1. Werking
1.1. Bevorderende factor
1.1.1. Motivatie
1.1.1.1. intern
1.1.1.1.1. interesse
1.1.1.2. extern
1.1.1.2.1. inzet leerkracht
1.1.1.3. Structuur
1.1.1.3.1. bevordert
1.1.2. Context
1.1.2.1. intern
1.1.2.1.1. interne gemoedstoestand
1.1.2.2. extern
1.1.2.2.1. visuele koppeling
1.2. Bepalende factor
1.2.1. Emotionaliteit
1.2.1.1. emotioneel beladen > emotioneel neutraal
1.2.1.2. herinneringen aan trauma
1.2.1.2.1. verdringing
1.2.1.2.2. continue repetitie
1.2.2. Verwerkingsniveau
1.2.2.1. grondigheid = duurzaamheid
1.3. Storende factor
1.3.1. Interferentie
1.3.1.1. tijdsverloop
1.3.1.2. overlap met nieuwe informatie
2. Studiemethode
2.1. Bevordering van geheugenopslag
2.1.1. Klas
2.1.1.1. stimulering
2.1.1.2. activering
2.1.1.3. verwerking
2.1.2. Thuis
2.1.2.1. Effectiviteit = afhankelijk van
2.1.2.1.1. Geschikt tijdstip
2.1.2.1.2. Goede planning
2.1.2.1.3. Passende leermethode
2.1.2.2. Leerstijlen
2.1.2.2.1. gericht op
3. Informatieverwerkingsproces
3.1. 1. Zintuiglijk geheugen
3.1.1. beperkte capaciteit
3.1.2. snelle vergankelijkheid
3.2. 2. Korte termijn geheugen
3.2.1. auditieve inprenting
3.2.2. memory span
3.2.2.1. beperkte opslagruimte
3.2.3. chunking
3.2.3.1. betekenis aan losse elementen
3.3. 3. Lange termijn geheugen
3.3.1. opslagplaats van alle kennis
3.3.1.1. netwerk
3.3.1.1.1. groot netwerk
3.3.1.1.2. kleine netwerken
4. Soorten
4.1. 1. Intentioneel vs. incidenteel
4.1.1. = doelbewust vs. onopzettelijk
4.2. 2. Expliciet vs. impliciet
4.2.1. = vrijwillig vs. automatisch
4.3. 3. Episodisch vs. semantisch vs. procedureel
4.3.1. = gebeurtenis vs. kennis vs. handeling