geld
Door Nicole Engelen
1. storten
1.1. de storting
2. overschrijven
2.1. de overschrijving
3. sparen
3.1. de spaarder
3.1.1. de spaarrekening
3.1.2. het spaarboekje
3.1.3. het spaargeld = de spaarcenten
3.1.4. de spaarpot
3.1.5. spaarzaam
4. lenen
4.1. de lening
4.1.1. een lening aangaan
4.1.2. een lening afbetalen = aflossen
5. beleggen
5.1. de belegger = de investeerder
5.1.1. de belegging = de investering
6. afhalen = opvragen = opnemen
7. uitgeven
7.1. de uitgave(n)
8. betalen
8.1. de betaling
8.1.1. de betalingsopdracht
8.1.2. de betalingstermijn