Drugs

1. Werking

1.1. Stimulerend

1.1.1. stimulerende middelen

1.1.1.1. meer energie en alerter

1.1.1.1.1. cocaïne

1.1.1.2. ademhaling en hartslag verhogen

1.1.1.2.1. cafeïne

1.2. Verdovend

1.2.1. verdovende middelen

1.2.1.1. hebben een kalmerende en ontspannende werking

1.2.1.1.1. morfine, alcohol

1.3. Hallucinerend

1.3.1. hallucinerende middelen

1.3.1.1. dingen zien, voelen, horen of proeven die er niet echt zijn

1.3.1.1.1. lsd, ketamine

2. Soorten

2.1. softdrugs

2.1.1. niet zeer verslavend

2.1.1.1. cannabis

2.1.1.1.1. illegaal

2.1.1.2. tabak

2.1.1.2.1. legaal

2.2. harddrugs

2.2.1. zeer verslavend

2.2.1.1. heroïne

2.2.1.2. cocaïne

3. Vormen

3.1. vloeibarevorm

3.1.1. GHB

3.1.1.1. partydrugs

3.1.1.1.1. word vaak in drinken gedaan

3.1.1.1.2. meisjes worden verkracht

3.2. vaste vorm

3.2.1. pillen

3.2.1.1. xtc

3.2.1.1.1. oppeppende effecten

3.2.1.1.2. negatieve effecten