1. Leesontwikkeling
1.1. Pre-alfabetische fase (1)
1.2. Partieel alfabetische fase (2)
1.3. Volledig alfabetische fase (3)
1.4. Geconsolideerde fase (4)
2. Effectief leesonderwijs
2.1. Doelgericht
2.2. Effectief gebruik maken van de methode
2.3. Voldoende leertijd
2.4. Omgaan met verschillen
2.4.1. Divergente differentiatie: individuele leerling
2.4.2. Convergente differentiatie: hele groep
2.4.3. Drie niveaus. Hoe 'hoger', hoe intensiever de instructie.
2.5. Stimulerende leeromgeving
2.5.1. Kiezen, lezen en reageren.
2.6. Doorgaande lijn
2.6.1. Observeren
2.6.2. Toetsen
2.6.3. Warme overdracht
2.6.4. Leerlingsvolgsysteem (LVS)
2.7. Continuüm van zorg
2.7.1. Niveau 1: basisarrangement
2.7.2. Niveau 2: intensief arrangement
2.7.3. Niveau 3: zeer intensief arrangement
2.7.4. Niveau 4: diagnostiek en behandeling in zorginsituut
3. Signalering en onderzoek
3.1. Geletterdheid
3.1.1. Ontluikende geletterdheid (voorschoolse periode)
3.1.1.1. Spreken en luisteren, oriëntatie op boeken en verhalen.
3.1.2. Beginnende geletterdheid (kleuterjaren)
3.1.2.1. Eerst taalbewustzijn en letterkennis, daarna aanvankelijk lezen.
3.1.3. Gevorderde geletterheid
3.1.3.1. Automatisering
3.2. Risicofactoren
3.2.1. Dyslexie in de familie
3.2.2. Vertraagde spraak-/taalontwikkeling
3.2.3. Beperkt geletterde thuisomgeving
3.2.4. Nederlands als tweede taal
3.2.5. Hoorproblemen
3.2.6. Automatiseringsproblemen
3.3. Beginnende geletterdheid en TOS
3.3.1. Zwakke fonologische vaardigheden
3.3.2. Klank-tekenkoppeling
3.3.3. Zwak korte termijn geheugen
3.3.4. Kleine woordenschat
4. Voorschotbenadering
4.1. Effectieve begeleiding voor risicokleuters
4.1.1. Fase 1: identificatie van klaken/letters
4.1.1.1. 6-10 letters
4.1.1.2. Herkennen in een korte tekst
4.1.2. Fase 2: Manipulatie van klanken/letters
4.1.2.1. Fonemisch bewustzijn
4.1.2.2. Visuele ondersteuning door letters & kaartjes
4.1.2.3. Invented spelling
4.1.3. Fase 3: klank-letterkoppelingen aanleren
4.1.3.1. Inslijpen relatie tussen letter en klank middels schrijven
4.1.3.2. Multisensoriële benadering
4.1.3.2.1. Visueel - Auditief - Kinesthetisch - Tactiel
4.2. Basisprincipes
4.2.1. Instructie
4.2.1.1. Kortdurende intensieve instructie voor risico-kleuters
4.2.1.2. Hoogfrequent en kortdurend: min. 3 keer p/w.
4.2.1.3. Extra instructie in kleine groep van max. 6 keuters
4.2.2. Aansluiten bij onderwijs in de groep
4.2.3. Emotionele betrokkenheid
4.2.3.1. Letters van eigen naam
4.2.3.2. Emotionele woorden (mama/papa)
4.2.4. Tempo van traagste leerders volgen
4.2.5. Letters en klanken samen aanbieden en opschrijven
4.2.6. Model staan en ondersteunen
4.2.7. Begrijpend lezen en luisteren
4.2.7.1. Voorlezen > woordenschatontwikkeling
5. Begrijpend lezen
5.1. Belangrijke factoren
5.1.1. Technische leesvaardigheid
5.1.2. Woordkennis
5.1.3. Monitoring
5.1.4. Kennis van verhaal- en tekststructuren
5.1.5. Kennis van de wereld (achtergrondkennis)
5.2. Leesbegrip
5.2.1. Decoderen en vloeiendheid
5.2.2. Ervarings- en taalbasis
5.2.3. Leesmotivatie en hoeveelheid
5.2.4. Tekstkwaliteit
5.2.5. Actief denken
5.3. Interventies
5.3.1. Bouw!
5.3.2. Connect
6. Passend onderwijs
6.1. Speciaalonderwijs cluster 2
6.1.1. Ernstige TOS
6.1.2. Ondersteuningsbehoefte leerling door ambulant begeleider
6.2. Regulier onderwijs
6.2.1. Samenwerking met externen
6.2.2. Ondersteuning en faciliteiten
6.2.3. Professionalisering
6.2.4. Competenties en self-efficacy
6.2.5. Effectief onderwijs en effectieve interventies