17 Motiveren, 18 Vragen stellen, 19 Groepsklimaat, 20 Orde houden
Door kim van den heuvel
1. 20. Orde
1.1. Orde en verstoring: Orde hangt samen met de leeractiviteit, Orde hangt samen met het lesdoel.
2. 17. Grondhouding
2.1. Gebruik je eigen motivatie als model
2.2. Toon belangstelling
2.3. Stimuleer de leerling in wat hij goed kan
2.4. Zorg voor werderkeering
3. 17. Postitief leerklimaat
3.1. Wijzen op wat wel gelukt is
3.2. Scoren wat er goed is
3.3. Neutraal zijn bij een fout antwoord, postief zijn bij een goed antwoord
4. 17. Een notatievorm gebruiken uit een eerdere leerfase
4.1. Notatie is een manier van noteren. Daardoor kan een leerling een gevoel krijgn dat de opdracht veel gemakkelijker is dan hij dacht.
5. 18. Open en gesloten vragen
5.1. Bij openvragen krijgen de leerlingen de kans om te praten. Bij gesloten vragen is het een Ja/Nee antwoord.
6. 18. Convergeten en divergente vragen
6.1. Convergente vragen leiden tot een antwoord dat gaat over de behandelde stof. Divergente vragen zijn uiteenlopend, Deze vragen nodigen uit om creatief te denken, oplossingen te verzinnen. Hierbij zijn diverse antwoorden mogelijk.
7. 20. Orde en onderwijsstijl
7.1. De leerstofgerichte onderwijsstijl ( De leerstof staat voorop en de leerling daarna)
7.2. Pedagogisch gerichte onderwijsstijl ( Probeert de leerstof op de leerling af te stemmen)
8. 20. Ernstige orde verstoringen
8.1. Gedragsproblemen. Kan hinderlijk zijn voor de leerlingen de leraar en onderwijsassistent. Ernstig verstorend gedrag kap je direct af.
9. 18. Reproductieve vragen en productieven vragen
9.1. Reproductieve vragen leiden tot een van te voren vastaand antwoord. Productieve vragen zijn geschikt als je de leerlingen wilt activeren om samen of individueel over een onderwerp na te laten denken.
10. 18. Evaluatie vragen
10.1. Verwacht een antwoord over hoe iets is gegaan. Deze vragen kunnen over een mening of proces gaan. Je gebruikt deze vragen ook tijden een evaluatie van je activiteit.
11. 19. Wat is een goed groepsklimaat
11.1. Dit is een klimaat waar goed gewerkt wordt, de leerlingen op hun gemakt zijn en gewaardeerd voelen, de leerlingen zelf een positieve bijdrage willen leveren aan de gang van zaken.
12. 19.3 Activiteiten en sfeer
12.1. Liedjes, Spelletjes, Verhaaltjes, Positief gedrag stimuleren tussen de leerlingen.
13. 19.4 Verschillende soorten interventies
13.1. Preventieve en curatieve interventies
13.1.1. Deze grijpen in om de situatie te veranderen. Het voor komen van een situatie. (pre) Curatief is het oplossen van de situatie. verschillende technieken: Richten op de klimaat van de klas. Postieve aandacht schenken