1. Een andere rede dat ik liever les zal geven aan leerlingen uit het BGO is dat ik meer verbonden ben met de volledige leerlijn van deze leerling. Ik kan ze eventueel zien vanaf de brugklas tot e met de examens. Door de tweede graadbevoegdheid is dit niet mogelijk op de AVO. Dit vind ik jammer, ik put namelijk energie uit het zien groeien van mijn leerlingen.
2. Ik heb mijn pijlen gericht op het lesgeven op het BGO. Met name het VMBO (gemengd en theoretisch) spreekt me enorm aan. Dit is voornamelijk zo gekomen omdat ik de leerling centraal zet en niet het vak. Door het feit dat in het AVO meer focus ligt op het vak merk ik daar een stuk minder aansluiting met mijn visie en ambitie. Wel is mijn doel om de leerlingen op het BGO zo te motiveren en te stimuleren dat ze net zoals op het AVO meer uitdaging willen opzoeken. Als docent zijnde wil ik ze namelijk wel alles geven en bieden wat mogelijk is.
3. BGO
3.1. Kenmerken lesgeven BGO
3.1.1. Leer- en denkactiviteiten sturen
3.1.1.1. Duidelijke uitleg en structuur
3.1.1.1.1. Uit mijn kwaliteit waarin ik Nauwkeurigheid en duidelijkheid voorop stel zie ik terug dat ik tijdens het lesgeven aan klassen op het BGO de leerlingen niet verlies door kort en duidelijk te zijn in wat we moeten doen.
3.1.2. Je bent de coach van je leerlingen
3.1.2.1. Help ze met ontwikkeling van activiteiten
3.1.2.1.1. Verwerkingsactiviteiten
3.1.2.1.2. Regulatieactiviteiten
3.1.2.1.3. Motivationele
3.1.3. Pijlers in het BGO
3.1.3.1. Rol van de Praktijk
3.1.3.2. Pedagogisch klimaat
3.1.3.2.1. Relatie, Autonomie en Competentie
3.1.3.3. Motivatie
3.1.3.3.1. Lage intrinsieke motivatie moet aangevuld worden met extrinsieke motivatie vanuit de docent! Uit mijn kwaliteit enthousiasme voor het vak en de leerling weet ik de motivatie vaak te vergroten.
3.1.4. Integratie tussen theorievakken en de praktijk van belang!
3.1.5. Zorg voor praktijkkennis over je eigen vak!
3.1.6. Wees duidelijk in je instructie, zorg voor een duidelijke opdracht en spreek je verwachtingen uit!
3.1.7. Wees een Docent Wiskunde
3.2. Subgroepen BGO
3.2.1. Praktijkonderwijs
3.2.2. VMBO
3.2.2.1. Basis
3.2.2.2. Kader
3.2.2.3. Gemengd
3.2.2.3.1. doorstroom naar HAVO
3.2.2.4. Theoretisch
3.2.2.4.1. doorstroom naar HAVO
3.2.3. MBO
3.2.3.1. Entreeopleiding
3.2.3.1.1. zonder diploma toch studeren op niveau 1
3.2.3.2. Basisberoepsopleiding
3.2.3.2.1. voorbereiding op werken niveau 2
3.2.3.3. Vakopleiding
3.2.3.3.1. voorbereiding op werken niveau 3
3.2.3.4. Middenkaderopeleiding
3.2.3.4.1. met kader en een niveau 4 ambitie
3.2.3.5. Specialistenopelding
3.2.3.5.1. niveau 3 afgerond stap naar niveau 4
3.2.3.6. MHBO-opleiding
3.2.3.6.1. voorbereidend op HBO
3.2.4. In alle groepen van het BGO komt het lopen van stages terug! Juist in het BGO wordt de verbinding tussen opleiding en werk groot gemaakt. Het BGO is een richting met de focus op werken en oog naar de toekomst in het beroep.
