scheikunde conceptmap

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
scheikunde conceptmap Door Mind Map: scheikunde conceptmap

1. stoffen

1.1. moleculen

1.1.1. molecuulbindingen

1.1.1.1. Van der Waalsbindingen

1.1.1.1.1. aantrekkingskracht tussen moleculen

1.1.1.2. dipooldipoolbindingen

1.1.1.2.1. waterstofbruggen

1.1.1.3. kookpunt

1.1.1.3.1. molecuulbindingen breken

1.1.2. atoombindingen

1.1.2.1. polair, de elektronen van de atoombinding verdelen zich over de elektronen. De ene atoom krijg meer elektronen dan het andere atoom

1.1.2.1.1. elektronegativiteit tussen 0,4 en 1,7

1.1.2.1.2. de atomen die de kleine lading krijgen heet partiële lading

1.1.3. moleculaire stoffen

1.2. atomen

1.2.1. neutronen

1.2.1.1. lading neutraal

1.2.2. protonen

1.2.2.1. lading +1

1.2.3. elektronen

1.2.3.1. elektronenwolk, de elektronen vormen samen een elektronenwolk rond de kern

1.2.3.1.1. elektronenschillen

1.2.3.2. edelgasconfiguratie

1.2.3.2.1. octeregel

1.2.3.3. lading -1

1.2.4. covalentie

1.2.4.1. de hoeveelheid bindingen die een atoom aan kan

1.2.5. atoommodel

1.2.5.1. van Bohr

1.2.5.1.1. elektronen verspreiden zich in schillen rond de kern. De schillen bevatten een bepaald aantal elektronen. de verdeling van de elektronen over de schillen heet elektronenenconfiguratie

1.2.5.2. van Rutherford

1.2.5.2.1. een atoom bestaat uit een kleine kern met daarin neutronen en protonen en een kleine elektronen wolk van elektronen

1.2.6. negatief

1.2.7. positief

2. zouten

2.1. chemische verbindingen tussen positieve en negatieve ionen

2.1.1. sterke ionbinding = hoog smeltpunt

2.2. combinatie van metalen en niet-metalen

2.3. slecht oplosbaar

2.3.1. neerslag

2.4. goed oplosbaar

3. metalen

3.1. alkalimetalen

3.1.1. groep 1

3.2. aardalkalimetalen

3.2.1. groep 2

3.3. overgangsmetalen

3.3.1. groep 3 t/m 12

3.4. hoofdgroepmetalen

3.4.1. groep 13 t/m 16

3.5. de atomen staan gemakkelijk elektronen af

4. niet-metalen

4.1. de atomen staan niet gemakkelijk elektronen af

4.2. hoge elektronegativiteit

4.3. streeft naar edelgasconfiguratie

4.3.1. evenveel valentie-elektronen als een edelgas (2 voor helium en 8 voor alle andere edelgassen)

5. zuren

5.1. zwakke zuren

5.1.1. geeft slechts een deel van zijn H+ ionen af

5.2. sterke zuren

5.2.1. geeft al zijn H+ ionen af

5.2.1.1. aflopende reactie

5.2.2. sterke zuren in water worden altijd genoteerd als H3O+ en het zuurrestion!

5.3. eenwaardige zuren

5.3.1. zuren die 1 H+-ion per molecuul kunnen afstaan

5.4. tweewaardige zuren

5.4.1. zuren die 2 H+-ionen per molecuul kunnen afstaan

5.5. driewaardige zuren

5.5.1. zuren die 3 H+-ionen per molecuul kunnen afstaan

5.6. pH

5.6.1. pH = -log[H3O+]

5.6.2. [H3O+] = 10^-pH

5.6.3. pH + pOH = 14

5.6.3.1. waterconstante

6. zuurgraad (pH)

6.1. een oplossing met een pH < 7

6.1.1. zure oplossing

6.2. en oplossing met een pH = 7

6.2.1. neutrale oplossing

6.3. een oplossing met een pH > 7

6.3.1. basische oplossing

7. pH

7.1. zuur-base-indicator

7.1.1. organische zuren of basen waarvan de zure en de basische vorm een andere kleur heeft

7.1.2. universeelindicator kan een scala van kleuren aannemen, afhankelijk van de pH

