Ontwikkelingspsychologie

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Ontwikkelingspsychologie Door Mind Map: Ontwikkelingspsychologie

1. Verwerven van een veilige basis (babyleeftijd 0-1j )

1.1. Sociaal emotionele ontwikkeling (+ Lichamelijke ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling)

1.2. Vertrouwen VS wantrouwen

1.3. ID

1.4. Basisbehoeften

1.4.1. Voeding

1.4.2. Warmte

1.4.3. Veiligheid

1.4.4. Genegenheid

1.5. Hechting

1.5.1. Start als biologisch proces

1.5.2. Sociale gerichtheid / predispositie

1.5.3. Interactief proces

1.5.3.1. Sensitiviteit - Responsiviteit

1.5.3.1.1. Individuele verschillen Gemakkelijke baby's Moeilijke baby's Langzame starters

1.5.4. Gevoelige periode (0-1j)

1.5.5. Gehechtheidsrepresentaties

1.5.6. Bowlby's attachment theory

1.5.6.1. Duurzame emotionele binding

1.5.6.2. Primair gedragspatroon

1.5.6.3. Zichtbaar bij stress

1.5.6.4. Intern werkmodel

1.5.6.5. M.A's Strange situation #STRESS

1.5.6.5.1. Veilig / onveilig

1.5.6.5.2. Onveilig-Vermijdend

1.5.6.5.3. Onveilig-Ambivalent

1.5.6.5.4. Gedesorganiseerd

1.5.7. Soms gaat het anders

1.5.7.1. Belemmerende factoren

1.5.7.1.1. Medische omstandigheden

1.5.7.1.2. Ouders met problemen

1.5.7.1.3. Onveilig gehechte ouders

1.5.7.1.4. Adoptie

1.5.7.1.5. verwaarlozing

1.5.7.1.6. Mishandeling

1.5.7.2. Hechtingsstoornissen

1.5.7.2.1. Reactieve hechtingsstoornis

1.5.7.2.2. Ontremd - Sociaalcontactstoornis

1.5.7.2.3. separatieangststoornis

1.5.7.3. Behandeling

1.5.7.3.1. A.R.G.O.S

2. Verkennen van de wereld (van baby tot kleuter)

2.1. Psychomotorische ontwikkeling

2.2. Prenatale invloeden

2.2.1. F.A.S

2.2.2. thalidomide

2.3. Neurologische ontwikkeling

2.3.1. Reflexen

2.3.1.1. Verkennen van de wereld via reflexen Je hebt permanente reflexen ademhaling oogknipper kniepees en tijdelijke reflexen oriëntatiereflex (tot 3w): voeding zuigreflex (tot 2m): voeding loopreflex (tot 2m): vroege overleving zwemreflex (tot 4 à 6m) vroege overleving Moro-reflex (tot 6m): vroege overleving Babinski-reflex (tot 6m): vroege overleving

2.3.1.1.1. Wistjedatjes... De reflexen zijn de allervroegste gedragingen ve baby! De meeste zijn gericht op het overleven. Een baby zuigt op alles wat hij tegenkomt. Tut, duim, speeltje,... Cepfalocaudaal = Van hoofd naar tenen ontwikkelen (eerst hoofd, dan romp, lichaamsdeel) Proximodistaal = Van midden naar buiten ontwikkelen (verste lichaamsdeel laatst) Tips: GRIJPREFLEX Een rammelaar kan al heel even in de hand worden gehouden. Je kiest best nog voor een erg lichte en kleine rammelaar, want door gebrek aan coördinatie en spierkracht, valt de rammelaar al eens op het hoofdje. Een mobiel is nu enkel goed om naar te kijken, want grijpen is nog te vroeg. ZUIGREFLEX Comfortabele houding voor moeder en baby. • Baby helemaal op zijn zijde, buik tegen mama’s buik (in één rechte lijn van hoofd en stuit). • Onderste arm van de baby rond middel van mama, naar beneden gericht. • Hoofdje steunt op onderarm. Comfortabele houding voor moeder en baby. • Baby helemaal op zijn zijde, buik tegen mama’s buik (in één rechte lijn van hoofd en stuit). • Onderste arm van de baby rond middel van mama, naar beneden gericht. • Hoofdje steunt op onderarm. http://azmonica.be/docs/DC1082-1703-materniteit-tips%20voor%20ouders%20borstvoeding_1.pdf

