Struktur Literaturwissenschaft

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Struktur Literaturwissenschaft Door Mind Map: Struktur Literaturwissenschaft

1. 1. Middeleeuwen

1.1. 1.1 Literatuurgeschiedenis

1.1.1. • bloei in de 19e eeuw • hechte band met het nationalisme • Franz Joseph Mone (1796-1871) • Karel ende Elegast (13e eeuw); Van den vos Reynaerde (13e eeuw)

1.1.1.1. • Roman de Renart • Goethe: Reineke Fuchs (1794) • Reinhart Fuchs (1834, Hg. Jacob Grimm) • Van den vos Reynaerde (1836, Hg. Jan Frans Willems)

1.2. 1.2 Uitgangspunten overzichtscollege

1.2.1. • methode: poetica en instituties • Tot ca. 1880 dominantie van mimetische en vooral didaktische literatuuropvatting; sinds eind 18e eeuw opduiken vormen van expressieve literatuuropvatting; sinds 1880 ook vormen van autonomistische literatuuropvatting • interne versus externe poetica • hoogtepunten als onderdeel literaire competentie

1.3. 1.3 Inleiding middeleeuwen

1.3.1. Zeitspanne

1.3.1.1. Mögliche Anfänge des Mittelalters:

1.3.1.1.1. • 313 Anerkennung des Christentums • 476 Ende des römischen Reichs • 711 Araber in Spanien • 800 Krönung von Karl dem Großen

1.3.1.2. Mögliche Enden des Mittelalters:

1.3.1.2.1. • 1453 Fall von Konstantinopel • 1492 Columbus entdeckt Amerika • 1517 Reformation (Luther etc.)

1.3.2. Drie structurele veranderingen rond 12e eeuw:

1.3.2.1. de overgang van oraliteit naar schriftelijkheid

1.3.2.2. de overgang van Latijn naar volkstaal (Dutch, Duits, Dietsch)

1.3.2.3. qua centra van schriftelijkheid: naast kloosters treden nu hoven en steden Vermittlung von Schrift: Kloster, Patriataat (steden), Hoven

1.4. 1.4 „Hebban olla vogala“ (ca. 1100)

1.4.1. Erstes schriftliches Erzeugnis auf Niederländisch

1.4.1.1. "Hebban olla vogala" (ca 1100)

1.4.1.1.1. Sint Andrew Rochester, Aelfric, probatio pennae

1.4.1.1.2. Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op?

2. 2. Middeleeuwen - Religieuze literatuur en epiek

2.1. 2.1 Hendrik van Veldeke

2.1.1. Overleder voor 1210

2.1.2. Sente Servaes (1170 - 1183, mndl.)

2.1.2.1. Zweiteilig

2.1.2.1.1. vita (Lebensbericht)

2.1.2.1.2. Miracula (Bericht über Heiligsprechung)

2.1.3. Minne-liederen (Manesse, rond 1300, mhdts.

2.1.3.1. voor de hof (Manesse, 1300), Adel

2.1.4. Eneide (tot 1174, vanaf 1183, mhdts.)

2.1.4.1. auf Deutsch nach franz. Vorbild

2.1.4.2. erster höfischer Roman

2.1.4.3. zwischenzeitlich wurde das Manuskript gestohlen, dann aber wiedergefunden

2.2. 2.2 Religieuze teksten

2.2.1. heiligenleven/legendes

2.2.1.1. Sente Servaes

2.2.1.2. immer 1. Vita, 2. Miracula

2.2.2. fictieve legendes

2.2.2.1. Sint Brandaan

2.2.3. Bijbel-vertalingen

2.2.3.1. 1526 eerste compleet mndl.

2.2.3.2. Bibeltexte, Psalmen, Evangelien

2.2.4. Exempelen

2.2.4.1. Beatrijs

2.2.4.2. Kurze Erzählungen, die theologische Thesen illustrieren

2.2.4.3. Vorbilder präsentieren, leicht verständlich

2.2.5. Stichtelijke teksten

2.2.5.1. preken, gebeden

2.2.6. Mystieke teksten

2.2.6.1. Hadewijch (13e eeuw)

2.2.6.1.1. • adelijk, rond 1240, Brabant, begijn, goede opleiding • brieven, visioenen, gedichten • „mer hier toe weet ic gheen dietsch noch ghene redene”

2.2.6.1.2. eenwording met God, unio mystica

2.2.6.2. Beatrijs van Nazareth

2.2.6.3. Jan van Ruusbroec

2.2.6.4. Beginenbewegung in den Niederlanden

2.2.6.4.1. Viten heiliger Frauen

2.2.6.5. Große Erneuerung der Frömmigkeit ist die Folge

2.3. 2. 3 Epiek

2.3.1. epiek n.a.v. antieke stoffen (Eineide)

2.3.2. historische epiek (Jacob van Maerlant: Spiegel historiael

2.3.3. ridder-epiek n.a.v.

