1. Heilige boeken
1.1. Koran, oplezing
1.1.1. Ontstaan: kalief Uthman liet één tekst vastleggen vrij snel na de dood van Mohammed. De boodschap is vandaag de dag nog hetzelfde.
1.1.2. Opbouw: is verdeeld in 114 hoofdstukken, zogenaamde soera's. Na de eerste soera is de rest opgedeeld in lengte.
2. De leer
2.1. Vijf zuilen
2.1.1. Geloofsbelijdenis
2.1.1.1. Het uitspreken van de shahada. "Er is geen god dan God en Mohammed is zijn profeet"
2.1.2. Gebed
2.1.2.1. Du'a: vrij gebed, waarin mensen op hun eigen manier onder woorden brengen wat hun op het hart ligt en waar ze zich zorgen over maken.
2.1.2.2. Salat: rituele gebed, elke moslim moet vijf keer per dag bidden richting Mekka.
2.1.3. Aalmoes
2.1.3.1. Elke moslim wordt geacht een deel van zijn inkomen af te staat aan de armen.
2.1.4. Ramadan
2.1.4.1. Moslims mogen bij licht niet eten, drinken, roken etc. Door het vasten maken moslims duidelijk dat ze solidair zijn met de mensen die het in de wereld minder goed hebben. Maar ook is het een moment om tot inkeer te komen.
2.1.5. Bedevaart
2.1.5.1. Moslims mogen bij licht niet eten, drinken, roken etc. Door het vasten maken moslims duidelijk dat ze solidair zijn met de mensen die het in de wereld minder goed hebben. Maar ook is het een moment om tot inkeer te komen.
2.2. Sjari'a, wetssyteem
2.2.1. Verplichte daden
2.2.2. Verdienstelijke daden
2.2.3. Onverschillige daden
2.2.4. Verwerpelijke daden
2.2.5. Verboden daden
2.3. Jihad
2.3.1. Het verwijst naar een innerlijke strijd die iedere gelovige moet voeren.
2.3.2. Het kan ook verwijzen naar een uiterlijke strijd, strijd van moslims tegen mensen die de islam bedreigen.
2.4. Het laatste oordeel
3. Ontstaansgeschiedenis
3.1. Abraham/Ibrahim
3.1.1. De man die in de TeNaCH Abraham genoemd wordt. Moslims zien Ibrahim als de eerste moslim, de eerste mens die werklijk zijn leven richtte naar de wil van God.
3.2. Christenen en joden zijn afgedwaald van hun kern, daarom was het nodig dat er een nieuwe profeet op aarde zou opstaan. Deze profeet zou de laatste en definitieve kennis van de wil van God hebben.
3.3. Arabische godsdiensten ter tijd van Mohammed.
3.3.1. Polytheïsme
3.3.2. Jodendom
3.3.3. Christendom
3.3.4. Hanifs (monotheïstisch)
3.4. Mohammed
3.4.1. Geboren in 570 in Mekka, stierf in 632. Mohammed wordt door moslims gezien als het zegel van de profeten.: de laatste profeet, aan wie de definitieve openbaring is gegeven.
3.5. 622: verliet Mohammed Mekka en ging naar Medina. Door moslims wordt dit gezien als een belangrijke gebeurtenis: de islamitische jaartelling begint dan ook hier. Mohammed zijn aanhang groeide en er werd hard opgetreden tegen mensen die hier niet in mee gingen.
4. Verschillende stromingen
4.1. Soennieten
4.1.1. Volgden Abu Bakr na het overlijden van Mohammed en vonden hem de meest geschikte persoon als kalief. De soennieten geloven dat iedereen gelijk is en imam kan worden.
4.2. Sjiieten
4.2.1. Volgden Ali, de neef van Mohammed. Ze vonden dat alleen de nakomelingen van Ali en Mohammed recht hadden op de titel van kalief. Daarbij hechten ze veel waarde aan de positie van de imam.
5. Feesten
5.1. Besnijdenis
5.1.1. De tweede geboorte, net als joden geloven moslims dat Ibrahim een verbond met God had, en de besnijdenis is het teken van dat verbond.
5.2. Asjoera
5.2.1. 10e dag van het nieuwe islamitische jaar. Het wordt vaak gezien als een kinderfeest met veel snoep en vuurwerk.
5.3. Suikerfeest
5.3.1. Het feest na de Ramadan, waarbij uitbundig het einde hiervan wordt gevierd. Er wordt veel en lekker gegeten en is een bijzonder vrolijke dag met familie en vrienden.
5.4. Offerfeest
5.4.1. 10e dag van de maand van de Hasj. Dit feest is gebaseerd op het verhaal dat Ibrahim zijn zoon Ismaël wilden offeren, maar in plaats daarvan wees een engel hem een offerdier aan.