2.3.2. Zenuwcellen

2.3.2.1. 100-200 miljard

2.3.2.2. Use it, or lose it!

2.3.3. Cerebrale cortex

2.3.4. Problemen

2.3.4.1. Aangeboren / erfelijk

2.3.4.1.1. Syndroom van Down

2.3.4.1.2. Epilepsie

2.3.4.1.3. Verstandelijke beperking

2.3.4.2. Hersenbeschadigingen

2.3.4.2.1. Verstandelijke beperking

2.3.4.2.2. Epilepsie

2.3.4.3. Ontwikkelingsstoornissen

2.3.4.3.1. A.D.H.D

2.3.4.3.2. ASS

2.3.4.3.3. Tic's

2.4. Zintuiglijke ontwikkeling

2.4.1. De ontwikkeling vd zintuigen evolueert van passief naar actief. HOREN Na enkele dagen: ogen en hoofd richten naar geluid In 6 maanden: geluiden lokaliseren 9 maanden : oor-hand coördinatie Eerste levensjaar: voorbereiding op taal 6m: gericht op klanken van de moedertaal 9 tot 10m: woordeenheden onderscheiden ZIEN Scherp: 20 à 30 cm 2m: kleuren onderscheiden 2m-4m : oog-handcoördinatie 2 tot 11m: focussen 2 tot 6m: volgen van een voorwerp 2m: patronen onderscheiden (voorkeur voor gezichten) 3m: verschillende gezichten onderscheiden 7 tot 10 m: gezichtsuitdrukkingen onderscheiden

2.4.1.1. De zintuiglijke ontwikkeling is niet enkel belangrijk voor de cognitieve ontwikkeling! ook voor de sociaal/emotionele en motorische ontwikkeling zijn de zintuigen heel belangrijk. Tips: Wissel de geluiden af. Bv. zingen, stiller en luider praten, … Laat bewegende dingen zien. Geef zachte materialen. Bv. een knuffel Geef geurboekjes. Doe kietelspelletjes. Giet water over het lijfje in bad. Varieer in voeding en smaken. Laat het kind zitten op gras, de mat, … https://www.kindengezin.be/ontwikkeling/zintuigen/stimuleren

2.4.2. Problemen

2.4.2.1. Slechtziend / blind

2.4.2.2. Slechthorend / doof

2.5. Motorische ontwikkeling

2.5.1. Grove en fijne motoriek Fijn 12m: pincetgreep (duim + wijsvinger) tussen 1 en 2j: torens bouwen, vormenkubus, puzzels tussen 2 en 3j: zich kleden, lepel gebruiken Grove tss. 1½ en 2j: steviger en ritmischer lopen, rennen tss. 2 en 3j: springen, ballen gooien en vangen, driewieler

2.5.1.1. Koppoter Als je aan een kind van 3 vraagt om zijn mama te tekenen, dan krijg je dit! Het kind is nog niet in staat om een gedetailleerde versie van mama op papier te zetten.

2.5.1.1.1. Tips: Een kind van 3 heeft nog niet genoeg zelfconcept om mama met lange haren, mooi kleedje, prachtige schoenen,... te tekenen. Voor een kind van 3 is een hoofd, benen en armen het belangrijkste en het enigste dat hij vanuit zijn verbeelding op papier kan zetten. Een picasso is het niet echt (alhoewel?) Als ouder wil je natuurlijk dat je kind het beste wordt in alles wat hij of zij doet. Ga met deze 'kriebelkrabbel' niet meteen denken dat dit het beste is dat men kan . Het kind zit nog in zijn leerproces! Laat het kind verder experimenteren met potlood en papier. Door dit weg te nemen en te zeggen "dit kan jij (nog) niet, kan het kind zich onzeker gaan voelen, aan zichzelf twijfelen,... Initiatiefname hierbij kan stilvallen en zo kan faalangst zich een baan wrikken in de persoonlijkheidsontwikkeling vh jonge kind.