2.3.3.1. Arthur-stof (Prosa-Lancelot)

2.3.3.1.1. kein historischer Kern

2.3.3.1.2. Arthur als passives Zentrum in einer zeitlosen Welt, Hof als Raum von Ordnung und Harmonie

2.3.3.1.3. Außenwelt besteht aus Chaos

2.3.3.1.4. Ritter des Hofes kämpfen in feindlicher Außenwelt, Ordnung muss wieder hergestellt werden

2.3.3.1.5. später ist das Grals-Motiv die treibende Kraft

2.3.3.2. Karel-stof (Renout van Montalbaen, Karel ende Elegast)

2.3.3.2.1. historischer Kern

2.3.3.2.2. angeblich wahre Geschichte (Wahrheitsbeteuerungen, zweifelhafte Geschichte

2.3.3.2.3. franz. Vorbild

2.3.3.2.4. Treue der Vasallen zum Lehnsherrn Karl

2.3.3.2.5. Lehnsherr Karl ist gerecht und belohnt Loyalität

2.3.3.2.6. Gott als Lehnsherr Karls, gerecht, Gehorsam, belohnend

2.3.3.2.7. Verräter vs. getreuer Ritter

2.3.3.2.8. Widerspruch zw. Wahrheitsbekundung und der Anwesenheit übernatürlicher Kräfte (Magie)

2.3.4. dieren-epiek

3. 3. Van den vos Reynaerde en „Egidius“

3.1. 3.1 Van den vos Reynaerde

3.1.1. • La chanson de Roland, Beowulf, Nibelungenlied, Van den vos Reynaerde (13e eeuw, editie 1836) • Voorbeelden: Ysengrimus (Latijn, ca. 1150); Roman de Renart (Frans, ca. 1170) • Navolgers: Reinardus Vulpes (Latijn, eind 13e eeuw); Reinaerts historie (vóór 1460); Die hystorie van Reynaert die vos (proza, 1479; Reynard the fox (Engels1481); Goethe: Reineke Fuchs (1794) • Dieren: Nobel (leeuw),Ysengrijn (wolf) en en zijn vrouw Hersint; Grimbeert (das); Cantecleer (haan) en zijn dochter Coppe; Bruun (beer); Tybeert (kater); Cuwaert (haas); Belijn (ram); Botsaert (aap); Bruneel (ezel); Fyrapeel (luipaard) • Plaatsen: Hof; vossenburcht Maupertuus; geheime plek Kriekeputte (schat)

3.1.2. Wat is de lering en waarin zit het vermaak?

3.2. 3.2 Rederijkers

3.2.1. • Van „Rhetoriqueurs“, verbasterd tot „rederijkers“ („rede“ en „rike“) • Dichtersvereniging; belangrijkste literaire institutie 15e tot 17e eeuw; drama en gedichten • Hulthemsche Handschrift (rond 1400, Brussel): abele spelen en sotternien; Lantsloot van Denemarken; Elckerlijc (1496) • Gruuthuuse Handschrift (rond 1400, Brugge): gedichten

3.3. 3.3 „Egidius, waar bestu bleven“ (uit Gruuthuuse Handschrift)

4. 4. De Grote Drie van de 17e eeuw - Vondel, Hooft, Bredero

4.1. 4.1 Geschiedenis, instituties en actoren

4.1.1. België

4.1.2. Paleis op de Dam

4.1.3. Historisch kader:

4.1.3.1. • 1568 Nederlandse opstand tegen Spanje • 1585 Val van Antwerpen • 1648 Vrede van Munster

4.1.4. Institutie onderwijs:

4.1.4.1. • Latijnse scholen • 1575 oprichting universiteit Leiden • Artes liberales • Trivium: grammatica, retorica, dialectica

4.1.5. Literaire instituties:

4.1.5.1. • Rederijkers (De Eglentier, Het Wit Lavendel) • Stadschouwburg (1638, Gysbreght van Aemstel) • Literaire genootschappen (Nil Volentibus Arduum) • Boekhandel (Nederland als boekenwinkel van Europa: Spinoza (Ethica), Descartes (Discours de la méthode); ten koste van Vlaanderen, b.v. Plantijn: Antwerpse drukker))

