1.3. land altijd voor 66% in plaats van 50% bebouwd was
2. nieuwe beroepen
2.1. timmerman, bakker, smid, schilder
2.2. allemaal mensen met het zelfde beroep is een gilde
3. toenemende handel
3.1. het zorgde ervoor dat de eerste steden langzaam kwamen
3.2. de hanze zorgde er voor dat je makkelijker kon handelen met andere steden
3.3. Vanaf ongeveer 1100 is er sprake van toenemende handel
4. gilde
4.1. samenwerkende ambachtslieden van een stad en met het zelfde beroep
4.2. Zo rond 1250 waren er drie soorten gilden: Godsdienstige (de oudste) Koopmansgilden (handelaren van verschillende goederen) Ambachtsgilden (gilden gericht op één beroep. bijvoorbeeld: timmermansgilde)
4.3. meeste burgers waren ambachtslieden
4.4. alleen gilden mochten dat ambacht oefenen wat ze wouden gaan doen
5. rol van de kerk
5.1. paus had grote invloed op de samenleving
5.2. Tot in de 14e eeuw beweerde de paus dat vorsten ondergeschikt aan hem moesten zijn
6. zwarte dood
6.1. ook wel de pest
6.2. je kreeg zwarte bulten en werd dood ziek
6.3. zwarte dood in europa 1347-1351
7. 100 jaar durige oorlog
7.1. 1337-1453
7.2. meerdere oorlogen
7.3. het huis Valois en het huis Plantagenet
8. groei van steden
8.1. men wou dichter bij elkaar wonen want dat was makkelijker om te handelen
8.2. De steden worden, door de groei van de handele en toenemende rechten t.o.v. de adel een steeds belangrijkere plaats in de samenleving in
8.3. rond 1100 gaan steden langzaam groeien
9. kruistochten
9.1. ze wouden jeruzalem veroveren
9.2. christenen en moslims onderling streden om de hegemonie
9.3. In de periode 1095-1291 werden in totaal acht – sommige historici noemen er negen – kruistochten georganiseerd
