PO H4 VOORPLANTING

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
PO H4 VOORPLANTING Door Mind Map: PO H4 VOORPLANTING

1. H4.3 het voortplantingstelsel van een vrouw

1.1. Het voorplantingstelsel

1.1.1. Eierstokken

1.1.1.1. Vanaf de puberteit begint hier je ontwikkeling van eicellen

1.1.1.1.1. Eicellen zijn vrouwelijke geslachtscellen

1.1.2. Overgang

1.1.2.1. Op 50 jarige leeftijd komen er geleidelijk minder eicellen tot ontwikkeling

1.1.2.1.1. Dit duurt enkele jaren

1.1.3. Eisprong

1.1.3.1. In de puberteit komt er 1x in de 4 weken een eicel vrij uit de eierstok

1.1.4. Bevruchting

1.1.4.1. Bij geslachtgemeensschap kan er sperma in de vagina komen

1.1.4.1.1. De zaadcellen bewegen zich dan met hun staart in de richting van de baarmoeder en de eileiders

1.1.5. De baarmoeder

1.1.5.1. Bestaat uit een dikke laag spieren, die aan de binnenkant met slijmvlies is bekleed

1.1.6. Innestelling

1.1.6.1. Klompje cellen zetten zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder

1.1.7. Zwanger

1.1.7.1. In ongeveer 9 maanden groeit het klompje cellen uit tot een kind

1.1.8. De uitwendige voortplantingsorganen van een vrouw

1.1.8.1. Clitoris

1.1.8.1.1. Meisjes krijgen een orgasme van de prikkeling van de clitoris

1.1.8.2. Zelfbevrediging

1.1.8.2.1. Vingeren

2. H4.2 Het voortplantingstel van een man

2.1. Het voorplantingstelsel

2.1.1. Als een jongen ongeveer 13 jaar is beginnen zijn teelballen te functioneren

2.1.1.1. Zijn teelballen produceren elke dag miljoenen zaadcellen

2.1.1.2. Zaadcellen zijn spermacellen

2.1.1.2.1. De zaadcellen worden tijdelijk bewaard in de bijballen

2.1.1.3. Zaadcellen zijn mannelijke geslachtscellen

2.1.1.4. Teelballen

2.1.1.4.1. Ligt in de huidplooi (balzak)

2.1.2. De zaadleiders

2.1.2.1. Vervoeren de zaadcellen

2.1.2.1.1. De zandblaasjes en de prostaat voegen vocht toe aan de zaadcellen

2.1.3. Sperma

2.1.3.1. Het vocht uit de zaadblaasjes en de prostaat met de zaadcellen samen noemen we sperma

2.1.3.1.1. Bij een zaadlozing komt het sperma door de urinebuis naar buiten

2.1.4. Penis

2.1.4.1. De top van de penis is een eikel

2.1.4.1.1. De eikel is erg gevoelig

2.1.5. Erectie

2.1.5.1. Ander woord voor erectie is ‘een stijve’

2.1.5.1.1. De penis kan groter en stijver worden

2.1.6. Zaadlozingen

2.1.6.1. Geslachtgemeensschap

2.1.6.1.1. Een man zijn penis in de vagina

2.1.6.2. Geeft een man een lekker gevoel

2.1.6.2.1. Klaarkomen of een orgasme

2.1.7. Natte droom

2.1.7.1. Komt s’nachts als je slaapt

2.1.7.1.1. Je krijgt dan je eerste zaadlozing

3. H4.4 Menstruatie

3.1. Ongesteld

3.1.1. Afstoten van een deel van het baarmoederslijm

3.1.1.1. Hier komt bloed vrij

3.1.2. Buikkrampen

3.1.2.1. Samentrekkingen van de spierlaag van de baarmoederwand worden de stukjes slijmvlies, slijm en bloed afgevoerd

3.1.3. Veel meisjes en vrouwen kunnen zich vlak voor en tijdens de menstruatie ellendig of verdrietig voelen

3.1.3.1. Sommige zijn kribbig of afwezig

3.1.3.1.1. Of last krijgen van hoofdpijn, buikpijn, rugpijn of spierpijn

3.1.4. Gemiddeld beginnen meisjes op 13 jarige leeftijd te menstrueren

3.1.4.1. Het kan ook beginnen op je 10e

3.1.4.1.1. Of zelfs pas op je 16e

3.1.5. Maandverband of tampons

3.1.5.1. Gebruiken meisjes of vrouwen tijdens de menstruatie

3.1.5.1.1. Om de resten van het baarmoederslijmvlies en bloed op te vangen

3.1.5.2. Ze nemen niet eindeloos vocht op

3.1.5.2.1. Zowel maandverband als tampon moeten dan regelmatig worden vervangen

3.1.6. Het is belangrijk dat een meisje of vrouw zich goed wast

3.1.6.1. Gebruik veel water maar weinig zeep

3.1.6.1.1. Dit kan de huid irriteren en zelfs omstekkingen veroorzaken

3.1.7. Menstruatiecyclus

3.1.7.1. Als er geen bevruchting optreedt, begint de volgende menstruatie weer ongeveer op de 28e dag

3.1.7.1.1. We zeggen dan dat de menstruatiecyclus opnieuw begint

4. H4.1 Je verandert

4.1. Primaire geslachts kenmerken

4.1.1. Geslachts kenmerk die bij de geboorte al aanwezig is.

4.1.1.1. Penis & vagina

4.2. Geslachts kenmerken

4.2.1. De kenmerken van mensen waaraan we het geslacht kunnen herkennen.

4.3. Puberteit

4.3.1. Begint ongeveer na je 10e jaar

4.3.1.1. In de puberteit verander je verder

4.3.1.1.1. Je krijgt haargroei

4.3.2. Groeispurt

4.3.2.1. Je begint sneller te groeien

4.3.2.1.1. Je voelt je misschien lang en slungelachtig

4.3.3. Hormonen

4.3.3.1. Spelen bij deze verandering een belangrijke rol

4.3.3.1.1. Hormonen zijn stoffen die allerlei processen in je lichaam regelen

4.3.3.2. Hormonen worden geproduceerd door hormoonklieren

4.3.3.2.1. Hormoonklieren

4.3.4. Puberteit komt niet allemaal gelijk

4.3.4.1. Bij de ene vroeg en bij de ander laat

4.3.4.1.1. Ieder meisje of jongen ontwikkeld zich in eigen tempo

4.4. Secundaire geslachtskenmerken

4.4.1. Geslachtskenmerk die ontstaat na je 10e jaar

4.4.1.1. Man/jongen

4.4.1.1.1. Baard in de keel

4.4.1.2. Vrouw/meisje

4.4.1.2.1. Borsten & bredere heupen

4.4.2. Al deze veranderingen zijn lichamelijke veranderingen

4.5. Meer veranderingen....

4.5.1. Geestelijke en sociale veranderingen

4.5.1.1. Je begint te groeien van kind tot volwassen

4.5.1.1.1. Je word zelfstandiger

4.5.2. Je kunt je sterk aangetrokken voelen tot 1 persoon

4.5.2.1. Je word verliefd en krijgt verkering