4.2. 4.2 Poëtica

4.2.1. Externe poëtica; oriëntatie op de klassieken

4.2.1.1. • Scaliger, Heinsius

4.2.1.2. • Vondel: Aenleidinghe ter Nederduitsche dichtkunste (1651)

4.2.1.2.1. • Translatio • Imitatio • Aemulatio

4.3. 4.3 Joost van den Vondel (1587-1679)

4.3.1. Palamedes (1625)

4.3.2. Johan van Oldenbarnevelt, landsadvocaat (1548-1619)

4.3.3. Cornelis Saftleven:

4.3.3.1. Trucidata innocentia

4.3.4. Schout:

4.3.4.1. “dat hij in het Treurspel dingen hadde gesprooken die hij behoorde te zwijgen.”

4.3.5. Aristoteles: Poetica („katharsis“)

4.3.5.1. • Lucifer (1654) • Jeptha (1659) • Adam in ballingschap (1664)

4.4. 4.4 Pieter Cornelisz. Hooft (1581-1647)

4.4.1. Seneca

4.4.1.1. • Achilles ende Polyxena (ca. 1600) • Baeto (1617)

4.4.2. Nederlandsche Historieën (1628-1647

4.5. 4.5 G.A. Bredero (1585-1618)

4.5.1. Lid van de Rederijkerskamer „De Eglentier“, samen met P.C. Hooft

4.5.1.1. • Spaanschen Brabander (1617) • De klucht van de Molenaer (1613)

5. 5. Dichtkunst in de 17e eeuw - Hooft, Vondel

5.1. Leering en vermaak

5.1.1. Psalmendichtung

5.1.2. Geuzenliederen

5.1.3. Leerdichten

5.1.4. Hofdichten

5.2. Petrakistische Lyrik

5.3. Emblematiek

5.4. Gelegenheitslyrik

5.5. 5.1 Lering en vermaak

5.5.1. • Religieuze gedichten / psalmen: Jacobus Revius, De CL Psalmen Davids (1640) • Geuzenliederen: “Het Wilhelmus”, ca. 1570, Marnix van St. Aldegonde? • Leerdichten: Jacob Cats, Houwelick (1625) en Trou-ringh (1637) • Hofdichten: Constantijn Huygens, Hofwijck (1653)

5.6. 5.2 Petrarkistische gedichten

5.6.1. P.C. Hooft: “Mijn lief”, in: Emblemata Amatoria (1611)

5.7. 5.3 Emblematiek

5.7.1. P.C. Hooft: Emblemata Amatoria (1611)

5.7.1.1. Embleem: inscriptio / pictura / subscriptio; (Andrea Alciato: Emblematum liber, 1531)

5.7.1.2. De Son verguldt de Maen haer silv'ren aenghezicht: Dus houd' ick oock te leen, van u mijn Lief, mijn licht.

5.7.2. • P.C. Hooft: Emblemata Amatoria (1611) • Roemer Visscher: Sinnepoppen (1614) • Jacob Cats: Sinne- en minnebeelden (1618)

5.8. 5.4 Gelegenheidsgedichten

5.8.1. Joost van den Vondel: Inwydinge van ‘t Stadhuis t’ Amsterdam (1655)

5.8.2. Joost van den Vondel: “Constantijntje”

6. 7. Realisme en Multatuli

6.1. Realisme

6.1.1. Übersicht zum Ralismus

6.1.1.1. Realismus 1830 - 1870

6.1.1.1.1. mimetisch pragmatische Poetica

6.1.1.1.2. Prosa

6.1.1.1.3. moralische Botschaften

6.1.1.1.4. "details van alledagse dingen"

6.1.1.1.5. gewöhnlicher Mann im Mittelpunkt

6.1.1.1.6. Poesie

6.1.1.1.7. Engagement

6.1.1.1.8. ideaal vs. werkelijkheid (Kinderarbeit)

6.1.2. Allgemeine Infos

6.2. Multatuli

6.2.1. VOC

6.2.2. Multatuli

6.2.3. Koloniales Arbeit in Indien

6.2.4. Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandschen Handelsmaatschappij

