1. Zelfsturend: = gevoel controle te hebben over de omgeving in het handelen: --> cursus assertiviteit om zelfzekerder te worden, heldenoefening of levensboek
2. Moelijkheidsgraad: --> deel het einddoel op in kleinere, gemakkelijker te bereiken doelen in de nabije toekomst
3. Termijn: te lange tijd om doel te bereiken doet motivatie dalen: --> kortere termijndoelstellingen, tussenstappen: gevolg sneller bereikt motivatie stijgt.
4. Slagen / falen: --> leg nadruk dat persoon het zelf gedaan heeft dus geslaagd is, minimaliseer falen door nadruk te leggen op ext factoren, zeg dat betrokkene zelf in staat is op doel te bereiken door over te gaan naar actie.
6. Communicatie: = wijze waarop je je doel beschrijft SMART + positief geformuleerd --> zorg voor helder, concreet doel, communiceer dit met persoon en zeg dat dit bespreekbaar is, communiceeer regelmatig de vooruitgang
7. Taal; zeg niet wat je niet wil maar zeg wat je wel wil: -- > vermijd woorden zoals eigenlijk, ik hoop, maar, , gebruik en, ik verwacht, ...
8. Emotionele intelligentie: = motiveer vanuit inzicht in en met begrip voor de person: --> ontwikkel voor jezelf eenn hoger EQ want dit zorgt voor betere keuzes, groter aanpasbaar vermogen, controle over eigen emoties, zelfzekerder, positiever, Ontdek bij ander de emotie word er bewust van zet stap naar positief denken.
9. Energie/moeite om tot actie te komen--> geef een boost om vold te slapen, te bewegen, goed te eten en leuke dingen te doen
10. Strategie: niet duidelijk hoe doel te bereiken: --> geef hen inzicht en vermogen op problem op te lossen door cursus, time mngt, splits groot doel op in kleinere (eenvoduiger en korter)
11. Verbondenheid: met het doel: alleen kennis helpt niet; maak de gevolgen concreet voor de persoon
12. Verantwoordelijkheid: = mate waarin iemand zelf tot actie overgaatLaag= schuld bij anderen: --> moeilijk op te lossen is afh va opvoeding, maak de gevolgen van onaangepast gedrag duidelijk, verhoog zelfzekerheid, zelfsturendheid.
