1. taken
1.1. ondersteuning bieden
1.1.1. lichamelijk
1.1.1.1. parameters nemen
1.1.1.1.1. temperatuur
1.1.1.1.2. ademhaling
1.1.1.1.3. pols
1.1.1.1.4. bloeddruk
1.1.1.2. wondzorg
1.1.1.3. medicijnen toedienen
1.1.1.4. wassen
1.1.2. psychisch
1.1.2.1. voorbereiden op de operatie
1.1.2.2. praten met de patiënt
1.1.2.3. luisteren naar de patiënt
1.1.2.4. patiënt stimuleren (bv zelf dingen laten doen)
1.1.2.5. gevoelsreflectie (uit de les SOVA)
1.1.2.6. een veilige sfeer creëeren
1.1.2.7. begeleiding bij het rouwproces
1.1.3. sociaal
1.1.3.1. goed communiceren
1.1.3.2. observeren
1.1.4. administratie bijhouden
1.2. gezondheid vd patiënt
1.2.1. verbeteren
1.2.2. behouden
1.2.3. herstellen
2. geschiedenis
2.1. Florence Nightingale
2.1.1. Britse verpleegkundige
2.1.2. 1820-1910
2.1.3. grondlegger van moderne verpleegkunde
2.1.4. komt uit een welgestelde familie maar koos ervoor het lot van de armen en zieken te verbeteren
2.1.5. passie!
2.1.6. discipline en organisatie
2.1.7. hygiëne
3. don'ts
3.1. situatie vd patiënt vergelijken
3.2. te veel praten
3.3. te veel aandacht geven. --> zo maak je de situatie te dramatisch.
3.4. "Ik weet hoe je je voelt"--> dit kan je niet weten.
3.5. de patiënt steeds gelijk geven
3.6. de patiënt oplossingen bieden. --> de patiënt moet zelfstandig zijn.
3.7. minimaliseren
4. soorten verpleegkundigen
4.1. ambulance vpk
4.2. militair vpk
4.3. geriatrisch vpk
4.4. kindervpk
4.5. wondvpk
4.6. stomavpk
4.7. psychiatrischvpk
4.8. palliatief vpk
4.9. ...
5. wetten
5.1. KB
5.1.1. B1-handeling
5.1.1.1. verstrekking waarvoor geen voorschrift van de arts nodig is.
5.1.2. B2-handeling
5.1.2.1. vertrekking waarvoor wel een voorschrift van de arts nodig is.
5.1.3. C-handeling
5.1.3.1. toevertrouwde geneeskundige handeling
6. nodige eigenschappen
6.1. voor collega's
6.1.1. stressbestendig
6.1.1.1. kunnen handelen in crisissituaties
6.1.2. spraakzaam
6.1.2.1. contact met collega's is onvermijdelijk. bv wanneer een collega een shift overneemt informeer je deze over de toestand van je patiënten.
6.1.3. eerlijk
6.1.3.1. wanneer je fouten maakt moet je dit kunnen toegeven.
6.1.4. verantwoordelijk
6.2. voor zorgvragers
6.2.1. kinderen
6.2.2. ouderen
6.2.2.1. oog voor detail
6.2.2.2. flexibel
6.2.2.2.1. wanneer de zorgvrager iets langer wil slapen hou je hier rekening mee.
6.2.2.3. sociaal
6.2.2.3.1. een babbeltje doen. zo kom je ook aan veel informatie.
6.3. voor familie vd zorgvragers
6.3.1. rust uitstralen
6.3.2. communicatief
6.3.2.1. als verpleegkundige fungeer je een beetje als een vertaler. verduidelijk alles wat er niet begrepen is.
6.3.3. professioneel
6.4. voor mezelf
6.4.1. respect
6.4.1.1. Je verwacht respect van anderen, geef dit dan ook terug. Iedereen moet elkaar respecteren.
6.4.2. tijd nemen
6.4.3. aanspreekbaar zijn
6.4.4. vriendelijkheind
6.4.4.1. door vriendelijk en vrolijk te zijn, kan je de patiënt hier misschien in mee trekken en een beter gevoel geven.
6.4.5. betrokken
7. tewerkstelling
7.1. thuiszorg
7.2. gehandicaptenzorg
7.3. bijzondere jeugdzorg
7.4. woonzorgcentrum
7.5. ziekenhuis
7.6. revalidatiecentrum
7.7. kinderopvang
8. collega's
8.1. verpleegkundigen
8.2. zorgkundigen
8.3. therapeuten
8.4. artsen
8.5. logistiek assistenten
8.6. kinesisten
8.7. sociaal assistenten
9. ken de basisprincipes
9.1. hygiëne & aspesis
9.1.1. handen wassen
9.1.2. steriel materiaal gebruiken
9.1.3. proper gerief niet bij het vuil gerief leggen
9.2. veiligheid & gevaren voorkomen
9.2.1. voorkomen van infecties
9.2.2. medicatieveiligheid--> de juiste medicatie voor de juiste patiënt en weten wat je aan de patiënt geeft.
9.2.3. incidenten voorkomen. bv het bedrek omhoog doen zodat de patiënt er niet uit kan vallen of het bed op de laagste stand zetten zodat ze er gemakkelijk en veilig uit kunnen.
9.3. zelfzorg stimuleren
9.3.1. de patiënt beslist zelf wat hij/zij kan.
9.4. beleving vd patiënt
9.4.1. op een rustig tempo werken
9.4.2. privacy respecteren
9.4.3. de patiënt gerust stellen door te zeggen wat er precies gaat gebeuren.
9.5. economie
9.6. ecologie
9.6.1. vervang enkel wat nodig is zodat er minder water verbruikt wordt bij het wassen
9.7. ergonomie
9.7.1. een groot resultaat voor zo weinig mogelijke inspanning
9.7.2. bed op werkhoogte plaatsen
9.8. comfort
9.8.1. temperatuur vd patiënt zijn/haar kamer
9.8.2. geluidsoverlast?
9.8.3. ligt de patiënt comfortabel in bed?
9.8.4. heeft de patiënt een glas water naast zich staan?