2.5.1.2. De sint als persoon Rond de leeftijd van 6j. kunnen kinderen meer kenmerken van zichzelf en anderen verwerken. (Vb De sint heeft een baard, rood kleed en hoed, en een paard)

2.5.2. Ontwikkelingsmijlpalen

2.5.2.1. hoofd oprichten (liggend op buik): gem. 6w zitten met steun (hoofd stil): gem. 6w borst omhoog (buikligging): gem. 2m omrollen (buik naar rug): gem. 2m omrollen (rug naar buik): gem. 4½m zitten zonder steun: gem. 7m overeind trekken (tot staan): gem. 8m kruipen: gem. 7m stevig los staan: gem. 11m goed zelf lopen: gem. 12m springen (op de plaats): gem. 23½m

2.5.3. Problemen

2.5.3.1. Dyspraxie

2.5.3.2. NLD

3. Eigen identiteit (vroege kinderjaren 1-3j)

3.1. Psycho-sociale ontwikkeling

3.2. Autonomie VS Schaamte, twijfel

3.3. EGO

3.4. Onderscheid zelf en andere

3.4.1. Separatie/individuatiefase

3.4.1.1. 0 tot 2 maanden : Normaal-autistische fase : geen besef van anderen voorhechtingsfase 2 tot 6 maanden : Normaal symbiotische fase : volwassene is een verlengstuk van zichzelf beginnende gehechtheidsfase 6 tot 36 maanden : Separatie-individuatie fase 6 tot 9maanden : Differentiatiefase eerste ontdekken v/d wereld, los van moeder Vreemden- en scheidingsangst Feitelijke gehechtheid (Bowlby) 9 tot 16 maanden : Praktiseringsfase Motorische vaardigheden laten het kind toe zichzelf te verwijderen van de ouder tijdelijke scheiding (separatie) wordt verdragen steeds opzoeken 16 tot 24m: Toenaderingsfase ouders worden als individuen ervaren (met wensen en behoeften) botsing eigen wensen → frustraties (boos, driftig, verdrietig) terug veel bij moeder willen zijn 24 tot 36 m: Consolidatiefase Aanvaarding van de individualiteit van de ouders en zichzelf separatie wordt beter verdragen vasthouden van een innerlijk beeld van ouders

3.4.2. Lichaamsbewustzijn

3.4.3. Zelfbesef (spiegelbeeld)

3.4.3.1. YOU VS ME Pasgeboren baby's maken nog geen onderscheid tussen zichzelf en anderen. Het eerste besef komt wanneer ze zelf iets in gang kunnen zetten en invloed hebben op hun omgeving.

3.5. Ontwikkelen van autonomie

3.5.1. Objectpermanentie

3.5.2. Hechten en loslaten

3.5.3. De eigen wil

3.5.3.1. ME! ME! ME! Spiegeltje, spiegeltje aan de wand! Baby's lachen als ze in dat leuke hangspiegeltje kijken, maar zien 'zichzelf' niet. Dat kan evengoed Pieter van de crèche zijn. Het zelfbewustzijn komt pas rond de leeftijd van 2j. "the terrible two" #whooptydoo! Rond 11/5j worden kinderen zich meer en meer bewust vh feit dan hun ouders ook individuen zijn met eigen wensen en behoeften #ohjee! Stemt dit niet overeen met de wensen vh kind, dan kan dit frustraties opwekken bij het kind. Het bekende zinnetje: "ikke doen" is een grote indicator dat het kind wil loskomen van de ouders en de 'eigen ik' wil gaan exploreren. NEEE!! Bij autonomie hoort ook de eigen wil ontdekken. Ik wil graag op de zetel springen, mama vind dit niet zo leuk! Papa wil dat ik boterhammen eet met vleesje, ik vind dat niet lekker en spuug dat lekker uit!,.... Ja dan sta je daar met je karaktervolle peuter :p Met een beetje geluk heb je een peuter met een makkelijk temperament. Heb je een pittig baasje/juffertje rondlopen, dan zou ik een abonnement voor Yoga aanschaffen.

