1. Plaats en ruimte
1.1. Haarlem, daar gebeurde de aanslag. Apollolaan Amsterdam, daar woonde hij met zijn oom en tante na de aanslag. De donkere cel, daar zat hij met Truus Coster opgesloten.
2. Personages
2.1. Anton Steenwijk
2.1.1. Anton is een nieuwsgierige jongen en staat sterk in zijn schoenen, omdat er zo extreem veel verkeerd is gegaan in zijn leven, maar hij blijft altijd overeind staan.Anton komt ook als enige in alle 3 de episodes voor. Anton is een round character.
2.2. Truus Coster
2.2.1. Truus had samen met Cor Takes de aanslag gepleegd en zat samen met Anton in de gevangenis. Truus is een sympathieke en aardige vrouw. Truus is een flat character
2.3. Cor Takes
2.3.1. Cor is geobsedeerd met de oorlog en raakt nooit uitgepraat over wat hij heeft gedaan voor het verzet. Cor is een round character.
3. Sujet
3.1. 1. De aanslag zelf, want daar gaat het hele boek over en begint het boek ook mee.
3.2. 2. De nacht in de cel, omdat Anton daardoor wordt uitgelegd door Truus dat het niet de schuld van het verzet is, maar dat van de Duitsers.
3.3. 3. De terugkeer naar Haarlem, want daardoor wordt Anton weer herinnert aan die vreselijke avond
3.4. 4. De bestorming van de Felix Meritis tijdens de Hongaarse opstand, omdat Anton hier de zoon van de politieagent tegen komt op wie de aanslag gepleegd is.
3.5. 5. Anton leert Cor kennen, dit is belangrijk, omdat Anton een goede relatie met Cor krijgt en Cor één van de aanslagplegers was.
3.6. Aan het einde van het boek komt Anton er achter waarom het lichaam van de politieagent voor zijn was gelegd en niet voor een ander huis.
4. Thema
4.1. Interne en externe motieven
4.1.1. De dobbelsteen, op de dag van de aanslag heeft Anton een dobbelsteen in zijn zak. Later in het verhaal komt die dobbelsteen steeds terug. De liedteksten, er komen zinnen uit liederen voor, die een verband hebben met het verhaal. De spiegel, de spiegel komt telkens voor en is een symbool voor het terugkijken naar het verleden