6.3. 7.1 Realisme

6.3.1. • ca. 1830-1870, tussen romantiek en naturalisme • Nicolaas Beets (1814-1903, pseudoniem: Hildebrand): Camera obscura (1839) • Gustave Courbet (1819-1877):• ca. 1830-1870, tussen romantiek en naturalisme • Nicolaas Beets (1814-1903, pseudoniem: Hildebrand): Camera obscura (1839) • Jacob van Lennep (1802-1868); Johannes Kneppelhout (1814-1885) • Everhardus Potgieter: „kopyeerlust des dagelijkschen levens“ (1841) • Jacob van Lennep: De lotgevallen van Klaasje Zevenster (1865/66) • Hendrik Conscience: De Leeuw van Vlaanderen (1838)

6.3.1.1. • Gustave Courbet (1819-1877): Selbstporträt (Der Verzweifelte; 1843-1845)

6.4. 7.2 Multatuli (1820-1887): Max Havelaar (1860)

6.4.1. • Verenigde Oostindische Compagnie (VOC), 1602-1800 • Cultuurstelsel • Douwes Dekker (1820-1887) • Ik-verteller Batavus Droogstoppel • Auctoriale verteller Stern • Ik-verteller Multatuli • Spel met de relatie fictie-realiteit • Spel met de relatie dagelijkse en artistieke werkelijkheid • Ethiek en ironie in het licht van het bovenstaande wisselspel

7. 6. De 18e eeuw: nationale communicatie en de moderne roman

7.1. 6.1 Nationale communicatie

7.1.1. A. Van intensief lezen naar extensief lezen

7.1.2. B. Entsteheung der Niederlandistik

7.1.2.1. 1797 Matthijs Siegenbeek, Leiden: „professor eloquentiae hollandicae extraordinarius“

7.1.2.2. Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1766, Leiden)

7.1.3. C. Zeitschriften

7.1.3.1. (- Nieuwsbladen)

7.1.3.1.1. • Geleerdentijschriften • Satirische tijdschriften • Spectatoriale tijdschriften • Algemeen-culturele tijdschriften

7.1.3.2. • Geleerdentijschriften: Boekzaal van Europe (1692), Petrus Rabus • Satirische tijdschriften: Haegse Mercurius (1698), Hendrik Doedijns; De Rotterdamsche Hermes (1720), Jacob Campo Weyerman • Spectatoriale tijdschriften: De Hollandsche Spectator (1731-1735), Justus van Effen • Algemeen-culturele tijdschriften: Vaderlandsche Letteroefeningen (1761-1876) [De Gids, sinds 1837] • [- Nieuwsbladen (informatie)] • Geleerdentijschriften (informatie) • Satirische tijdschriften (vermaak, opinie) • Spectatoriale tijdschriften (opinie, vermaak) • Algemeen-culturele tijdschriften (informatie, opinie, vermaak)

7.1.4. 18e eeuw relatieve economische achteruitgang tevens: innovatie (o.a. boekenmarkt)

7.1.4.1. Functionele differentiatie,

7.1.4.1.1. • autonomisering, • professionalisering, • institutionalisering

7.2. 6.2 Poëtica

7.2.1. Jacobus Bellamy (1757-1786): “Het onweder”

7.2.2. Haags literair genootschap Kunstliefde Spaart geen Vlijt

7.3. 6.3 De moderne roman

7.3.1. Popularästhetiker:

7.3.1.1. • Moses Mendelssohn; • Friedrich Justus Riedel • Hieronymus van Alphen (1746-1803)

7.3.1.1.1. “Een digter die zijne eigen gewaarwordingen voorstelt, kan met geen mogelijkheid, als men niet hairkloven wil, gezegd worden een model te copieeren: Ik bid u, Mijn Heer, toen ik, vol aandoening, mijnen klaagzang over den dood mijner egtgenoote gemaakt heb; welk model heb ik toen nagebootst, of op een vrijen trant nagevolgd?” (Hieronymus van Alphen, 1780)

7.3.2. Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804):

7.3.2.1. Sara Burgerhart (1782)

7.3.2.2. Pastorie Middenbeemster

8. 10. Nederlandstalige Poëzie na 1945

8.1. 10.1 De Vijftigers

8.1.1. • Simon Vinkenoog (red.): Atonaal (1951) • Constant Nieuwenhuys, Corneille, Karel Appel: “Nederlandse Experimentele Groep” (1948): • “om hun krachten te bundelen in de strijd die gevoerd moet worden tegen de verworden aesthetische opvattingen die het groeien van een nieuwe creativiteit in de weg staat.” • Simon Vinkenoog (red.): Atonaal (1951) • Constant Nieuwenhuys, Corneille, Karel Appel: “Nederlandse Experimentele Groep” (1948); Reflex (1948): “staat van ongebonden vrijheid”, “nieuwe creativiteit” • cobra (Copenhague, Bruxelles, Amsterdam): o.a. Asger Jorn, Dotremont, Alechinsky