3.5.3.1.1. Tips: Hoe train je het zelfbewustzijn? Neem een spiegeltje, laat je kind erin kijken en zie of hij/zij hun naam zegt. Je kan het altijd een paar keer voor zeggen. Frustraties bij kinderen uiten zich door: boos zijn, driftig zijn, huilen,... Laat het kind deze emoties beleven! Verstop of negeer deze gevoelens niet. Dit kan gevolgen hebben voor hun eigenwaarde later. Om op ontdekkingsreis te gaan, moet je dat natuurlijk wel mogen van mama en papa! Wat niet altijd evident is. Zij hebben alles voor jou gedaan tot nu! Voor hen is het loslaat-proces aangebroken. Doe dit stapsgewijs! Neem als ouder de afstand-nabijheid rol in. Laat het kind zelf zijn truitje aandoen, maar groentjes snijden met een scherp mes is nog niet zo'n goed idee ;) Kinderen in deze fase leren heel veel van hun ouders en directe omgeving. Wees je bewust van kopieergedrag.

3.5.4. Peuterpuberteit

3.5.5. Zindelijkheid

3.5.5.1. Grote plasjes, kleine plasjes! Hoe groot ze zich kunnen voordoen en hoe eigenwijs ze soms zijn, toch hebben ze mama en papa nog heel lang nodig! Al is het maar om ons te leren hoe we op het potje moeten gaan. De zindelijkheidstraining start tegenwoordig al heel snel! Op 3j is een kindje overdag goed zindelijk. Rond 4j kunnen ze zich al goed ophouden (al kunnen accidentjes nog wel voorkomen). Ga maar eens shoppen op de Meir voor een paar uur. Bedongelukjes Rond de leeftijd van 4j komt het vaker voor dat er s'nachts een ongelukje gebeurd. Gebeurd dit nog rond de leeftijd van 6j, dan kan dit voor het kind heel vervelend zijn.

3.6. Zelfbewustzijn

3.6.1. Zelfbewuste emoties +- 1,5j schaamte trots verlegenheid +- 3j jaloezie schuld

3.7. Zelfconcept/ Zelfconstantie

3.7.1. Zelfconcept en pestgedrag kInderen rond 7j gaan zichzelf meer beoordelen op basis van sociale vergelijking. Hierdoor kan pestgedrag ontstaan. Waarom pesten kinderen? Kinderen die pesten zijn op zoek naar macht. Die proberen ze te verkrijgen door anderen te viseren. Ze laten zich leiden door hun perceptie wanneer ze een slachtoffer zoeken. "Easy targets?" Kinderen die wat stiller zijn, van etnische afkomst, té goede of slechte punten, fysieke eigenschappen (vb. flaporen),... Er zijn verschillende soorten: uitschelden, slaan/schoppen, uitsluiten,... Daarnaast is er ook nog het cyberpesten, waarbij jongeren online haatmails/genante foto's/... rondsturen. Soms gaan pesterijen zo ver dat de draagkracht vd gepeste persoon zo laag is dat men niet meer naar school wil (of in extreme gevallen uitdraaid in zelfmoord) https://www.klasse.be/35445/wat-is-pesten/

3.7.1.1. Tips bij pestgedrag (of vermoeden): Neem het verhaal van het gepeste kind ernstig! Schenk aandacht aan de gevoelens en biedt steun. Geef hen zeker nooit de schuld door te zeggen: “Je moet meer voor jezelf durven opkomen!” Neem de pester apart voor een gesprek en vertel wat je zag. Maak duidelijk dat zijn gedrag niet aanvaardbaar is. Doe dit op een niet-kwetsende of kleinerende manier. Laat de pester het goedmaken. Wat met de ouders van het gepeste kind? Raad hen aan om met hun kind erover te praten. Verzeker de ouders dat dit zal worden aangepakt en dat dit niet aanvaardbaar is binnen de school. Bij het inlichten vd ouders van de pester kan je het best zo objectief mogelijk vertellen wat er is gebeurd en wat hebt gezien. Zij kunnen dit aanvallend opnemen. Laat heb weten dat dit onaanvaardbaar is binnen de school en dat er sancties kunnen volgen voor hun kind. Jouw eerste reactie bij pesten in de klas? – Klasse

3.8. Eigenwaarde

3.8.1. Self fulfilling prophecy

3.9. Geslachtsrol- en identiteit

3.9.1. Genderdysforie

3.9.1.1. Hallo! mijn naam is Ruben,ik ben een jongen en speel graag met legoblokken. Maar soms doe ik kleedjes van mijn zus aan en de schoenen van mama. Dan ben ik een meisje en speel ik graag met poppen.

