1. 1.3 merkwaardige producten
1.1. 3 merkwaardige producten
1.1.1. merkwaardig product 1= (a+b)(a-b)= a² - b²
1.1.2. merkwaardig product 2= (a+b)² = a²+2ab+b²
1.1.3. merkwaardig product 3= (a-b)²= a²-2ab+b²
1.2. het dubbele product
1.2.1. omdat ab het product is van a en b heet 2ab het dubbele product van a en b
2. 1.4 herleiden van breuken
2.1. In 20xy/25xyz kun je de teller en noemer door 5, x en y delen. Dus 20xy/25xyz=4/5z
2.2. optellen van breuken
2.2.1. Bij het optellen van gelijknamige breuken neem je de tellers samen, de noemer veranderd niet.
2.2.2. Om niet-gelijknamige breuken op te tellen, maak je ze eerst gelijknamig. Voorbeeld: je kunt a+2c niet herleiden, want a en c zijn niet gelijksoortig.
2.2.3. Pas op! Ga bij de breuk 5+x/7+x teller en noemer niet delen door x, want x is niet een factor. Je kunt 5+x/7+x niet vereenvoudigen. Ook x+3/x+3y kun je niet vereenvoudigen.
2.3. Vermenigvuldigen met en delen door breuken
2.3.1. Bij het vermenigvuldigen van breuken gebruik je: breuk x breuk= teller x teller/noemer x noemer.
2.3.2. Bij delen door een breuk gebruik je: delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde
3. 1.5 De wetenschappelijke notatie
3.1. De wetenschappelijke notatie bij grote getallen
3.1.1. Het getal 835 700 000 schrijf je in de wetenschappelijke notatie als 8,357 x 10 8(macht). De eerst factor moet tussen de 1 en 10 liggen. De exponent 8 in 10 8(macht) geeft aan dat je in 8,357 de komma 8 plaatsen naar rechts moet schuiven.
3.2. De wetenschappelijke notatie bij kleine getallen
3.2.1. Afspraak: 1-¹= 0,1, 10-²= 0,01, 10-³=0,001, enzovoort
4. 1.1 herleiden
4.1. optellen
4.1.1. alleen gelijksoortige termen samennemen
4.2. vermenigvuldigen
4.2.1. alles kan samen