3.3. Leerlingen BGO
3.3.1. Vaak uit een lager sociaal milieu
3.3.2. Mindere mate van intrinsieke motivatie
3.3.3. Kortere spanningsboog
3.3.4. Creatief
3.3.5. Filteren van belangrijke informatie is lastiger
3.3.6. Duidelijke en korte instructie nodig
3.3.7. Veel cultuurverschillen binnen een groep
3.3.8. Gefocust op plezier in het nu
4. Mijn kwaliteiten
4.1. Enthousiasme voor het vak en de leerling
4.2. Nauwkeurig en duidelijk
4.3. Oplossingsgericht
5. Student: J.H.J van Loenhout Studentnummer: 3243133 Klas: WiVT2 Vak: APV 10 Vakcode: APVHF104-A
6. Mijn keuze voor het BGO
7. Informatie BGO opgehaald bij:
7.1. https://mens-en-samenleving.infonu.nl/opleiding-en-beroep/182251-verschillende-stromingen-in-het-middelbaar-beroepsonderwijs.html
7.2. https://www.onderwijsraad.nl/upload/documents/publicaties/volledig/goed-opgeleide-leraren-voor-het-voorbereidend-middelbaar-beroepsonderwijs-2-.pdf
8. In mijn ideale onderwijswereld kan iedere leerling in zijn behoeften worden voorzien. Ik ben een voorstander van inclusief onderwijs. Wel relativeer ik dit en geef ik toe dat het haast onmogelijk is iedere leerling los in zijn of haar behoeften volledig te kunnen voorzien. Ik ben van mening dat je als docent altijd de leerling voorop moet hebben staan. Je moet als docent zijnde niet enkel op de sneltrein naar een diploma zitten voor die leerlingen. Je moet de leerlingen willen helpen verder te komen in het leven, en dat is niet enkel met een diploma. In mijn ambitie stel ik dan ook voorop dat de leerling centraal staat en niet het vak. Ik zie mezelf eerder als een docent wiskunde dan een wiskunde docent. Deze ambitie is voortgekomen uit mijn stage-ervaringen. Mede door deze kijk stel ik mijn keuze eerder op het BGO, zie onderin de mindmap!
9. AVO
9.1. Kenmerken lesgeven AVO
9.1.1. Leer - en denkactiviteiten sturen
9.1.1.1. Zorg voor uitdaging
9.1.1.1.1. Uit mijn kwaliteit nauwkeurigheid en duidelijkheid ben ik in staat om uitdaging voor de leerlingen klaar te hebben. Ik ben duidelijk in mijn doelen wanneer ze verder willen, ik werk hierin nauwkeurig voortbordurend naar de doelen uit de eindtermen.
9.1.2. Werk ook buiten het boek
9.1.3. Zorg dat je ver boven de stof staat
9.1.4. Maak ze nog enthousiaster voor je vak
9.1.4.1. Dit sluit aan bij mijn kwaliteit: Enthousiast zijn over het vak en de leerling. Ik kan vertellen over wiskunde alsof er niets mooiers bestaat!
9.1.5. Leg boeiend over de stof uit
9.1.6. Wees een Wiskunde Docent
9.2. Subgroepen AVO
9.2.1. HAVO
9.2.2. VWO
9.2.2.1. Atheneum
9.2.2.2. Gymnasium
9.2.2.3. Tweetalig
9.2.2.4. Technasium
9.2.3. Alle groepen in het AVO zijn vooral gericht op theoretische gronden. De leerlingen krijgen veel vakken en weinig praktijk. Wanneer er praktijk is zal dit binnen school zijn tijdens een theoretisch vak.
9.3. Leerlingen AVO
9.3.1. Vaak uit een hoger sociaal milieu
9.3.2. Meer gemotiveerd
9.3.3. Leergierig
9.3.4. Op zoek naar uitdaging
9.3.5. Planmatigere aanpak van schoolzaken
9.3.6. Gefocust op doelen in de toekomst