3.9.1.1.1. Ruben en papa zijn jongens! Mama en zus zijn meisjes! Ruben heeft een besef van geslachtsidentiteit, al is deze niet zo consequent. Als papa lang haar zou hebben dan kan die best een meisje zijn, toch?. Rond het 5e levensjaar blijft papa, papa ookal heeft hij lang haar. Zodra kinderen weten tot welk geslacht ze behoren, gaan ze zich ook zo gedragen,... Of niet? Wat als je zoon een meisje wil zijn? Wat als je dochter een jongen wil zijn? Dit komt spelenderwijs wel al een voor, en gaat meestal terug over. Maar soms ook niet! Een kind met genderdysforie ervaart dat de eigen identiteit niet klopt met de geslachtsrol die de omgeving verwacht. verschillende vormen kunnen zijn: Travestie, transgender, inter/transseksualiteit,...

3.9.2. Travestie

3.9.3. Transgender

3.9.4. Interseksualiteit

3.9.5. Transseksualiteit

3.10. Theory of mind

3.10.1. Emotie herkenning

3.10.2. Perspectief nemen

3.10.3. Theory Of Mind = denken waarmee betekenis gegeven wordt aan gedrag = denkproces dat gebruik maakt van verwachtingen(desires) en veronderstellingen (beliefs) = denken over denken, gevoelens, intenties van anderen (meta-cognitie) = cognitieve empathie (sociaal-cognitief proces) =voorwaarde om te komen tot rolneming =verklaringsmodel voor de disfuncties die waargenomen worden bij kinderen met ASS

