1. vriendschappelijke communicatie
1.1. geen sprake van een doel, gevoelens staan centraal
2. professionele communicatie
2.1. realiseren van een duidelijk doel
3. referentiekader van de verpleegkundige
3.1. algemene samenhang van alle factoren van een persoon, belangrijk voor het kunnen interpreteren van de signalen
3.2. waarden/normen
3.2.1. persoonlijke normen, behoeften en kennis en ervaring spelen hier een grote rol in
4. referentiekader van de patient
4.1. onervarenheid
4.1.1. het aangeven van belevingen van zijn gezondheidsproblematiek en wat dit voor hem betekent
4.2. ervarenheid
4.2.1. hospitalisatie: ander gedrag vertonen door langdurige zorg
4.3. ethische dilemma´s
4.3.1. referentiekaders verschillen, het inlevingsvermogen is moeilijker
5. aandachtgevend gedrag
5.1. kwaliteit van leven en zorg
5.1.1. oogcontact
5.1.2. lichaamshouding
5.1.2.1. niveauverschil
5.1.3. stiltes
5.1.3.1. functioneel of niet?
5.1.4. kleine verbale aanmoedingingen
5.1.4.1. korte reactie op verhaal
6. reflecteren van gevoelens
6.1. gevoelsniveau
7. afdelingscultuur
7.1. regelt het gedrag en de manier van handelen van de individuele verpleegkundige volgends de heersende groepswaarden- en normen
8. parafraseren van de inhoud
8.1. korte samenvatting in eigen woorden op inhoudsniveau
9. samenvatten
9.1. de belangrijkste zaken van een gesprek weergeven
9.1.1. vóór een heel nieuw onderwerp en/of aan het einde van het gehele gesprek
10. luisteren, samenvatten en doorvragen
10.1. actief luisteren
11. proactiviteit
11.1. werkwijze verpleegkundige
11.2. belang
11.2.1. verpleegkundige
11.2.1.1. meer focus op één ding
11.2.2. patient
11.2.2.1. weet waar hij aan toe is
11.3. misverstanden voorkomen
11.3.1. werkwijze van iedereen verschilt
12. hanteren ongewenste intimiteiten
12.1. verbale uitingen
12.1.1. er iets van zeggen
12.2. non-verbale uitingen
12.2.1. zonder het te zeggen laten weten dat dit ongepast is, denk hierbij aan gezichtsuitdrukking
13. verbale communicatie
13.1. woorden en/of geluiden
14. non-verbale communicatie
14.1. lichaamshouding, bewegingen en mimiek
15. valkuilen bij communicatie
15.1. stereotiep gedrag
15.2. eerste indruk
15.3. Ad-hoc-hypothese
15.3.1. verhaal verzinnen rondom één enkele waarneming
15.4. halo- en horneffect
15.4.1. sympathiek en antipathie voor iemand hebben
16. valkuilen bij actief luisteren
16.1. toenemende deskundigheid snel een klinische blik
16.2. adviezen of oplossingen
16.3. niet genoeg luisteren
16.4. eigen emoties
17. vragenstellen
17.1. open vragen
17.2. gesloten vragen
17.2.1. ja/nee vragen voor feitelijk antwoord
17.3. doorvragen/ explorerende vragen
17.3.1. gesprek op gang houden en om te intensiveren
17.4. waarom vragen
17.4.1. geen doorvraag
17.4.1.1. kies waardoor
17.5. suggestieve vragen
17.5.1. vragen vanuit eigen referentiekader
17.5.1.1. stel deze vragen op neutrale toon
17.5.1.2. voorbeeld: U heeft vast veel pijn
18. metacommunicatie
18.1. vaststellen van de procedures
18.2. verduidelijken situatie
18.3. regelen op rationeel niveau
18.3.1. misverstanden op orde stellen
19. assertiviteit en feedback
19.1. subassertief gedrag
19.1.1. te ver doorgaan op dienstbare opstelling en hierdoor niet meer normaal kunnen handelen
19.2. agressief gedrag
19.2.1. primaire reactie op stress
19.3. feedback
19.3.1. positief/negatief
19.3.1.1. veranderbaar gedrag
19.3.2. geven van feedback
19.3.2.1. benoem het gedrag, omschrijf het gevoel, omschrijf het gevolg, omschrijf het gewenste gedrag
19.3.3. ontvangen van feedback
19.3.3.1. actief luisteren, toelichting vragen, bedanken