8. basen

8.1. protonacceptor

8.1.1. kan een proton (H+) opnemen

8.2. zwakke basen

8.2.1. splitst gedeeltelijk in ionen

8.3. sterke basen

8.4. pOH

8.4.1. pOH + pH = 14

9. scheidingsmethoden

9.1. filtreren

9.1.1. verschil in deeltjesgrootte

9.1.1.1. residu

9.1.1.1.1. achterblijvende vaste deeltjes

9.1.1.2. filtraat

9.1.1.2.1. vloeistof dat door het filter stroomt

9.2. indampen

9.2.1. verschil in kookpunt

9.2.1.1. zout scheiden uit water

9.2.1.2. vaste stof en vloeistof

9.3. destilleren

9.3.1. verschil in kookpunt

9.3.1.1. 2 vloeistoffen

9.3.1.1.1. juiste alcoholpercentage

9.4. extraheren

9.4.1. verschil in oplosbaarheid

9.4.1.1. extractiemiddel

9.4.1.2. vaste stoffen

9.5. adsorberen

9.5.1. verschil in aanhechtingsvermogen

9.5.1.1. vast oppervlak

9.5.1.2. gas- en vloeistofmengels

9.6. bezinken

9.6.1. verschil in dichtheid

9.6.1.1. vloeistof en vaste stof

9.6.1.1.1. vaste stof zakt naar beneden

9.6.1.1.2. vloeistof -> suspentie -> neerslag

9.6.2. centrifugeren

9.6.2.1. versnelde vorm bezinken

9.6.2.1.1. centrifuge

9.7. chromatografie

9.7.1. papierchromatografie

9.7.1.1. stoffen uit mengsel bepalen

9.7.1.1.1. mobiele fase

9.7.1.1.2. stationaire fase

9.7.1.2. eindresultaat: chromatogram

9.7.1.3. rf-waarde: fgelegde weg van bepaalde stof / afgelegde weg van de loopvloeistof (het vloeistoffront)

9.7.2. dunnelaagchromatografie

9.7.2.1. bijna hetzelfde als papierchromatografie

9.7.2.1.1. i.p.v. papier gebruikgemaakt van een verharde ondergrond met een extra adsorberend laagje

9.7.3. gaschromatografie

9.7.3.1. basis van kookpunt

9.7.3.2. oplosbaarheid in de mobiele fase

9.7.3.2.1. draaggas

9.7.3.3. aanhechtingsvermogen aan de stationaire fase.

9.7.3.3.1. detector

9.7.4. kolomchromatografie

9.7.4.1. oplosmiddel

9.7.4.1.1. verschil in affiniteit

10. reacties

10.1. snelheid

10.1.1. soort stof

10.1.2. temperatuur

10.1.3. concentratie van de reagerende stoffen

10.1.4. verdelingsgraad

10.1.5. katalysator

10.1.5.1. verlaagd activeringsenergie

11. redoxreacties

11.1. elektronenoverdracht

11.2. reactie tussen reductor en oxidator

11.2.1. 2 halfreacties & 1 totaalreactie

11.2.2. ladingen gelijk

12. stofeigenschappen en molecuulbouw

12.1. additiereacties

12.1.1. dubbele binding wordt enkele binding

12.1.1.1. twee nieuwe groepen of atomen worden aan het molecuul gebonden

12.1.2. radicaalmechanisme

12.1.2.1. Stap 1: Initiatie Stap 2:Propagatie Stap 3:Terminatie

12.1.3. ionair mechanisme

12.1.3.1. nucleofiele deeltjes gaan reacties aan met elektrofiele deeltjes.

12.1.4. 1,2- en 1,4-additie

12.2. substitutiereacties

12.2.1. atoom of een groep aan een molecuul wordt vervangen door een ander atoom of een andere groep

12.3. Lewisstructuren

12.3.1. structuurformule met alle valentie-elektronen

12.3.1.1. Stap 1: Bepaal het aantal valentie-elektronen met behulp van Binas tabel 99. Stap 2: Bereken hoeveel elektronen nodig zijn om alle atomen te laten voldoen aan de octetregel. Stap 3: Bereken hoeveel elektronen je tekort komt. Stap 4: Deel elektronen die je tekort komt om te voldoen aan de octetregel, krijgen de atomen door elektronen te delen. Die elektronen vormen de bindende elektronenparen. Stap 5: Bereken hoeveel niet-bindende elektronenparen overblijven. Stap 6:Teken nu de lewisstructuur zodanig dat alle atomen voldoen aan de octetregel.

