
1. in Middeleeuwen gebruikt als kerker
2. OPEENVOLGING VAN ZALEN (HOLLE RUIMTES)
2.1. ontstaat door de CORROSIE van het water wanneer de grot onder water staat
3. EROSIE = MECHANISCH VERSCHIJNSEL waarbij de rots door de wrijving van het water afslijt
4. overleven
4.1. WATER (grond) + KOOLSTOFDIOXIDE (lucht) + ZONLICHT
4.1.1. bladgroenkorrels in de bladeren worden omgezet tot suikers voor alle delen van de plant
4.1.2. afval van de plant = ZUURSTOF
4.1.2.1. bladeren zuiveren dus onze lucht
4.1.3. vruchten, hout, papier
5. = een soort zwamvlok die zich voedt met levend materiaal
6. IMPLUVIUMZONE = zone waar het meeste water de grond insijpelt --> BESCHERMINGSGEBIED om verontreiniging tegen te gaan
6.1. Impluviumgebied van SPA > 13.000 ha (meer dan 26000 voetbalvelden)
7. VENEN & HOGE VENEN
7.1. Inleiding:
7.1.1. VENEN = FAGNES : uitgestrekte heidevelden
7.1.2. Hoge Venen : 550m boven de zeespiegel en meer
7.1.3. landschappen
7.2. De VENEN = groot waterreservoir
7.2.1. VEENMOS : dikke veenlaag - elastisch effect
7.2.1.1. geen wortels
7.2.1.2. groeit naar het licht
7.2.1.3. onderste delen sterven af & worden samengedrukt tot TURF = plantaardig afval
7.2.2. STUWMEREN
7.2.2.1. voor drinkwatervoorziening
7.2.2.2. vroeger voor de textielindustrie
7.2.3. NATUURRESERVAAT: alles is wettelijk beschermd
7.2.4. NATUURPARK :reservaat is een deel van het 'Natuurpark Hoge Venen -Eifel'
7.2.4.1. FLORA (planten) & FAUNA (dieren) worden beschermd
7.3. Werken in & aan de venen --> het landschap verandert een beetje
7.3.1. TURF STEKEN
7.3.1.1. voor brandstof
7.3.1.2. stalstrooisel
7.3.1.3. natuurlijke meststof
7.3.2. KREUPELHOUT RUIMEN
7.3.3. MAAIEN VD HEIDEPLANTEN
7.3.4. SPARREN PLANTEN
7.4. SCHAPEN EN RUNDEREN WEIDEN
8. WATER
8.1. KRAANTJESWATER
8.1.1. behandeld water uit ondergrondse bekken (chloor toegevoegd)
8.2. NATUURLIJK MINERAALWATER
8.2.1. gebotteld aan de bron
8.2.2. heeft geen behandeling nodig (natuurlijke zuiverheid)
8.3. BRONWATER
8.3.1. aan de bron drinkbaar
8.3.2. heeft geen behandeling nodig
9. BRONNEN IN BELGIË
9.1. BRON VAN GÉRONSTÈRE
9.1.1. rijk aan zwavel
9.1.2. goed tegen aandoeningen aan luchtwegen
9.2. BRON VAN SPA (natuurlijke filter= veenmos en turflagen)
9.2.1. SPA REINE
9.2.1.1. mineraalwater
9.2.1.2. 2 tot 3 jaar gefilterd
9.2.1.3. laag natriumgehalte (zoutloos)
9.2.2. SPA BARISART
9.2.2.1. intens bruisend
9.2.2.2. laag gemineraliseerd
9.2.2.3. 3 tot 5 jaar gefilterd
9.2.2.4. koolzuur toegevoegd bij het bottelen
9.2.3. SPA MARIE HENRIETTE
9.2.3.1. licht bruisend zonder toevoeging van koolzuur
9.2.3.2. tot 50 jaar gefilterd
9.2.3.3. bruisend door in contact te komen met carbonaat houdende rotsen
10. GROT VAN COMBLAIN-AU-PONT (door water geboetseerd in kalksteen)
10.1. NATUURLIJKE INGANG of ABÎME
10.1.1. 22 meter diep
10.1.2. de plaats waar een riviertje binnenstroomt en een ONDERGRONDSE KLOOF vormt
10.1.2.1. CORROSIE = CHEMISCH VERSCHIJNSEL waarbij kalksteen wordt opgelost door zuur water
10.1.3. gevormd door
10.1.3.1. WRIJVING
10.1.3.2. AFSLIJTING
10.2. KUNSTMATIGE INGANG
10.2.1. door de mens gemaakt om makkelijk naar binnen te gaan
10.3. AANSLAGEN = eigenaardige vormen gemaakt door het Calciumcarbonaat dat kristallen vormt
10.3.1. TYPES
10.3.1.1. 4. STALAGMIET
10.3.1.1.1. van beneden naar boven
10.3.1.1.2. groeit trager maar breder
10.3.1.2. 3. STALAGMIETENBODEM
10.3.1.3. 2. STALACTIET
10.3.1.3.1. hangt van boven naar beneden
10.3.1.4. DRAPERIE
10.3.1.4.1. afzetting langs de wand van de rots
10.3.1.4.2. fijne stalactieten (pijpjes)
10.3.1.5. 5. ZUIL
10.3.1.5.1. versmelting van een stalactiet en stalagtiet
10.3.1.6. 1. MACARONI
10.3.1.7. WATERBEKKEN
11. BOMEN & STRUIKEN
11.1. BOOM
11.1.1. 1 houtachtige stengel
11.1.2. houtachtige takken met bladeren groeien aan de stengel
11.2. STRUIK
11.2.1. verschillende houtachtige stengels die op de grond vertakken
11.3. verliezen hun bladeren in de herfst
12. PADDESTOELEN & KORSTMOS
12.1. PADDENSTOELEN
12.1.1. = vruchtlichaam van de zwamvlok
12.1.1.1. zwamvlok voedt zich met doodmateriaal (TURF)
12.1.1.2. zwamvlok zelf zit onder de grond en bestaat uit massa zwamdraden
12.1.2. voortplanting door sporen (uitzondering Stinkzwam die gebruikt zijn stank)
12.1.3. vb : zwavelkopjes, tonderzwam, stinkzwam
12.2. KORSTMOS is GEEN MOS
12.2.1. SYMBIOSE = samenwerking tussen zwam en wier
12.2.1.1. met elkaar vergroeid en helpen elkaar om te overleven
12.2.1.2. groeit langs de kant van een boom waar het meeste regen valt (westen)
12.3. PARASIET
13. DEN OF SPAR
13.1. SPAR
13.1.1. korte naalden
13.1.2. afzonderlijke naalden
13.1.3. een KERSTBOOM
13.2. DEN
13.2.1. lange naalden
13.2.2. naalden staan per twee
13.3. LORK
13.3.1. naalden groeien in bundeltjes
13.3.2. enige naaldboom die zijn naalden verliest in de herfst