8.1.2. Lucebert als keizer der Vijftigers

8.1.3. Kenmerken:

8.1.3.1. • Verzet tegen het rationele • Afwijzing van mededelend taalgebruik • Nadruk op spontane creativiteit • Nadruk op lichamelijke taal • Autonome (in de zin van: associatieve) beeldspraak

8.2. 10.2 „Onzuivere“ dichters

8.2.1. Armando: „ - wat slingert dit rijtuig, hè. - nou. - je kan merken dat het het laatste is. - ja. - ja, d’r zit niks meer achter, hè.”

9. 11. Proza na 1945

9.1. 11.1 Hella S. Haasse

9.1.1. – Geboren 1918 in Batavia – Oeroeg (1948): Telaga Hideung – Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978); De groten der aarde of Bentinck tegen Bentinck (1981) – Sleuteloog (2002) Hendrik Marsman: „het graan des levens wordt omgestookt tot de jenever der poëzie“

9.2. 11.2 Vlaamse rebellen

9.2.1. Louis Paul Boon (1912-1979) – De voorstad groeit (1943) – Mijn kleine oorlog (1947) – De Kapellekensban (1953); Menuet (1955) Hugo Claus (1929-2008) – Masscheroen (1968) – Blindeman (1985) – Het verdriet van België (1983): Louis Seynaeve

9.3. 11.3 Romanvernieuwing

9.3.1. – Defictionalisering jaren 60: Mulisch, Armando/Sleutelaar, Develing) – Raster-proza: Vogelaar, Van Marissing, Robberechts (Michiels) – Revisor-proza: Kellendonk, Meijsing (Van Paemel) – Postmodernisme: Verhelst, Jongstra, Mutsaers

10. 9. Het interbellum

10.1. 9.1 Avant-garde in Nederland en Vlaanderen

10.1.1. Futurisme, Dadaisme, Surrealisme; zie daar over onder andere:

10.1.1.1. Peter Bürger, Theorie der Avantgarde (1970)

10.1.1.2. • Marinetti, „Futuristisch manifest“; in: Le Figaro, 20 februari 1909:

10.1.1.2.1. „Wij willen de musea vernietigen, de bibliotheken, academies van elk soort, en strijden tegen moralisme, feminisme en tegen ieder soort opportunistische of vulgaire lafheid. “

10.1.1.3. • Tristan Tzara, „DADA Manifest 1918“

10.1.1.3.1. “Om een manifest uit te vaardigen moet men: A.B.C. willen en tegen 1, 2, 3 te keer gaan. … Ik schrijf een manifest en wil niets, toch zeg ik bepaalde dingen en ben ik principiëel tegen manifesten zoals ik dat ook ben tegen principes.”

10.1.1.4. • Theo van Doesburg (1883-1931); Paul van Ostaijen (1896-1928)

10.1.1.5. • Theo van Doesburg: De Stijl (1917-1931)

10.1.1.6. • Piet Mondriaan: Compositie met rood, geel en blauw (1927

10.1.1.7. Paul van Ostaijen

10.1.1.7.1. - Der Sturm, Berlijn

10.1.1.8. - Fritz Stuckenberg:

10.1.1.8.1. • Liebespaar (1919) • Bezette stad (1921) • „Et voilà. Een inleidend manifest“ (1921)

10.2. 9.2 „Vorm of vent?“

10.2.1. Vorm: D.A.M. Binnendijk, Martinus Nijhoff

10.2.1.1. Vorm: D.A.M. Binnendijk, Martinus Nijhoff - Prisma (1930); „vormkracht“

10.2.2. Vent: Menno ter Braak, Charles Edgar du Perron

10.2.2.1. Vent: Menno ter Braak, Charles Edgar du Perron - Ter Braak: „Vriend of vijand?“ - (J.C.Bloem 1932; J.J. Oversteegen 1969) Vent: Menno ter Braak, Charles Edgar du Perron - De vrije bladen (1924-1950) - Forum (1932-1935) - Ter Braak: Hampton Court (1932); Dr. Dumay verliest ... (1933) - Du Perron: Het land van herkomst (1935) - Willem Elsschot (ps. van Alfons de Ridder): Kaas (1933), Tsjip (1934)