3.10.3.1. Sally-Anne test

4. Leren communiceren (van baby tot lagere schoolkind 0-10j)

4.1. Sociaal emotionele ontwikkeling Psychomotorische ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling

4.2. Taalontwikkeling

4.2.1. Nature/Nurture

4.2.2. Gevoelige periode

4.2.3. Taalgen

4.2.4. Functies

4.2.4.1. Instrumenteel

4.2.4.2. Regulerend

4.2.4.3. Interpersoonlijk

4.2.4.4. Persoonlijk

4.2.4.5. Onderzoekend

4.2.4.6. Verbeeldend

4.2.5. Verloop

4.2.5.1. Voortalige periode (0-1j) Brabbeltje hier, brabbeltje daar...

4.2.5.1.1. Geboorteschreeuw

4.2.5.1.2. Vocaliseren

4.2.5.1.3. stilteperiode 4/5m

4.2.5.1.4. Brabbelfase 6m

4.2.5.1.5. Expressief jargon 9m

4.2.5.2. Eerste talige periode (1-2.5j) "ikke koek!"

4.2.5.2.1. Overextensie

4.2.5.2.2. Onderextentie

4.2.5.2.3. 1 à 2 woordzinnen

4.2.5.2.4. Grammatica

4.2.5.3. Differentiatiefase (2.5-5j)

4.2.5.3.1. Morfologie

4.2.5.3.2. Regels toepassen

4.2.5.3.3. Bedtime monologen

4.2.5.3.4. WHY? WHY? WHY?...

4.2.5.4. Voltooiingsfase (5-10j)

4.2.5.4.1. Goede beheersing

4.2.5.4.2. Bouwstenen

4.2.5.4.3. Uitbreiden woordenschat

4.2.6. Motherese

4.2.7. Meertaligheid

4.2.8. Spreekangst

4.3. Non-verbale communicatie

4.3.1. Joint attention

4.4. Stoornissen verbale comm.

4.4.1. Spraak-taalstoornissen

4.4.2. Dysfasie

4.4.3. Stotteren

4.4.4. Articulatiestoornissen

4.4.5. (Selectief) Mutisme

4.5. Stoornissen non-verb. comm

4.5.1. ASS

4.5.1.1. AUTISMESPECTRUMSTOORNIS = Pervasieve ontwikkelingsstoornis = ontstaan in de periode van zuigeling tot adolescent met gevolgen voor de latere ontwikkelingsfasen = een allesdoordringend, alomvattend karakter, invloed op alle levensdomeinen = kwalitatieve beperkingen in: sociale communicatie sociale interactie flexibiliteit in denken en handelen Moeilijkheden met : pragmatiek figuurlijke betekenis afstemming tussen verbale en non-verbale communicatie intonatie sociale regels weinig afstemming wederkerigheid T.O.M.

4.5.1.1.1. Tips: Respecteer en accepteer het kind in zijn eigen(aardig)heid, pas de omgeving en je verwachtingen aan, geef positieve aandacht; Creëer veiligheid door duidelijkheid en structuur te bieden, bescherm waar nodig; Leer gedrag aan door veel herhalen, , voorzeggen en uitleggen; Doe geen appèl op emoties, empathie; reduceer angst door het aanreiken van kennis en overzicht; Blijf kalm, zakelijk, neutraal, voorkom dat je tegenover de jongere komt te staan; wordt niet emotioneel, maar blijf neutraal; Maak gebruik van simpele en concrete taal, vermijd figuurlijke taal en dubbelzinnige betekenissen; Ondersteun bij plannen, oefenen van sociale vaardigheden, bespreken van voorvallen, bedenken van oplossingen, wees nabij (beschikbaar); Bereid goed voor op nieuwe situaties en overgangen,...

5. Begrijpen van de wereld (van baby tot ...)

5.1. Cognitieve ontwikkeling

5.2. Adaptatie/Assimilatie/Accomodatie

5.3. Piaget

5.3.1. Sensomotorische periode = handelend denken

5.3.1.1. Reflexen

5.3.1.2. Circulaire reacties

5.3.1.3. Schema coördinatie

5.3.1.4. 1e denken

5.3.2. Preoperationele periode = denkend handelen

5.3.2.1. Egocentrisme

5.3.2.2. Animisme

5.3.2.3. Magisch denken

5.3.2.3.1. Magisch denken De sint, de kerstman, de paashaas, ridders en prinsessen,.... Ze bestaan allemaal! In de leefwereld van kinderen onder de 8! Het leuke aan magisch denken is dat kinderen geloven in sprookjes, het minder leuke is dat ze ook gaan geloven in spoken onder hun bed. Denkfouten worden nog op regelmatige basis gemaakt.

5.3.2.4. denkfouten

5.3.2.4.1. Tips: De manier van denken is nog niet logisch en systematisch. Een probleem oplossen gebeurt vanuit trial and error. Een belangrijke fase in de cognitieve ontwikkeling! Door fouten te mogen maken, ga je leren. Stoute tafel! Dat is wat kinderen van 3/4 roepen als ze met hun hoofd tegen tafel botsen. Ze zien niet in dat de tafel geen schuld treft en dat zij het zijn die tegen de tafel botsen.

5.3.2.5. Ordenen/categoriseren

5.3.2.6. Trial and error

5.3.3. Concreet operationele periode = systeem/logisch

5.3.3.1. Logisch redeneren

5.3.3.2. Conservatiebegrip

5.3.3.3. Concreet denken

5.3.4. Formeel operationele periode

5.3.4.1. Abstractisme

5.3.4.2. Hypothetisch denken

5.3.4.3. Systematisch experimenteren

5.3.4.4. Metadenken

5.4. Vygotsky

5.4.1. Cognitieve ontwikkeling ontstaat door de sociale context! Kinderen leren geen nieuwe dingen, maar zaken die reeds bekend zijn bij volwassenen. Zij brengen hun kennis over naar het jonge kind.

5.5. Intellegentie

5.5.1. Intellegentieniveau

5.5.2. Intelligentietest

5.5.3. Meervoudige intelligentie

5.5.4. EQ

5.5.5. Creativiteit

5.5.6. Erfelijkheid

5.6. Beperkingen en problemen

5.6.1. Zwakbegaafdheid

5.6.2. Leerstoornissen