Bewerking met eentermen

1. Eentermen aftrekken

1.1. Bv. 10k-4k=6k

1.2. Post-it: Wanneer je de gelijksoortige eentermen op de zelfde manier onderstreept, zie je goed welke coëfficiënten je moet optellen.

1.3. Rekenregel: Gelijksoortige eentermen aftrekken: Trek de coëfficiënten af. Behoud het lettergedeelten.

2. Eentermen delen

2.1. Bv. 15x³:(-5x)=-3x²

2.2. Post-it: Machten met het zelfde grondtal delen: Behoud het grondtal. Trek de exponenten van elkaar af: exponent deeltal-exponent deler.

2.3. Rekenregel: Eentermen delen Deel de coëfficiënten. Deel de lettergedeelten (deeltal : deler)

3. Macht van een eenterm

3.1. Bv. (5a)²=25a²

3.2. Post-it: Een eenterm tot een macht verheffen, is een product tot een macht verheffen.

3.3. Post-it: Een minteken binnen de haakjes betekend vermenigvuldigen met de coëfficiënt -1

3.4. Rekenregel: Een eentermen tot een macht verheffen Verhef de coëfficiënt tot de macht. Verhef het lettergedeelte tot de macht.

4. Eentermen Optellen

4.1. Bv. 10k+2k=12k

4.2. Post-it: Wanneer je de gelijksoortige eentermen op de zelfde manier onderstreept, zie je goed welke coëfficiënten je moet optellen.

4.3. Rekenregel: Gelijksoortige eentermen optellen: Tel de coëfficiënten op. Behoud het lettergedeelten.

5. Eentermen vermenigvuldigen

5.1. Bv. 3x.7=21x

5.2. Post-it: machten met hetzelfde grondtal vermenigvuldigen: Behoud het grondtal. Tel de exponenten op.

5.3. Rekenregel: Eentermen vermenigvuldigen Vermenigvuldig de coëfficiënten . Vermenigvuldig lettergedeelten.