11. 12. De Grote Drie – en Nooteboom

11.1. 12.1 De Grote Drie

11.1.1. – W.F. Hermans: Ik heb altijd gelijk (1951) Paranoia (1953): „Er is maar een werkelijk woord: chaos.“; de wereld is onkenbaar: epistemologisch nihilisme; De donkere kamer van Damokles (1958) – Gerard Reve: Nader tot U (1966) Revisme; De avonden (1946); Op weg naar het einde (1963); Het Boek Van Violet En Dood (1996) – Harry Mulisch: Het stenen bruidsbed (1959) – De zaak 40/61 (1962); Bericht aan de rattenkoning (1966); Het woord bij de daad (1968); “Het is oorlog. En in oorlogstijd moet men zich niet bezighouden met het schrijven van romans. Dan zijn er echt wel belangrijker dingen te doen.” (1969) - Harry Mulisch: Het stenen bruidsbed (1959) - De zaak 40/61 (1962); Bericht aan de rattenkoning (1966); Het woord bij de daad (1968); - De ontdekking van de hemel (1992); coincidentia oppositorum; De compositie van de wereld (1980) - Redacteur De Gids 1965-1990

11.2. 12.2 Cees Nooteboom

11.2.1. – P.C. Hooft-prijs:

11.2.1.1. • 1968 Reve • 1971 Hermans • 1977 Mulisch • 1983 Haasse • 2004 Nooteboom

11.2.2. Modernisme: epistemologische twijfel

11.2.3. Postmodernisme: ontologisch spel

11.2.4. Nederland:

11.2.4.1. - Buitenstaander in maatschappelijke debatten - Nauwelijks activeiten in literair veld - Nauwelijks externe poëtica

11.2.5. Duitsland:

12. 8. De Tachtigers en hun nasleep

12.1. Fin de siecle

12.2. Tachtigers

12.2.1. Ansichten/ Poetik

12.2.1.1. 1. Von wenigen außergewöhnlichen Menschen für andere ebenso außergewöhnliche Menschen

12.2.1.2. 2. Gestaltung der Gefühle als zentrale Aufgabe

12.2.1.3. 3.

12.2.1.3.1. Wichtige Werke:

12.2.1.4. 4. Naturalismus

12.2.1.5. 5. Symbolismus

12.2.2. Übersicht

12.2.2.1. De Tachtigers 1880 - 1894

12.2.2.1.1. Form und Inhalt sind eins

12.2.2.1.2. Verwey, Kloos, v. Eden

12.2.2.1.3. Kunst um der Kunst Willen (ästhetische Funktion)

12.2.2.1.4. Stimmungskunst

12.2.2.1.5. moderne Literatur

12.2.2.1.6. expressive Literaturauffassung

12.2.2.1.7. De Nieuwe Gids (Zeitschrift)

12.2.2.1.8. polemisch

12.2.2.1.9. anti-bürgerlich (gegen Vorgänger)

12.3. 8.1 De Tachtigers

12.3.1. Willem Kloos:

12.3.1.1. „Inleiding“ bij gedichten Jacques Perk

12.3.1.1.1. • Voorbeelden Shelley, Keats, Wordsworth • „Vorm en inhoud zijn één“ • Stemmingskunst • „aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie“

12.3.2. Cornelis Paradijs:

12.3.2.1. Grassprietjes of Liederen op het gebied van Deugd, Godsvrucht en Vaderland (1885)

12.3.3. Guido:

12.3.3.1. Julia. Een verhaal van Sicilie (1885)

12.3.4. Willem Kloos / Albert Verwey:

12.3.4.1. De onbevoegdheid der Hollandsche literaire kritiek (1886) De Nieuwe Gids (1885-1943)

12.3.5. Samenvatting:

12.3.5.1. • Polemische felheid: anti-burgerlijk; van weinigen voor weinigen • Expressieve poetica; late doorbraak romantiek • Standaard-literatuuropvatting rond 1900

12.4. 8.2 Van Nu en Straks

12.4.1. 8.2.1 Naturalisme

12.4.1.1. • Emile Zola: Germinal, De buik van Parijs; „roman expérimental“ • Lodewijk van Deyssel: Een liefde (1887)

12.4.2. 8.2.2 Symbolisme

12.4.2.1. Karel van de Woestijne

12.4.2.2. J.H. Leopold

12.4.2.2.1. „Regen“

12.4.3. • 1893-1894; 1896-1901: August Vermeylen / Cyriel Buysse: • Europees; gemeenschapskunst • Henry van de Velde

13. Neue Idee