1. Thema's
1.1. Drama en spanning
1.1.1. Drama
1.1.1.1. Het dorp
2. Personages
2.1. Hoofdpersoon
2.1.1. Pépé en Pierre
2.1.1.1. Pépé is de opa van Pierre
2.1.1.1.1. Hij is nors
2.1.1.2. Pierre is een kleinzoon van Pépé
2.1.1.2.1. werken bij centrale
2.1.1.2.2. Hij weet hoe alles werkt
2.2. Bijpersoon
2.2.1. Francine en Jean Jaques
3. Tijd
3.1. Rond de jaren 50
3.1.1. Ze hebben nog geen huistelefoon
3.1.1.1. Dus het is voor de jaren 60-70
3.1.2. Elektriciteit was nog onbekend
3.1.2.1. Er zijn geen duidelijke zinnen waar het in staat maar, door het verhaal heen weet je dat ze ouderwets leven/ zijn.
3.1.3. Het boek is in een periode van ongeveer 2 maanden
4. Vertel perspectief
4.1. auctoriaal perspectief
4.1.1. De verteller kent iedereen en weet de gedachtes van personen in het verhaal
4.1.1.1. "Het was allemaal goed en wel dat hij in de oorlog een held was geweest en dat hij de beste bergbestijger en skiloper van het hele dorp was." Blz. 53
5. Schrijver
5.1. An Rutgers van der Loeff
6. Onderwerp/ Probleem
6.1. dat de overheid het dorp Saint-Silvestre wil verdrinken.
6.1.1. De dorpelingen willen dat niet dus ze willen dat het dorp blijft
6.1.1.1. "Het water gaat komen, het water gaat komen!" Blz.7
6.1.2. De overheid zet soldaten in om mensen in bedwang te houden
7. Ruimte
7.1. Het speelt zich af in het bergdorpje Saint Silvestre.
7.1.1. Ligt in Frankrijk
7.1.2. Blz. 148 "Zoeklicht der publiciteit valt opnieuw Saint Silvestre."
8. Eigen mening
8.1. Het boek is spannend omdat,
8.1.1. Pierre gaat een geweer begraven samen met Jean Jaques
8.1.2. Pépé drijgt op het einde te verdrinken
8.2. Het boek is leuk
8.2.1. Je leest eigenlijk een verhaal die begint bij het begin van het probleem.
8.2.2. Je leest lekker in dit boek weg.
8.2.2.1. Je blijft doorlezen.