1. invloed
1.1. positief
1.1.1. belang
1.1.2. lange / korte termijn
1.1.3. personen
1.1.4. omgeving
1.1.5. uiteindelijke effect
1.1.6. sfeer
1.1.7. doelen
1.1.8. ...
1.2. negatief
1.2.1. onbewuste motieven
1.2.1.1. overtuigingen
1.2.1.2. pijn --- plezier
1.2.1.2.1. remmingen
1.2.1.2.2. mechanismen
1.3. in groepjes brainstorm, verzamelen en categoriseren
1.3.1. gesprek
1.4. antwoorden leerlingen
1.4.1. positief
1.4.1.1. interesse, plezier, enthousiasme, passie / vuur
1.4.1.2. toekomst, doel
1.4.1.3. doorzettingsvermogen, discipline, wilskracht, eerzucht
1.4.1.4. samen, coach, docent, familie
1.4.1.5. stimuleringspreken
1.4.1.6. sfeer
1.4.1.7. beloning, resultaat
1.4.1.8. dwang
1.4.1.9. progressie
1.4.1.10. eten
1.4.2. gevoel
1.4.3. negatief
1.4.3.1. consequenties
1.4.3.2. druk, tijd
1.4.3.3. tegenslagen
2. ondersteunend
2.1. haalbare concrete doelen
2.2. beloningen
2.3. visualiseren
2.3.1. weg naar doel
2.3.2. behaald doel
2.4. herkennen van excuses
2.5. WHAT YOU THINK IS WHAT YOU GET
2.5.1. A + B = C
2.5.1.1. A: situatie / gedrag
2.5.1.2. B: gedachten
2.5.1.3. C: gevoel / gedrag
2.6. gesprek
3. situaties uit verleden?
3.1. overeenkomsten
3.2. individueel: voorbeelden
3.3. groepjes: delen: overeenkomsten zoeken
3.4. klassikaal: steeds sterker voorbeeld geven
4. mensen
4.1. eigen omgeving
4.2. beroemdheden
4.3. in groepjes en verzamelen
4.3.1. wie
4.3.2. wat zie je, hoor je?
4.3.3. achtergrond?