1. Het bestuur
1.1. 1 leider
1.1.1. de koning
1.1.1.1. Karel de Grote
1.1.1.1.1. 8ste eeuw
1.1.1.1.2. groot Europees rijk
1.1.1.1.3. werd keizer
1.1.1.1.4. hulp nodig voor het bestuur
1.1.1.1.5. leenheer
1.1.2. eigenaar van alle gronden
1.1.2.1. zelf houden
1.1.2.2. verhuren / pachten
2. burchten en kastelen
2.1. WAAROM?
2.1.1. Na de Romeinse tijd veel oorlogen
2.2. bescherming nodig voor het volk
2.2.1. WAAR?
2.2.1.1. in de buurt van water
2.2.1.2. goed uitzicht
2.2.1.2.1. op een heuvel
2.2.1.3. gracht errond
2.2.1.4. met vruchtbare grond
2.2.2. 1ste
2.2.2.1. mottetoren
2.2.2.1.1. versterkte toren
2.2.2.1.2. op een heuvel
2.2.3. 2de
2.2.3.1. uitbreiding rond de toren
2.2.3.2. omheining errond
2.2.3.3. eerst hout, daarna steen
2.2.3.4. gracht errond
2.2.3.4.1. rivier in de buurt
2.2.3.5. ijzeren valhek
2.2.4. 3de
2.2.4.1. stenen burcht
2.2.4.2. gebouwen errond
2.2.4.3. stenen omwalling
2.2.4.3.1. kantelen
2.2.4.3.2. torentjes
3. De ridders
3.1. = soldaten die te paard vechten
3.2. kleding
3.2.1. wattenhemd
3.2.2. maliënkolder
3.2.3. metalen platen = harnas
3.3. wapenschild
3.3.1. 5 kleuren
3.3.1.1. paard gekleed in zelfde kleuren
3.3.2. tekeningen
3.3.3. om mekaar te herkennen
3.3.4. per familie gekozen
3.4. van adel zijn
3.4.1. 0 tot 7 jaar
3.4.1.1. op kasteel van papa
3.4.2. 7 jaar
3.4.2.1. naar groter kasteel
3.4.2.2. page worden
3.4.2.2.1. = leren om ridder te worden
3.4.3. 14 jaar
3.4.3.1. schildknaap
3.4.3.1.1. = hulpje van ridder
3.4.4. 18 jaar
3.4.4.1. ridder
3.4.4.1.1. je wordt tot ridder geslagen
3.4.4.1.2. riddercode afleggen
4. 500 tot 1500
5. Vrije tijd
5.1. rijk
5.1.1. feesten op het kasteel
5.1.2. handwerk
5.1.3. troubadour
5.1.3.1. zanger op het kasteel
5.1.4. hofnar
5.1.4.1. clown
5.1.5. op jacht gaan
5.1.6. bordspelen, schaken, dobbelen
5.2. arm
5.2.1. hard werken
5.2.2. stropen
5.2.2.1. gaan jagen
5.2.2.2. verboden
5.2.3. kermissen en bruiloften
5.2.3.1. dansen
5.2.4. kinderspelen
5.2.4.1. bikkelen, hinkelen, haasje over,...