12.3.1.2. rekening houden met de lading

12.3.1.3. formele lading

12.3.1.3.1. de lading van een atoom in een samengesteld ion.

12.3.2. VSEPR-methode

12.3.2.1. bepalen van de ruimtelijke bouw

12.3.3. mesomerie

12.3.3.1. een binding met meerdere lewisstructuren

12.3.3.1.1. mesomere grensstructuren

12.4. Cis-trans-isomerie

12.4.1. cis: treedt op bij moleculen met een dubbele koolstof-koolstofbinding. Aan elk koolstofatoom van de dubbele binding moeten dan wel twee verschillende groepen zitten.

12.4.2. trans: de grootste groepen zitten aan dezelfde kant van de dubbele binding.

12.5. spiegelbeeldisomerie

12.5.1. Moleculen waarvan het spiegelbeeld niet identiek is aan het oorspronkelijke molecuul

12.5.1.1. asymmetrisch C-atoom

12.5.1.1.1. een C-atoom waar vier verschillende groepen aan gebonden zijn

13. zuivere stof: bestaat uit 1 soort van moleculen of atomen

13.1. smeltpunt en kookpunt

14. reacties

14.1. endotherm

14.1.1. er wordt energie gebruikt voor de reactie

14.2. exotherm

14.2.1. er komt energie vrij bij de reactie

15. mol

15.1. molaire massa

15.2. een eenheid

15.3. aantal deeltjes

15.4. uitgedrukt in u

16. mengsels

16.1. heterogeen

16.1.1. emulsie

16.1.1.1. mengsel van twee niet-mengbare vloeistoffen

16.1.2. suspensie

16.1.2.1. vloeistof met daarin zwevende fijne vaste deeltjes

16.2. homogeen

16.2.1. oplossingen

17. duurzaamheid

17.1. fosiele brandstoffen

17.1.1. steenkool

17.1.2. aardgas

17.1.3. aardolie

17.1.4. verbrandingswarmte

17.1.4.1. hoeveel energie die vrijkomt bij verbranding van één m3 of één kg van een brandstof bij bepaalde druk en temperatuur

17.2. biobrandstoffen

17.2.1. biomassa

17.2.1.1. = materiaal van organische oorsprong afkomstig van bijvoorbeeld bomen en planten

17.2.1.2. eerste generatie

17.2.1.2.1. voedselgewassen

17.2.1.3. tweede generatie

17.2.1.3.1. organisch afval

17.2.1.3.2. speciaal gekweekte planten

17.3. duurzame ontwikkeling

17.3.1. = een ontwikkeling die tegemoet komt aan de behoeften van huidige generaties zon

17.3.2. rekening houden met milieu, economie en sociale omstandigheden bij de productie

17.4. evenwichten

17.4.1. twee tegengesteld verlopende reacties hebben dezelfde snelheid

17.4.2. homogeen of heterogeen

17.4.3. evenwichtstoestand -> concentratiebreuk constant

17.4.3.1. evenwichtsconstante K

17.4.3.1.1. veranderd bij verandering van temperatuur

17.5. verandering stoffen van mengsels veranderd als:

17.5.1. concentratie van 1 vd stoffen veranderd

17.5.2. volumeverkleining / volumevergroting

18. analysetechnieken en onderzoek

18.1. elektromagnetische straling

18.1.1. lichtsnelheid

18.1.1.1. omgekeerd evenredig met de energie van de fotonen

18.1.2. golflengte

18.1.3. fotonen

18.1.3.1. energiepakketjes

18.2. fotochemie

18.2.1. reacties die mogelijk zijn door

18.3. IR-spectrofotometrie

18.3.1. buig- en strekvibraties

18.3.2. structuur van moleculen

18.4. analyse met colorimetrie

18.4.1. licht en uv-straling

18.4.1.1. transmissie / extinctie

18.5. spectrofotometer

18.6. massaspectrum

19. Systematische naamgeving

19.1. karakteristieke groepen

19.1.1. halogeenverbindingen

19.1.1.1. altijd een zijgroep

19.1.1.2. als de zijgroep Cl aan het molecuul is dan heet de zijgroep chloor-

19.1.2. ethers

19.1.2.1. -C-O-C- groep

19.1.3. alcoholen

19.1.3.1. koolstof verbinding waarin een -OH groep (hydroxylgroep) als groep voorkomt

