1. Woonplaats (kamp)
1.1. wonen met verschillende families. samen
1.2. Tipi
1.2.1. Soort tent
1.2.1.1. Koude kan niet naar binnen
1.2.1.2. Warmte blijft buiten
1.3. Nomaden
1.3.1. = Verhuizen van het kamp
1.3.2. = Nooit op dezelfde plaats blijven
2. Dakotostam
2.1. Herkenningspunten
2.1.1. Haar
2.1.2. Kleding
2.1.2.1. Zelfgemaakt
2.1.2.1.1. Vacht van Bizon
2.1.3. De manier waarop ze hun gezicht verven
2.1.3.1. Rode verf -> houdt de felle zon tegen
2.1.4. aan de veren
2.2. Jagers
2.2.1. Vrouwen niet toegelaten
2.2.2. Ouderen leren jongeren
2.2.2.1. Mag mee op jacht vanaf 12 jaar
2.2.2.2. jagen en vechten
2.2.2.3. hard rennen
2.2.2.4. Geduldig en lang wachten
2.2.2.5. Bizonspoor volgen
2.2.2.6. Schieten met pijl en boog
2.2.2.7. Pijlen maken van hout en bot
2.2.2.7.1. Ieder maakt zijn eigen Pijl
2.2.2.8. Een schild maken van bizonleer
2.2.2.9. Speerwerpen
2.2.2.10. Zich onzichtbaar maken voor wilde dieren
2.2.3. Belangrijkste dier
2.2.3.1. Adelaar
2.2.3.1.1. Mooiste en machtigste vogel
2.2.3.1.2. Dragen de veren van de adelaar op hun hoofd
2.3. Bizons
2.3.1. Bizons zorgen voor eten en kledij
2.3.2. Zonder de bizons = geen leven
2.3.3. Weegt meer dan 10 grote mannen samen
2.3.4. Drie meter lang
2.4. Honden
2.4.1. Blaffen voor gevaar
2.4.2. Helpen bij de jacht
2.5. Opperhoofd
2.6. Medicijnenman
2.6.1. Bijna even belangrijk als de Opperhoofd
2.7. Zingen graag
2.7.1. Geloven dat we hierdoor sterker worden
3. Eerste indianen
3.1. Aankomst Noord-Amerika
3.2. Aparte stammen
3.2.1. Huis van ofwel steen, riet of ijs
3.2.2. Leefden ver uit elkaar
3.2.3. Spraken allemaal een andere taal
4. Namen
4.1. Iedereen krijg een naam met een betekenis aan
4.1.1. Dakoto = vriend
4.1.2. Donoma = Zon
5. Tijdens de verplaatsing
5.1. Verzamelen van steentjes, veren, stukjes hout, bot, schelpen, stekels van varkens en bizontanden = maken van kettingen, armbanden of versieren van kledij
5.2. Verzameling van eten
5.2.1. Bessen, kastanjes en vogeleieren
6. Dapperheid
6.1. Indianen krijgen een veer omdat ze dapper zijn
6.1.1. genoeg veren verzamelt = maken van een hoofdtooi
7. Medicijnenbuidel
7.1. botten, dierentandem en planten
7.2. Bescherming voor boze geesten
8. Schraper
8.1. Wordt gebruikt voor de mannen hun haar korter te maken.
9. Toverhazelaar
9.1. Tanden school en sterk houden
10. Heilig dier
10.1. Schildpad
10.1.1. Symbool van de aarde
10.1.2. bescherming tegen allerlei kwade toverspreuken
11. Geloof
11.1. Eén geest
11.1.1. Grote geest = Wankan Tanka (groot wonder)
11.2. Feest van de grote geest
11.2.1. In de zomer (4 dagen lang)
11.2.1.1. Op tocht naar Heilige Berg Utah
11.2.1.1.1. Dansen voor Wankan Tanka
11.2.2. Dansen als bedenking
11.2.3. Dansen voor hulp en bescherming tegen slechte geesten en dat de goede geesten hen sterk zullen maken.
12. Beeldschrift
12.1. Beschilderen van tenten
12.1.1. Tekens voor bescherming