Doorgeven van DNA tijdens celdelingen.

Laten we beginnen. Het is Gratis
of registreren met je e-mailadres
Doorgeven van DNA tijdens celdelingen. Door Mind Map: Doorgeven van DNA tijdens celdelingen.

1. MITOSEDELINGEN

1.1. Profase

1.1.1. Chromosomen worden zichtbaar.

1.1.2. Kernmembraan verdwijnt.

1.1.3. 2 paar centriolen (2 polen)

1.1.3.1. Microtubuli

1.1.3.2. Trekdraden

1.2. Metafase

1.2.1. Spoelfiguur is gevormd:

1.2.1.1. Spoeldraden of trekdraden

1.2.1.2. Twee polen

1.2.2. Chromosomen liggen naast elkaar op het evenaarsvlak.

1.2.2.1. Hangt vast met kinetochoor aan spoeldraad.

1.3. Anafase

1.3.1. Spoeldraden verkorten.

1.3.2. Chromosoom valt uiteen in twee identieke chromatiden.

1.3.3. Chromatiden worden aan hun centromeer naar de pool getrokken.

1.4. Telofase

1.4.1. Chromatiden vormen een kluwen van draden.

1.4.2. Insnoering van de celmembraan.

1.4.3. Twee kernmembranen.

1.5. Cytokinese

1.5.1. Verdeling cytoplasma

1.5.2. Twee nieuwe dochtercellen, identiek aan de moedercel.

2. FUNCTIE MITOSE

2.1. Ontwikkeling groei + zichzelf

2.2. Na bevruchting --> talloze delingen --> uitgroeien tot meercilligen

2.3. In stand houden vh organisme (beperkte levensduur --> vervanging°

2.4. Herstellen van weefsels (bv gevallen)

2.5. Ongeslachtelijke voorplanting (bacteriën)

3. BEÏNVLOEDENDE FACTOREN

3.1. Straling

3.1.1. UV straling --> ongecontroleerde groei huidcellen --> huidkanker

3.1.2. Röntgenstraling

3.2. Chemische signalen

3.2.1. Hormoon

3.2.1.1. Groeihormonen

3.2.1.1.1. Stimulatie = reuzegroei

3.2.1.1.2. Vermindering = dwerggroei

4. MITOSEREMMERS

4.1. Geneesmiddelen die inwerken op celcyclus:

4.1.1. Blokkeren in S-fase

4.1.1.1. DNA-replicatie verdubbeld niet = celdeling kan niet plaatsvinden

4.1.2. Blokkeren in metafase

4.1.2.1. Colchicine (chemische stof met chemische signalen)

4.1.2.2. Stilleggen opbouw spoelfiguur, zonder spoelfiguur = geen mitosedelingen mogelijk

4.2. Ook andere lichaamscellen worden aangetast…

5. Gebrek aan binding tussen kankercellen

6. BOUW CHROMOSOOM

6.1. 2 zusterchromatiden -> bij elkaar door centromeer

6.2. ≠ soort erfelijke kenmerken, niet exact; bv. oogkleur, haarkleur

6.3. HOMOLOGE chomosomen

6.3.1. Per paar 1 homologe tegenhanger

6.4. IN lichaamscellen

6.4.1. Dubbel stel chroms. = 46

6.4.2. Diploïd = 2n

6.5. IN voortplantingcellen

6.5.1. Enkel stel chroms. = 23

6.5.2. Haploïd = n

7. KANKER

7.1. Tumor = ongecontroleerde groei van cellen met beschadigd DNA

7.1.1. Goedaardig: gevormde cellen dringen omliggend weefsel niet binnen

7.1.2. Kwaadaardig: gevormde cellen dringen omliggend weefsel wel binnen

7.2. Foute celdifferentiatie + omliggend weefsel gaat wijzigen/niet meer optimaal werken

7.3. Chemotherapie

7.3.1. Geen celdeling meer mogelijk

8. STAMCELLEN

8.1. Stamcel: alle cel differentiatie is mogelijk (omvormen tot eender welk cel die je dan nodig hebt op dat moment) Waar? beenmerg

8.1.1. Individu

8.1.2. Alle weefseltype

8.1.3. Vernieuwing volledig

8.1.4. Vernieuwing celtype

9. CYCLISCH PROCES

9.1. Interfase

9.1.1. G1-fase: (9h)

9.1.1.1. Cel neemt toe in massa

9.1.2. S-fase: (10h)

9.1.2.1. DNA-replicatie

9.1.3. G2-fase: (2h)

9.1.3.1. Controle van DNA-replicatie

9.1.3.2. Voorbereiding op mitosedeling

9.1.3.2.1. Centriolen

9.1.3.2.2. Histonen

9.2. Mitosedeling: (1h)

9.2.1. De cel en haar kernmateriaal verdeelt zich in twee aparte cellen.

9.3. Interfase…