19.1.3.2. achtervoegsel -ol

19.1.3.3. voorvoegsel is hydroxy-

19.1.4. Fenolen

19.1.4.1. -OH groep als karakteristieke groep direct gebonden is met een benzeenring

19.1.4.2. achtervoegsel -ol

19.1.4.3. voorvoegsel hydroxy-

19.1.5. aldehyden

19.1.5.1. achtervoegsel -al

19.1.5.2. Niet de hoofdgroep? -> voorvoegsel -oxo

19.1.5.3. -C=O groep

19.1.6. ketonen

19.1.6.1. achtervoegsel -on

19.1.6.2. Niet de hoofdgroep? -> voorvoegsel -oxo

19.1.6.3. -C=O groep

19.1.7. carbonzuren

19.1.7.1. achtervoegsel - zuur

19.1.7.2. -COOH groep

19.1.8. Aminen

19.1.8.1. NH2 groep

19.1.8.2. is het de hoofdgroep? -> achtervoegsel - amine

19.1.8.3. voorvoegsel is -amino

19.1.9. Aminozuren

19.1.9.1. zowel amino- als een zuurgroep in het molecuul

19.1.10. Esters

19.1.10.1. -COOC- groep

19.2. stappenplan

19.2.1. 1. zoek de hoofdketen: langste onvertakte keten

19.2.2. 2. Beslis de zij-groepen

19.2.3. 3. Pak tabel 66D in de binas en kijk welke naam de hoofdketen heeft

19.2.4. 4. Benoem de uitgang (-aan, -een, -yn

19.2.5. 5. Benoem de zij-groepen (voor- of achtervoegsel)

19.2.6. 6. Bepaal de plaats van de zij-groep -> houdt de nummering zo laag mogelijk

19.3. telwoorden

19.3.1. mono = een

19.3.2. di = twee

19.3.3. tri = drie

19.3.4. terts = vier

19.3.5. penta = vijf

20. kunststoffen

20.1. thermoharders

20.1.1. netwerkpolymeren

20.1.1.1. crosslinks

20.1.2. blijven hard bij verwarmen

20.1.3. niet flexibel

20.2. thermoplasten

20.2.1. bestaan uit losse ketens

20.2.1.1. flexibiliteit afhankelijk van:

20.2.1.1.1. de grootte van de zijketens van het polymeermolecuul

20.2.1.1.2. de polymerisatiegraad

20.2.1.1.3. de aanwezigheid van weekmakers

20.3. estervorming

20.4. polymeren

20.4.1. additiepolymerisatie

20.4.2. condensatiepolymerisatie

20.4.2.1. 2 moleculen

20.4.2.1.1. 1 groot molecuul en 1 klein molecuul

20.5. monomeren

21. chemie van het leven

21.1. DNA

21.1.1. chromosoom

21.1.2. twee nucleotideketens

21.1.2.1. Adenine & Thymine

21.1.2.2. Guanine & Cytosine

21.1.2.3. 2 losse ketens

21.2. koolhydraten

21.2.1. = energiebron

21.2.2. CnH2mOm

21.2.2.1. zonlicht

21.2.3. disachariden

21.2.3.1. 2 monosacharide-eenheden

21.2.3.1.1. C12H22O11

21.3. polysachariden

21.3.1. cellulose

21.3.1.1. bestaat uit β-D-glucose-eenheden

21.3.2. zetmeel

21.3.3. glycogeen

21.3.3.1. bestaat uit α-D-glucose eenheden

21.4. vetten

21.4.1. triglyceriden

21.4.1.1. olie

21.5. eiwitten

21.5.1. aminozuren

21.5.1.1. dipeptiden, tripeptiden, tetrapeptiden en uiteindelijk polypeptiden

21.5.2. synthese

21.5.2.1. RNA-kopie

21.5.2.1.1. methionine