1. Onderzoek naar natuurschoonheid
1.1. Biophilia-hypotese
1.1.1. De mens vindt dat landschap mooi dat ons in contact brengt met natuurlijke processen
1.1.1.1. Aangeboren affiniteit voor leven en processen van het leven
1.1.1.1.1. Dieren
1.1.1.1.2. Planten
1.1.1.1.3. Landschappen
1.2. Prospect & refuge
1.2.1. Een landschap wat genoeg beschutting en open land kan bieden om uitzicht te hebben op eventueel gevaar terwijl je zelf beschut bent
1.3. Geschikt habitat
1.3.1. jonge kinderen voorkeur savanne
1.3.2. volwassen voorkeur groen en kleurrijke omgeving
1.3.3. Maslow's hierarchy of needs
1.3.3.1. Voedsel
1.3.3.2. Veiligheid
1.3.3.3. Hygiene
1.4. Voorkeursmatrix
1.4.1. Twee onderdelen
1.4.1.1. Begrijpen; onderverdeeld in twee eigenschappen
1.4.1.1.1. Samenhang: Helder geordende ruimte, onderscheidende deelgebieden
1.4.1.1.2. Leesbaarheid: De weg weer terug kunnen vinden door middel van orientatiepunten
1.4.1.2. Verkennen; onderverdeeld in twee eigenschappen
1.4.1.2.1. Complexiteit: Rijkdom aan elementen en texturen geeft het gevoel dat niet alles in een keer te vatten is
1.4.1.2.2. Mysterie: suggestie dat er meer te zien is nodigt uit tot verder verkennen
1.5. Topofilia
1.5.1. De mens vindt dat landschap mooi dat hij goed kent
1.5.1.1. Herinneringen aan vroeger
1.5.1.2. Bekendheid met de plek
1.5.1.3. Historische kwaliteiten
2. Verklaring landschapsvoorkeur/Nature vs Nurture
2.1. Evolutionair bepaald
2.1.1. Hedendaagse voorkeur is een reflectie van overlevingsmechanisme uit oertijd
2.1.1.1. Voorbeelden hiervan zijn
2.1.1.1.1. Geschikte habitat
2.1.1.1.2. Biophilia
2.1.1.1.3. voorkeursmatrix
2.1.1.1.4. Prospect & Refuge
2.2. Cultureel bepaald
2.2.1. Hedendaagse voorkeur is een reflectie van sociale, culturele en persoonlijke eigenschappen en cognitieve processen
2.2.1.1. Voorbeelden hiervan zijn
2.2.1.1.1. Topophilia
3. Voorspellen landschapsvoorkeur
3.1. Culturele verschillen
3.1.1. Inwoners met migratieachtergond vinden alle nederlands landschappen minder aantrekkelijk dan inwoners met Nederlands achtergrond: Natte natuur, heide, duinen
3.2. Individuele verschillen
3.2.1. Alle landschappen worde ndoor jongeren aanzienlijk minder mooi gevonden dan door volwassenen
3.2.2. Jongeren hebben minder voorkeur voor natuurlijke landschappen (zoals verruigde veenweide, heide, natte natuur)
3.2.3. Jongeren hebben meer voorkeur voor duinen in vergelijking tot volwassenen
3.3. Situationele verschillen
3.3.1. Professional vs leek
3.3.1.1. ontspannende werking: boswachters ontspannen minder in natuur dan toerist. Profs hebben meer bekendheid met het gebied
3.3.1.2. Professional: WILD
3.3.1.3. Leek: Weelderigheid
3.3.2. Toerist vs Local
4. Beleving
4.1. In natuur: een intense ervaring, iets wat je herinnert en waar je graag voor betaald
4.2. In wetenschap: de onbewuste en continue ervaring van iemand op een bepaald moment, de invloed van prikkels op gedachten, wensen en emoties
4.3. Beleving is uniek
4.3.1. Individuele verschillen
4.3.2. Sociale verschillen
4.3.3. Culturele verschillen
4.3.4. Situationele verschillen
4.4. Beleving is voorspelbaar
4.4.1. Fysiologsiche factoren
4.4.2. Genetische factoren
5. Natuurschoon
5.1. Groen stad
5.2. Grijze stad
5.3. Natuur boven de stad
5.4. Factoren die zorgen voor schoonheid van landschappen:
5.4.1. Afwisseling
5.4.2. Natuurlijkheid
5.4.3. Water
5.4.4. Reliëf
5.4.5. Afwezigheid van menselijke activiteit
5.4.6. Weelderig i.p.v. Wild
6. Natuurbeeld
6.1. Wat is natuur? Denken
6.1.1. Cultuur-naturr
6.1.2. Gedomesticeerde natuur
6.1.3. Onafhankelijke natuur
6.2. Hoe moeten we natuur beheren? Willen
6.2.1. Hands-off
6.2.2. Robuust, minder bescherming
6.2.3. Verzorging
6.3. Op welke manier moet natuur aan behoeftes voldoen? Voelen
6.3.1. Minder sterke positieve emoties
6.3.2. Minder historische verband
6.3.3. Saai en kunstmatig