de rekenlessen verzorgen, als de steun er ook vanuit de directie is.
2.4. Er wordt veel gelinkt tussen de verschillende vakken op school. Zo wordt er tijdens wiskunde stilgestaan bij economie wanneer er over procenten wordt gesproken.
2.4.1. Door zelf stil te staan bij de kennis die leerlingen opdoen bij andere vakken, laat je de leerlingen zich verdiepen in de stof en verbanden leggen, ook later in het leven.
2.5. Goede communicatie binnen de school en de verschillende organisaties omtrent de school.
2.5.1. Zonder effectieve communicatie is het moeilijk werken. Als de leraren en leerlingen op tijd weten waar ze aan toe zijn, weet iedereen beter wat er speelt en hoe het gaat gebeuren. Zo zijn er geen verrassingen en wordt niemand overvallen door plotselinge veranderingen. Door zelf duidelijke afspraken te maken binnen de sectie, binnen de klassen of zelfs met de directie, help ik aan een goede communicatie.
3. AVO (Geerts, W. en Kralingen, R., 2011)
3.1. Voordelen
3.1.1. TTO
3.1.2. Vakdidactischer
3.1.3. Hoog tempo
3.1.4. Lange spanningsboog
3.1.5. Profielen om te oriënteren en te ontwikkelen
3.1.6. Leerlingen vragen meer om verdiepende vragen. Hoezo dan? En wat als....?
3.2. Nadelen
3.2.1. Pas bij eerstegraads begeleiding van jaar 1 tot en met het eindexamen.
3.3. Eigenschappen van AVO
3.3.1. Theoretisch gericht
3.3.1.1. Minder praktisch dan BGO
3.3.2. Leergierigheid van leerlingen
3.3.2.1. Leerlingen willen zelf iets leren
3.3.3. Coaching en sturing
3.3.3.1. Door samengestelde en open vragen te stellen die te maken hebben met de stof, laat je leerlingen nadenken en niet enkel de stof voorzeggen.
3.3.4. Vakkenpakket en profielen
3.3.4.1. Een groot verschil in vakkenpakketten per leerling waardoor differentiatie des te belangrijk wordt in je lessen
3.3.4.2. Proefielen met verschillende wiskunde fronten, zoals wiskunde A, B, C en als dat wordt aangeboden, wiskunde D.
3.3.5. TTO
3.3.5.1. Op HAVO en VWO niveau worden er lessen in het Engels gegeven de eerste drie jaar van de leerloopbaan van de leerlingen.
3.3.6. Zelfstandigheid
3.3.6.1. Leerlingen worden uitgedaagd zelf met vragen te komen en niet enkel de theorie te behandelen.
3.3.6.2. Leerlingen zoeken zelf uit hoe en wat ze kunnen doen met de stof behandeld in de les.
4. BGO (Onderwijsraad 2011) (Aalsma, E. 2014)
4.1. Voordelen
4.1.1. Begeleiding tot aan het eindexamen, je ziet het proces dat een leerling zijn leerjaren meemaakt.
4.1.2. Meer tijd voor de leerling
4.2. Nadelen
4.2.1. Interesse van de leerling is minder
4.2.2. Motivatieproblemen van de leerlingen
4.2.2.1. Omdat wiskunde op VMBO geen kernvak is, is het voor leerlingen niet altijd de moeite om door te gaan met wiskunde elke les.
4.2.3. Erg pedagogisch
4.2.4. Weinig wiskundige uitdaging
4.2.5. Tempo erg laag
4.2.6. Meer zorgleerlingen met speciale aanpak
4.2.6.1. Hoewel dit niet voor iedereen meteen een nadeel hoeft te zijn - voor sommigen juist een mooie kans en een uitdaging - heb ik problemen met leerlingen die niet te motiveren zijn en ook zorgleerlingen zijn.
4.3. Eigenschappen BGO
4.3.1. Veel gesloten vragen voor leerlingen
4.3.1.1. Leerlingen help je door vragen te stellen waar ze eenduidige antwoorden op kunnen verzinnen, te open en het brengt enkel verwarring.
4.3.2. Weinig motivatie, andere werkvormen zoals werken met laptops werkt voor leerlingen motiverend.
4.3.2.1. Wiskunde is een erg theoretisch vak, waardoor de leerlingen snel kunnen afhaken. Door met laptops of andere elektronische apparaten te werken kun je de leerlingen motiveren.
4.3.2.2. Leerlingen zijn meer praktisch ingesteld, waardoor werken met laptops een goede uitkomst is.
4.3.3. Begeleidende rol als leraar
4.3.3.1. Leerlingen die moeite hebben met wiskunde begeleid je elke les tot aan het proefwerk. Als leraar leg je veel uit en geef je veel tips om de stof in begrijpbare brokken te verdelen.
4.3.4. Sociaal gericht onderwijs