WOORDVORMING

1. SAMENSTELLING

1.1. SUBSTANTIVISCHE

1.1.1. zn + zn

1.1.2. bloempot

1.2. VERBALE

1.2.1. bn/vz/zn + ww

1.2.2. ademhalen

1.3. ADJECTIVISCHE

1.3.1. bijw./bn/zn/vz + bn

1.3.1.1. INTENSIVERENDE

1.3.1.1.1. wereldberoemd

2. AFLEIDING

2.1. RECHTSTREEKSE

2.1.1. wijziging van grondwoord

2.1.2. spreuk = van spreken

2.2. AFFIX

2.2.1. toevoeging woorddeeltje aan grondwoord

2.2.1.1. PREFIX (= voorvoegsel)

2.2.1.1.1. wanklank

2.2.1.2. SUFFIX (=achtervoegsel)

2.2.1.2.1. liefje

3. FLEXIE

3.1. VERVOEGING

3.1.1. ww

3.2. VERBUIGINGEN

3.2.1. bn/zn