AVO
Door Sanna Goossens
1. Mijn kwaliteiten
1.1. Planmatig
1.2. Consequent
1.3. Creatief
1.4. Passie voor het vak
1.5. Inlevingsvermogen
1.6. Kennis van het vak
2. Ideaal beeld
2.1. Een goede leraar moet de leerling willen motiveren, eerlijk zijn tegenover de leerling, goed kunnen plannen en voorbereiden maar ook kunnen toegeven wanneer iets niet volgens plan verloopt. Een goede leraar moet ook proberen een band aan te gaan met de leerlingen welke buiten het klaslokaal door gaat maar moet hierin ook een bepaalde afstand houden (denk hierbij aan social media).
2.1.1. Op BGO ben je meer bezig met het motiveren en het opbouwen van een band.
2.1.2. Op AVO ben je meer bezig met het planmatige en voorbereidende hiervan.
2.2. Over 5 jaar- misschien lesgeven op een havo/vwo of misschien doorstuderen.
2.2.1. Wellicht op het Were Di
3. Conclusie
3.1. Waarom ik uiteindelijk kies voor AVO: - meer vrijheid in het maken van leuke en creatieve lessen
3.2. - je bent nog steeds beter met de relatie maar de nadruk ligt op het vak.
3.3. - op het BGO ben je heel veel bezig met het motiveren van de leerling op AVO doe je dit minder
3.4. - een opdracht kan wat langer zijn of ingewikkelder, op vmbo moet veel echt stap voor stap waardoor je minder gedaan krijgt in een les
3.5. -op het vmbo is praktijkgericht, theorie vakken zijn vaak al moeilijk voordat ze het hebben geprobeerd, je moet de leerlingen duidelijk laten weten waarom het vak voor hun belangrijk is. Op havo/vwo moet je dit ook doen maar het is minder belangrijk.
4. BGO
4.1. Focus op pedagogische kant, relatie
4.1.1. Meer bezig met het begrijpen van de leerlingen, wat ze meemaken, waarom zij iets doen, etc.
4.2. Heeft succeservaring nodig voor motivatie
4.2.1. Je bent veel bezig met motiveren en complimenteren
4.3. Theorielessen vaak niet interessant, praktijk gericht
4.3.1. Je moet heel duidelijk maken waarom ze Engels hebben en bepaalde dingen leren om te zorgen dat ze meedoen
5. AVO
5.1. Focus op vakdidactische kant, het vak
5.1.1. Ruimte om je vak te geven en creatieve opdrachten te maken, je hoeft niet zo erg vast te houden aan de leergang.
5.2. Kunnen langer focussen
5.2.1. kunnen langere opdrachten aan die eventueel wat ingewikkelder zijn